Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de Combinatie van Friso Civiel B.V., Heuvelman Ibis West B.V. en Sterk Heiwerken B.V. tegen het Havenbedrijf Amsterdam N.V. en Hakkers B.V. De Combinatie had deelgenomen aan een openbare Europese aanbesteding voor het project 'Kade Hoogtij', maar haar inschrijving was ongeldig verklaard door het Havenbedrijf. De Combinatie vorderde in kort geding dat het Havenbedrijf zou worden verboden de opdracht aan HVO te gunnen en dat haar inschrijvingen alsnog geldig zouden worden verklaard.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het Havenbedrijf de inschrijving van de Combinatie terecht ongeldig had verklaard. De Combinatie had ingeschreven met vier varianten en een besteksoplossing, maar had niet aangetoond dat de varianten minimaal gelijkwaardig waren aan de besteksoplossing. De rechter oordeelde dat de Combinatie niet had voldaan aan de eisen die in de Inschrijvingsleidraad waren gesteld, met name met betrekking tot de gelijkwaardigheid van de ingediende varianten. De rechter wees de vorderingen van de Combinatie af en veroordeelde haar in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en gelijke behandeling in aanbestedingsprocedures, en dat inschrijvers verantwoordelijk zijn voor het tijdig en adequaat aanleveren van bewijsstukken ter onderbouwing van hun inschrijvingen. De rechter concludeerde dat het Havenbedrijf in redelijkheid had kunnen eisen dat de Combinatie de gelijkwaardigheid van haar varianten voorafgaand aan het voornemen tot gunning aantoonde, en dat de ongeldigverklaring van de inschrijving gerechtvaardigd was.