ECLI:NL:RBAMS:2018:3297

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
13/650686-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hacken van online accounts van bekende Nederlanders met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 16 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een 35-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het hacken van online accounts van meerdere bekende Nederlanders. De verdachte heeft in de periode van 17 oktober 2017 tot en met 5 december 2017 opzettelijk en wederrechtelijk toegang verkregen tot de geautomatiseerde systemen van de slachtoffers door gebruik te maken van onrechtmatig verkregen wachtwoorden. Hij heeft gegevens van deze accounts overgenomen en in sommige gevallen de inloggegevens veranderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk en identiteitsfraude, waarbij hij zich voordeed als de slachtoffers. Tijdens de zitting op 2 mei 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het doorzoeken van de computer van de verdachte onrechtmatig was, maar dat dit niet leidde tot schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting, en is onderworpen aan reclasseringstoezicht. Tevens is een Apple iPhone X, die in beslag was genomen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650686-17 (Promis)
Datum uitspraak: 16 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Staal en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G. Spong en raadsvrouw mr. A.H. Tiemens naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 oktober 2017 tot en met 5 december 2017 te Houten en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
- een computer en/of I-pad, in elk geval een Facebookaccount en/of Hotmailaccount toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
- een computer en/of I-pad, in elk geval Gmailaccount en/of een Evernote account toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- een computer en/of I-pad, in elk geval een Facebookaccount en/of Hotmailaccount toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- een computer en/of een I-pad, in elk geval een Evernote account en/of een Airbnb account toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- een computer en/of een I-pad, in elk geval een Evernote account toebehorende aan [slachtoffer 5] ,
is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen wachtwoord van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] ,
en/of hij vervolgens gegevens (te weten onder meer Evernote bestanden en/of contactenlijsten vanuit Gmail en/of gegevens van (een) facebookaccount(s)),
die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk, waarin hij ,verdachte, zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen;
2.
hij in of omstreeks 12 juli 2017 tot en met 5 december 2017 te Houten en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten een Facebookaccount toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 3] en/of een e-mailaccount toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft veranderd, gewist, onbruikbaar en/of ontoegankelijk heeft gemaakt;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 5 december 2017 te Houten en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te
weten het Facebook Messenger-account en/of het e-mailadres [e-mailadres ] van [slachtoffer 1] heeft gebruikt, met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen of de identiteit van die [slachtoffer 1] te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan zijn/is ontstaan, immers heeft hij, verdachte, via Facebook Messenger en/of het e-mailadres [e-mailadres ] berichten verstuurd als ware hij, verdachte, die [slachtoffer 1] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewijsuitsluiting
4.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de resultaten afkomstig van de computer van verdachte en die zijn verkregen in het voorbereidend onderzoek, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde. Uit de processtukken blijkt niet dat er door de rechter-commissaris toestemming is gegeven tot het doorzoeken van de personal computer van verdachte. Uit het smartphone arrest dient te worden afgeleid dat indien een digitale gegevensdrager wordt onderzocht, waardoor een volledig beeld wordt verkregen (van een onderdeel) van het leven van verdachte, toestemming moet worden verkregen van de rechter commissaris tot doorzoeking. Indien dit niet is gebeurd leidt dit tot een schending van het recht op privacy, zoals neergelegd in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). In geval van schending van art. 8 EVRM, te weten in situaties waarin de overheid processuele waarborgen probeert te omzeilen, dient tevens een schending van art. 6 EVRM, het recht op een eerlijk proces, te worden aangenomen. Nu het doorzoeken van de computer van verdachte onrechtmatig was, moeten alle resultaten die op deze wijze zijn verkregen, worden uitgesloten van het bewijs.
4.1.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat bewijsuitsluiting van de resultaten verkregen door het onrechtmatig doorzoeken van de computer van verdachte niet aan de orde is. Dat sprake zou zijn van een schending van art. 8 EVRM is door de verdediging onvoldoende onderbouwd. Daarnaast is het recht van verdachte op het privéleven niet geschonden. De resultaten afkomstig van zijn computer zijn namelijk alleen gebruikt voor de vormgeving van het onderzoek.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat het doorzoeken van de computer van verdachte onrechtmatig is geweest. Het recht op eerbiediging van het privéleven als bedoeld in art. 8 EVRM is daarmee geschonden. Uit het dossier blijkt dat de rechter-commissaris alleen een machtiging heeft afgegeven voor doorzoeking van de telefoon van verdachte en niet voor doorzoeking van zijn personal computer. Dit betreft een vormverzuim in het opsporingsonderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Uit de jurisprudentie van het EVRM volgt dat een geconstateerde schending van art. 8 EVRM niet zonder meer ertoe hoeft te leiden dat in zijn geheel bezien geen sprake is geweest van een strafrechtelijke procedure zoals gewaarborgd in art. 6 EVRM. Met andere woorden, schending van art. 8 EVRM leidt niet automatisch tot schending van art. 6 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat art. 6 EVRM niet is geschonden omdat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van een bewuste schending van het recht op een eerlijk proces, temeer nu er wel toestemming is gegeven voor de doorzoeking van de telefoon van verdachte.
Bij deze stand van zaken dient de vraag te worden beantwoord welk gevolg er aan het vormverzuim moet worden verbonden. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bewijsuitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs alleen dan op zijn plaats is als het gaat om een ernstige inbreuk op een grondrecht. De rechtbank is van oordeel dat met de doorzoeking van de computer van verdachte sprake is van een beperkte schending van het privéleven van de verdachte. Met de doorzoeking van de telefoon van verdachte, waarvoor wel toestemming was verleend door de rechter-commissaris, was al een grotendeels volledig beeld verkregen van het digitale leven van verdachte. Niet is aannemelijk geworden dat met de doorzoeking van de computer van verdachte nieuwe gegevens bekend zijn geworden waaruit iets over zijn privéleven kan worden afgeleid. Verdachte heeft daardoor naar mag worden aangenomen beperkt nadeel ondervonden aan het onrechtmatig doorzoeken van zijn computer. De rechtbank zal dan ook volstaan met de constatering van het vormverzuim zonder daaraan verder gevolgen te verbinden.
4.2
Het bewijs
4.2.1
Het standpunt van het Openbaar MinisterieDe ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de stukken in het dossier.
4.2.2
Het standpunt van de verdedigingTen aanzien van feit 1 heeft de verdediging bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte daadwerkelijk gegevens heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen. Niet kan worden uitgesloten dat de gegevens van het account automatisch in de telefoon van verdachte zijn opgeslagen. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het verkrijgen van gegevens.
Dat verdachte berichten via Hotmail heeft verstuurd, volgt niet uit het dossier, zodat verdachte van dit deel van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbankIn oktober 2017 werd een opsporingsonderzoek gestart naar het binnendringen van de Facebook-, Hotmail-, Gmail-, en Evernote accounts van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Daarnaast bleken het Facebookaccount van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en het e-mailaccount van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ontoegankelijk te zijn gemaakt. Ten slotte zijn vanaf het Facebookaccount van [slachtoffer 1] , door een ander dan [slachtoffer 1] , berichten verstuurd onder haar naam.
Uit het opsporingsonderzoek bleek dat er steeds werd ingelogd op de accounts door een iPhone met de naam [naam] vanaf een IP-adres dat stond geregistreerd op het woonadres van verdachte. Hieruit rees het vermoeden dat verdachte deze accounts was binnengedrongen, ontoegankelijk had gemaakt en berichten had verzonden.
De rechtbank acht alle feiten bewezen zoals hierna in rubriek 5 is vermeld, gelet op de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat het overnemen van notities van de Evernote van [slachtoffer 5] en het overnemen van de contactenlijst van het Gmailaccount van [slachtoffer 2] kan worden bewezen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij, toen hij had ingelogd op het Gmailaccount van [slachtoffer 2] , een vinkje heeft aangekruist. De rechtbank begrijpt dat de contactenlijst van [slachtoffer 2] als gevolg van deze handeling door verdachte is overgenomen.
Verdachte heeft verklaard dat de notities afkomstig van de Evernote van [slachtoffer 5] als gevolg van het inloggen op haar account op zijn computer terecht zijn gekomen. De rechtbank vindt deze verklaring onaannemelijke gelet op het gegeven dat er meerdere bestanden op de Evernote stonden opgeslagen. Indien bij het inloggen automatisch bestanden naar de compteur van verdachte zouden worden overgeschreven, zouden alle bestanden die opgeslagen stonden op de Evernote op de computer van verdachte terug te vinden moeten zijn en niet enkel voornoemde notities. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de notities van de Evernote van [slachtoffer 5] heeft overgenomen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 17 oktober 2017 tot en met 5 december 2017 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een gedeelte van een geautomatiseerd werk, te weten
- een Facebookaccount toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- een Gmailaccount en een Evernote account toebehorende aan [slachtoffer 2] en
- een Facebookaccount toebehorende aan [slachtoffer 3] en
- een Evernote account en een Airbnb account toebehorende aan [slachtoffer 4] en
- een Evernote account toebehorende aan [slachtoffer 5] ,
is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen wachtwoord van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] ,
en hij vervolgens gegevens, te weten een Evernote bestand en een contactenlijst vanuit Gmail,
die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk, waarin hij ,verdachte, zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf heeft overgenomen;
2.
in de periode 2 november 2017 tot en met 5 december 2017 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten Facebookaccounts toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en e-mailaccounts toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , ontoegankelijk heeft gemaakt;
3.
in de periode van 1 november 2017 tot en met 5 december 2017 Nederland opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten het Facebook Messenger-account van [slachtoffer 1] heeft gebruikt, met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen en de identiteit van die [slachtoffer 1] te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan zijn ontstaan, immers heeft hij, verdachte, via Facebook Messenger berichten verstuurd als ware hij, verdachte, die [slachtoffer 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Die bijzondere voorwaarden houden in een meldplicht, een behandelverplichting, een contactverbod en een locatiegebod.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Cliënt is op 14 november 2016 door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de straf er rekening mee moet worden gehouden dat cliënt eerst aan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf wordt onderworpen.
Daarnaast blijkt uit psychiatrische rapportages die van cliënt zijn opgemaakt, dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis die verband houdt met het plegen van strafbare feiten als de onderhavige. Gelet op de inhoud van de reclasseringsrapportage en de omstandigheid dat cliënt, naar het schijnt, op korte termijn in de [kliniek] met een klinische behandeling kan beginnen, is een lagere onvoorwaardelijke straf met een groot voorwaardelijk deel op zijn plaats.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hacken van internet- en e-mailaccounts van bekende Nederlanders. Daarnaast heeft hij van sommige van die accounts de inloggegevens veranderd, bestanden overgenomen en zich voorgedaan als eigenaar van dat account tegenover contacten van die bekende Nederlanders. Verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van anderen. Met het alsmaar groeien van de invloed en de afhankelijkheid van het internet in de samenleving, is het van groot belang dat gebruikers hier veilig gebruik van kunnen maken en dat zij erop moeten en kunnen vertrouwen dat dit mogelijk is. Het internet dient daarom gevrijwaard te blijven van het zogenaamde ‘hacken’.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Vervolgens heeft de rechtbank bekeken of er in deze zaak feiten en omstandigheden zijn die oplegging van een lichtere of juist zwaardere straf rechtvaardigden.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte doelgericht te werk is gegaan. Hij heeft op internet bewust gezocht naar de inloggegevens van bekende Nederlanders en heeft vervolgens hoofdzakelijk accounts van vrouwelijke bekende Nederlands gehackt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij bekende personen heeft gehackt. Door hun status als bekende Nederlander is de privacy van deze personen beperkt en zijn zij door hun bekendheid kwetsbaarder.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met zijn strafblad. Hieruit blijkt dat hij op 14 november 2016 is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor onder andere identiteitsfraude via internet. Verdachte liep nog in zijn proeftijd. Kennelijk heeft deze gevangenisstraf en het daaraan verbonden toezicht verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsrapport van 31 mei 2017. De reclassering adviseert om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting bij De Waag, een verbod om contact te leggen met de slachtoffers in de onderhavige zaak en een locatiegebod met elektronisch toezicht.
De rechtbank zal het advies van de reclassering overnemen. Uit het Pro Justitia rapport van 14 maart 2018, opgemaakt van verdachte door psycholoog J.E.P. Kruikemeier, blijkt dat bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, ontwijkende en antisociale trekken is vastgesteld. In dit rapport wordt overwogen dat:

Ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was sprake van deze stoornis. De persoonlijkheidsstoornis heeft het gedrag van onderzochte voor een belangrijk deel beïnvloed. Gezien de hardnekkigheid van het, voor zover bewezen zal worden verklaard, strafbare gedrag van onderzochte en de snelheid waarmee hij na een eerdere langdurige detentieperiode recidiveert, wordt hert risico op recidive, wanneer onderzochte terugkeert naar huis zonder adequaat voor zijn problematiek behandeld te zijn, als hoog ingeschat.”
De rechtbank stelt vast dat het noodzakelijk is dat verdachte hulp krijgt bij het aanpakken van zijn persoonlijkheidsstoornis die ten grondslag ligt aan het plegen van strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de feiten, het strafblad en de problematiek van verdachte zal de op te leggen straf bestaan uit een gevangenisstraf waarvan een gedeelte in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd met een lange proeftijd.

9.Beslag

Onder verdachte is een Apple iPhone X in beslag genomen, zoals weergegeven op de beslaglijst.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot verbeurdverklaring van dit goed.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het goed, te weten de Apple iPhone X met goednummer 549479, vermeld op de beslaglijst behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder feiten 1, 2 en 3 bewezen geachte is begaan wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

10.10. Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 19 maart 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 09/807993-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 14 november 2016 van de rechtbank Den Haag, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 8 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op 3 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf, zijnde een gevangenisstraf van 8 maanden, te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 57, 138ab, 350a en 231b van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit1
Computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
Opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen, ontoegankelijke maken, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3
Opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enige nadeel kan ontstaan.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling laat stellen bij De Waag of een soortgelijke instelling, voor zolang de behandelaar dat, in overleg met de reclassering, noodzakelijke acht;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres. Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 17 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft betrokkene 17 uur per dag vrij te besteden. Wanneer betrokkene op doordeweekse dagen geen besteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met betrokkene en afhankelijk van zijn dagbesteding. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurdéén Apple iPhone X, goednummer 5494793, zoals is opgenomen in bijlage II bij dit vonnis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 14 november 2016, namelijk een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en J.H.J. Evers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.F. Sneeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2018.