7.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 maart 2018;
- een reclasseringsadvies van 6 april 2018 van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering Amsterdam opgesteld door D. de Vries, reclasseringswerker.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 17 april 2018 D. de Vries als deskundige gehoord.
Verdachte heeft zich – niet voor de eerste keer – schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal; een hinderlijk en veel voorkomend feit dat grote schade en overlast veroorzaakt voor de detailhandel.
Wettelijke vereisten
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan zoals omschreven in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er, zoals blijkt uit de reclasseringsrapportage, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens genoemd uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Reclasseringsrapportage
Uit de verklaring van verdachte en het over hem opgemaakte reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte ruim een jaar in Nederland is. In die periode is hij vele malen voor winkeldiefstallen veroordeeld.
De rapporteur geeft aan dat er vanuit hulpverleningsoptiek nauwelijks mogelijkheden zijn voor begeleiding binnen een strafrechtelijk juridisch kader. Dit komt door het feit dat verdachte als EU-onderdaan onvoldoende rechten heeft opgebouwd om aanspraak te kunnen maken op een adequaat hulpverleningsaanbod. Om die reden is verdachte nooit een hulpaanbod gedaan. Ook binnen de ISD-maatregel zijn de mogelijkheden beperkt, daar de interventies niet gericht zullen zijn op integratie in de Nederlandse samenleving. Een mogelijkheid is wel om te werken aan alcoholproblematiek, indien geïndiceerd.
De zachte criteria zijn volgens de rapporteur niet op verdachte van toepassing omdat hem vooralsnog geen hulpaanbod kan worden gedaan dat gericht is op toekomstperspectief in Nederland. Toezicht op bijzondere voorwaarden is geïndiceerd, maar vooralsnog niet uitvoerbaar.
Het ontbreken van werk en inkomen werkt door op vrijwel alle leefgebieden. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat er sprake is van alcoholproblematiek. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
De rapporteur geeft vervolgens geen advies in haar rapportage, maar benoemt drie opties.
Volgens de rapporteur heeft het Leger des Heils in dergelijke gevallen (te weten: het niet kunnen uitvoeren van behandeling en begeleiding) gekozen voor het beschrijven van opties, en niet voor het geven van een concreet advies.
Voorts zijn de zachte criteria volgens de rapporteur niet van toepassing in alle zaken waarin geen toezicht mogelijk is; dit is volgens haar een afspraak tussen het Openbaar Ministerie en de Reclassering.
Vrijwillig vertrek
Verdachte heeft aangevoerd dat hij graag naar Duitsland wil vertrekken. Op de vragen van de rechtbank waar hij exact heen wil, wie hij daar kent en hoe hij daar in zijn levensonderhoud zal gaan voorzien, wordt verdachte niet concreet.
Verdachte stelt naar een klein plaatsje bij [plaats (Duitsland)] te vertrekken, waar een vriend van hem woont. Hij kan naar eigen zeggen daar in de kassen gaan werken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte reeds in de zaak met parketnummer 13/684429-17 in oktober 2017 tegenover de reclasseringswerker heeft verklaard dat hij geen toekomstperspectief meer heeft in Nederland, en na zijn detentie in die zaak zal afreizen naar Duitsland. In tegenstelling tot een vertrek naar Duitsland, heeft verdachte zich na de detentie in genoemde zaak opnieuw schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal in Nederland.
Opleggen ISD-maatregel
De rechtbank zal de ISD-maatregel opleggen. In het kader van deze maatregel kan worden geprobeerd om verdachte te motiveren tot terugkeer naar Letland, zodat hij daar een bestaan kan opbouwen.
Gedurende zijn verblijf in Nederland is verdachte meermalen voor vermogensdelicten veroordeeld. Aannemelijk is dat daarbij het drinken van alcohol door verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld; verdachte verklaart immers zelf dat hij gaat stelen als hij alcohol drinkt.
Hoewel verdachte stelt dat hij zal stoppen met drinken als hij vrij komt, heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat hij, eenmaal op vrije voeten, niet in zijn oude gedrag zal terugvallen.
Verdachte heeft inmiddels meerdere gevangenisstraffen achter de rug, maar deze lijken geen blijvend effect op zijn alcoholgebruik en het daarmee samenhangende criminele gedrag te hebben gehad.
Het belang van de samenleving dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank ziet geen reden om de maatregel niet op te leggen.
Verdachte pleegt aan de lopende band winkeldiefstallen. In Nederland heeft verdachte – ook naar eigen zeggen – geen perspectief. Door taal- en financieringsproblemen is een verplicht reclasseringscontact geen optie.
Kale ISD
Ten aanzien van het standpunt van de raadsman dat oplegging van de maatregel in feite neerkomt op een gevangenisstraf, overweegt de rechtbank als volgt.
Het opleggen van de maatregel is noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive. Binnen de ISD kan gewerkt worden aan het motiveren van verdachte tot terugkeer naar Letland. Omdat verdachte geen recht heeft op sociale voorzieningen in Nederland en van een noodzaak tot en mogelijkheden van resocialisatie in de Nederlandse samenleving geen sprake is, zal de ISD-maatregel geen extramurale fase kennen, zoals bij Nederlanders wel het geval is. Om die reden zal de rechtbank, met het oog op de eisen van proportionaliteit, de duur van de maatregel beperken tot 1 jaar.
De tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, zal de rechtbank niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.