Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) hem een stok had gegeven, voor het geval ze het niet met aangever eens zouden worden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij dat verhoor in de war was, omdat het allemaal zo snel was gegaan, maar dit acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze verklaring is immers drie dagen na het incident, naar moet worden aangenomen: in alle rust, afgelegd. Nu de verklaringen van [slachtoffer] en [naam 2] op dit punt overeenkomen met de verklaring van verdachte bij de politie ziet de rechtbank geen aanleiding deze wegens ongeloofwaardigheid uit te sluiten van het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
de rechtbank begrijpt: de Audi van verdachte) het slachtoffer drie à vier keer sloeg’. Verdachte heeft bij de politie op 14 november 2016 verklaard dat hij iemand heeft geslagen en [slachtoffer] een trap heeft gegeven. Het geven van de trap is ook op de camerabeelden te zien.
4.Bewezenverklaring
5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte
culpa in causa).
6.Motivering van de straffen en maatregelen
7.Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht (in totaal 14 dagen), bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag. Het totaal van de nog uit te voeren taakstraf is 92 (tweeënnegentig) uren. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
46 (zesenveertig) dagen, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht.
[slachtoffer]niet-ontvankelijk in zijn vordering.