ECLI:NL:RBAMS:2018:3234

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6626
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en wegslepen van voertuigen op parkeerplaats voor elektrische voertuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door het wegslepen van de auto van de eiser, die geparkeerd stond op een parkeerplaats voor elektrische voertuigen. De eiser had zijn auto geparkeerd met de intentie deze op te laden, maar het oplaadpunt was ten tijde van het parkeren defect. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet bevoegd was om de auto weg te slepen, omdat er geen noodzaak was om de parkeerplaats vrij te maken voor andere elektrische voertuigen, aangezien het oplaadpunt niet functioneerde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de verweerder en herstelde de situatie door het primaire besluit te herroepen. Tevens werd de verweerder opgedragen de kosten van bestuursdwang aan de eiser terug te betalen, evenals het betaalde griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij de toepassing van bestuursdwang.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/6626

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: drs. M.W. de Jong).

Procesverloop

Met het besluit van 19 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de auto van eiser met kenteken [kenteken] weg te slepen, mee te voeren en op te slaan. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 9 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Naar aanleiding van dit beroep heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Feiten en besluitvorming verweerder
2. Met het primaire besluit heeft verweerder op 19 augustus 2017 om [tijdstip] uur bestuursdwang toegepast door de auto van eiser met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) weg te slepen, mee te voeren en op te slaan (hierna: het wegslepen). Dit omdat de auto aan de [adres] te Amsterdam stond geparkeerd op een parkeerplaats met verkeersbord E8, met de tekst ‘Opladen elektrische voertuigen’ (hierna: de parkeerplaats) en de auto niet was aangesloten aan het bij de parkeerplaats aanwezige oplaadpunt (hierna: het oplaadpunt). De auto stond daarmee geparkeerd op een parkeerplaats met een ander doel dan aangegeven. De kosten voor het wegslepen van de auto á € 373,- zijn voor rekening gekomen van eiser.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar een advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en dit – samengevat – als volgt gemotiveerd. Verweerder was bevoegd om de auto weg te slepen, omdat de auto stond geparkeerd op een parkeerplaats die enkel bestemd was voor het opladen van elektrische voertuigen, terwijl de auto niet aan het oplaadpunt was aangesloten. Eiser mocht daar dus niet op die wijze parkeren. Het wegslepen van de auto was bovendien noodzakelijk in verband met het vrijhouden van de zogenaamde ‘aanwezen weggedeelten en wegen’. Omdat de auto op de parkeerplaats stond, konden er geen andere elektrische voertuigen gebruik maken van de parkeerplaats om op te laden. Van bijzondere omstandigheden om van de beginselplicht tot handhaving af te wijken, is geen sprake en evenmin is gebleken van bijzondere omstandigheden om af te zien van het samengaan van de toepassing van bestuursdwang en het verhalen van de kosten van bestuursdwang op eiser.
Standpunt eiser
4. Eiser voert – onder meer – aan dat het wegslepen van zijn auto niet noodzakelijk was. Hij stelt hiertoe het volgende. Hij heeft de auto geparkeerd met als doel de auto op te laden. Echter, het oplaadpunt kampte ten tijde van het parkeren van de auto met een storing, waardoor dit niet mogelijk was. Hij heeft de storing gemeld bij de storingsdienst (Nuon), zodat deze verholpen kon worden. Vanaf het parkeren van de auto op de parkeerplaats tot het moment van het wegslepen en zelfs daarna kampte het oplaadpunt met een storing, waardoor er in die periode dus geen ander elektrisch voertuig van de parkeerplaats gebruik had kunnen maken om op te laden. De handhavers hadden dit aan het oplaadpunt kunnen zien of kunnen bellen met de storingsdienst (Nuon) om te vragen of de storing gemeld was.
Oordeel rechtbank
5.1.
Niet in geschil is dat de auto op het moment van het wegslepen stond geparkeerd op een parkeerplaats met verkeerbord E8, met de tekst ‘Opladen elektrische voertuigen’ en dat de auto op dat moment niet was aangesloten aan het oplaadpunt. Gelet hierop was er sprake van een overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, sub 2, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
5.2.1.
Omdat er sprake was van de bovengenoemde overtreding was verweerder op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet [1] bevoegd om de auto weg te slepen, indien dat op dat moment noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen. Op grond van artikel 2, aanhef en onder g, van het Besluit wegslepen van voertuigen [2] behoort de parkeerplaats tot de aangewezen weggedeelten en wegen. De vraag is daarom of het wegslepen van de auto op het betreffende moment ook noodzakelijk was.
5.2.2.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 28 juni 2017 [3] heeft overwogen, vergt de vraag of het wegslepen noodzakelijk is een beoordeling, waarbij de omstandigheden van het geval dienen te worden betrokken. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in het bestreden besluit en ter zitting op het standpunt gesteld dat het wegslepen noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van de aangewezen weggedeelten en wegen, omdat er op dat moment geen andere elektrische voertuigen gebruik konden maken van de parkeerplaats om op te laden.
5.2.3.
Verder stelt de rechtbank vast dat door verweerder niet is weersproken dat het oplaadpunt op het moment van het wegslepen, kampte met een storing, waardoor het opladen van de auto op dat moment niet mogelijk was. Uit de door eiser overgelegde foto’s van het oplaadpunt blijkt dat een storing te herkennen is aan de tijdens een storing brandende roodkleurige ledverlichting op het oplaadpunt.
5.2.4.
Nu het opladen van de auto op het moment van het wegslepen niet mogelijk was, omdat het oplaadpunt op dat moment kampte met een storing en het oplaadpunt een storing bovendien zichtbaar aangeeft, bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak om de auto weg te slepen. Immers, op dat moment was het, gelet op de storing, ook voor andere elektrische voertuigen niet mogelijk om aan het oplaadpunt op te laden. De noodzaak om de auto weg te slepen, met als doel het vrijmaken van de parkeerplaats voor andere elektrische voertuigen om op te laden, bestond op dat moment dan ook niet. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat de enkele onduidelijkheid over het moment waarop de storing aan het oplaadpunt zou zijn verholpen – en het daarmee gepaard gaande risico dat de auto, zodra dat het weer mogelijk was om aan het oplaadpunt op te laden,
enige tijd in strijd met artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, sub 2, van RVV 1990 op de parkeerplaats zou staan – geen noodzaak tot het wegslepen van de auto oplevert. Deze noodzaak zou wel hebben bestaan zodra het oplaadpunt ten tijde van het wegslepen niet (meer) kampte met een storing, waardoor het opladen van andere elektrische voertuigen wel (weer) mogelijk was.
5.2.5.
Vanwege het ten tijde van het wegslepen ontbreken van de noodzaak tot het wegslepen van de auto, was verweerder op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 niet bevoegd om de auto weg te slepen.
6.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen en deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. [4] Aangezien het primaire besluit wordt herroepen, draagt de rechtbank verweerder op om de ten onrechte op eiser verhaalde kosten van bestuursdwang ten bedrage van € 373,- aan eiser terug te betalen.
6.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Niet gebleken is dat eiser proceskosten in bezwaar of beroep heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op de ten onrechte op eiser verhaalde kosten van bestuursdwang ten bedrage van € 373,- aan eiser terug te betalen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.A. Lemmens, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:72
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
(…)
b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
(…)

Besluit wegslepen van voertuigen

Artikel 2
De soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel a, van de wet, zijn:
(…)
g. parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
(…)

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Artikel 24
De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
(…)
d. op een parkeergelegenheid:
(…)
2°. op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;
(…)

Wegenverkeerwet 1994

Artikel 170
1. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
(…)
c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
(…)
Artikel 173
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden:
a. de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;
b. nadere regels vastgesteld over de registratie van gegevens in geval van toepassing van artikel 170, eerste lid;
c. nadere regels vastgesteld over de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en
d. de overige regels vastgesteld die voor de uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 nodig worden geacht.
2. Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval
a. de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en
b. de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en voorts
c. de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.

Wegsleepverordening Amsterdam 2017

Artikel 2
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in art. 170, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 worden aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Voetnoten

1.In samenhang met artikel 173 van de Wegenverkeerswet 1994.
2.In samenhang met artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2017.
4.Op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.