4.4.1Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.4.2Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het bevorderen van de verlengde invoer van een grote partij cocaïne en overweegt daartoe als volgt.
Verklaringen medeverdachten
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verklaringen van de medeverdachten voor het bewijs kunnen worden gebruikt en zal de verklaring van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam werknemer] daarvoor ook ten dele bezigen.
Het verzoek tot het horen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is door de rechter-commissaris toegewezen, maar de getuigen gaven vooraf aan zich tijdens een verhoor op hun verschoningsrecht te zullen beroepen en zijn vervolgens om praktische redenen niet opgeroepen voor een verhoor. Deze verklaringen vinden echter op de punten waarop zij gebezigd worden voor het bewijs in voldoende mate ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Gebruik van deze verklaringen voor het bewijs levert dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen strijd op met artikel 6 EVRM.
Ook de verklaring van [naam werknemer] kan worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank acht zijn verklaring betrouwbaar, nu hij niet alleen direct na zijn aanhouding een verklaring heeft afgelegd waarin hij ook belastend over zichzelf heeft verklaard, maar zijn verklaring ook steun vindt in overige bewijsmiddelen. De verweren van de raadsman op dit punt worden daarom verworpen.
Verklaring verdachte ongeloofwaardig
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte omtrent de reden van zijn aanwezigheid op het bedrijfsterrein en zijn gedragingen op 29 mei 2017. Verdachte heeft ervoor gekozen pas op het allerlaatste moment, bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak een verklaring af te leggen. Op dat moment was het dossier gereed en heeft hij kunnen lezen danwel van zijn raadsman kunnen vernemen omtrent de activiteiten van het bedrijf op wiens terrein gelost werd en heeft hij gelegenheid gehad zijn verklaring daarop af te stemmen. Verdachte heeft ook geen overtuigende reden gegeven waarom hij de verklaring die hij heeft afgelegd - immers van ontlastende aard - niet eerder heeft afgelegd. Verdachte heeft bovendien zeer selectief verklaard, terwijl hij op vele kennelijk onwelgevallige vragen geen antwoord heeft willen geven, waardoor de geloofwaardigheid van zijn verklaring in het gedrang komt.
Volgens verdachte zou hij – al dan niet gestolen – drones lossen uit de container. Verdachte ging echter zelf niet direct de container in. Het waren aanvankelijk [medeverdachte 2] en [naam werknemer] die zich bezig hielden met het lossen en zoeken. Verdachte ging pas de container in met [medeverdachte 2] toen zij, nadat zij in de container nog niks hadden gevonden behalve een mogelijke zender, terugkwamen uit Breda. Dit maakt zijn verklaring dat hij ging lossen ongeloofwaardig. Daarbij moet verdachte, toen hij uiteindelijk de container betrad hebben waargenomen dat er geen drones in zaten en hebben gezien dat de kolenzakken open werden gemaakt met een mes en een bijl, hetgeen geen voor de hand liggende wijze is om naar een dergelijk kwetsbaar product te zoeken. Ook valt niet goed in te zien waarom verdachte in deze lezing foto’s maakte van de buitenkant van de container.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, beoordeelt de rechtbank de verklaring van verdachte al met al als ongeloofwaardig.
Wetenschap
Verdachte is door een onbekend gebleven man naar een bedrijfsterrein in Roosendaal gebracht. Verdachte was geruime tijd op het terrein aanwezig met een aantal mannen, waaronder de medeverdachten. Verdachte was er ook toen de container arriveerde. Er ontstond een gesprek tussen de vrachtwagenchauffeur, de medeverdachten en verdachte. In elk geval [medeverdachte 2] en [naam werknemer] maakten een aanvang met de werkzaamheden aan de lading. Verdachte bleef buiten de container. De zakken in de container werden geopend met een Stanleymes en een bijl. Nadat een mogelijke zender onder de container was waargenomen werd de container gesloten en alle mannen verlieten haastig het terrein. Verdachte stapte in de auto bij [medeverdachte 1] , waarin op dat moment ook [medeverdachte 2] al zat. Even later stapte ook [naam werknemer] in. In de auto sprak verdachte druk met [medeverdachte 2] . Ook wisselden zij steeds een telefoon met elkaar uit. In de auto was sprake van een gestresste sfeer. Toen verdachte en [medeverdachte 2] weer terug kwamen bij de container maakte verdachte foto’s van de buitenkant van de container en gingen ze beide de container in. Daar maakte [medeverdachte 2] een foto van verdachte “for your friend”. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van [naam 1] voor anderen een foto moest maken van verdachte omdat er gezegd zou zijn dat verdachte daar niet was. Even later constateerden zij dat het gezochte zich niet in de container bevond.
De rechtbank stelt vast dat verdachte betrokken is geweest bij een drugstransport. Het is een veel voorkomend verschijnsel dat een dergelijk zeer kostbaar transport wordt gecontroleerd door de verzendende partij. Een transport met zo veel waarde pleegt niet onbegeleid te worden uitgepakt. Dat verdachte niet meehielp bij het uitladen, maar pas actief is gaan meezoeken op het moment dat niets aanwezig lijkt en foto’s van de container maakt, past bij een meer controlerende rol. Er moest een foto van verdachte worden gemaakt ‘voor zijn vriend’. Dit duidt op een betrokkenheid van verdachte bij het transport in die zin dat hij kennelijk verantwoording moest afleggen. Kennelijk was zijn rol van zodanige omvang dat bewijs van juist zijn aanwezigheid, en niet die van één van de andere medeverdachten, van belang werd geacht. Dit bewijs moest mogelijk via [naam 1] worden geleverd aan derden. Dat verdachte een belangrijke rol had bij het transport vindt ook ondersteuning in het feit dat het om cocaïne uit Colombia ging en verdachte zelf uit Colombia afkomstig is. Daarnaast had verdachte een telefoon bij zich waarvan de gegevens automatisch werden gewist toen gepoogd werd deze te onderzoeken en had verdachte € 2950 cash bij zich, hetgeen niet in verhouding lijkt te staan met het aannemen van een klus met een beloning van slechts € 200. Gelet op deze omstandigheden kan het niet zo zijn dat verdachte geen weet had van de belangrijke rol die hij speelde.
Gelet op genoemde feiten en omstandigheden en bij gebrek aan een plausibele verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat in de container cocaïne had gezeten en heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzet gehad op het bevorderen van de invoer van cocaïne.
Medeplegen
Verdachte is in het kader van de afwikkeling van het containertransport aanwezig geweest op het terrein waar de container werd afgeleverd. Toen volgapparatuur werd gevonden is verdachte samen met de medeverdachten haastig vertrokken en na enige tijd weer teruggekeerd naar de container. Onderweg is tussen de verdachten onderling contact geweest en verdachte wisselde een telefoon uit met [medeverdachte 2] . Teruggekomen bij de container constateerde verdachte samen met [medeverdachte 2] dat niets van wat zij zochten zich (meer) in de container bevond. Verdachte werd in de container gefotografeerd door [medeverdachte 2] als bewijs voor zijn aanwezigheid daar.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.