ECLI:NL:RBAMS:2018:3088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
7 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2355
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handhaving last onder dwangsom voor horecabedrijf in Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Beymen Club B.V. en het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie stadsdeel Nieuw-West. De gemeente had aan Beymen een last onder dwangsom opgelegd, waarbij het horecabedrijf de deuren moest sluiten vanwege strijdig gebruik van een pand aan de Burgemeester de Vlugtlaan te Amsterdam. Beymen had eerder een omgevingsvergunning gekregen, maar deze was door het stadsdeel ingetrokken na bezwaar van een derde partij, [betrokkene]. Beymen verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de last onder dwangsom geschorst zou worden tot er op het bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat het stadsdeel bevoegd was om handhavend op te treden, omdat Beymen op het moment van de last geen geldige omgevingsvergunning had. De rechter weegt de belangen van Beymen en het stadsdeel af en concludeert dat het algemeen belang van handhaving zwaarder weegt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit hoogstwaarschijnlijk stand zal houden in een eventuele beroepsprocedure. De rechter merkt op dat de begunstigingstermijn van twee weken voor Beymen niet onredelijk is, aangezien zij op de hoogte was van de noodzaak om maatregelen te treffen na de intrekking van de vergunning. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/2355

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 mei 2018 in de zaak tussen

Beymen Club B.V, te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. A. Franken van Bloemendaal),
en

het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie stadsdeel Nieuw-West, verweerder

(gemachtigde: mr. M.I. Houben).

Ook is bij deze zaak betrokken [betrokkene] , te [plaats]

(gemachtigde: mr. J.K.S. Verdoek)
Partijen worden hierna Beymen, het stadsdeel en [betrokkene] genoemd.

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft het stadsdeel aan Beymen een last onder dwangsom opgelegd.
Beymen heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat de last wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. Naar aanleiding van het verzoek heeft het stadsdeel de last geschorst tot aan de datum van de zitting.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2018. Namens Beymen is
[naam 1] verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 2] (adviseur). Het stadsdeel heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. G.B. van Driel en de heer [naam 3] . Daarnaast is [betrokkene] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Bij besluit van 31 januari 2017 heeft het stadsdeel aan Beymen een omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan ‘Slotermeer’ gebruiken van een pand aan de Burgemeester de Vlugtlaan 190 te Amsterdam (hierna: het pand) als café/restaurant met bijbehorend terras. Het pand heeft volgens het bestemmingsplan de bestemming ‘detailhandel’.
1.2
[betrokkene] heeft tegen het verlenen van deze vergunning bezwaar gemaakt. Het stadsdeel heeft, bij besluit van 13 februari 2018, het bezwaar van [betrokkene] gegrond verklaard, het besluit van 31 januari 2017 herroepen en de omgevingsvergunning alsnog geweigerd. Het stadsdeel heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van de bezwaarschriftencommissie van 2 augustus 2017. Daarin staat – onder meer – dat het stadsdeel bij het verlenen van de vergunning in strijd met het eigen beleid heeft gehandeld. Volgens de Horeca en Leisurevisie Nieuw-West 2013-2017 is een horecazaak met een omvang tot circa 200m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) in de zone rondom Plein ’40-’45 mogelijk. Daarbij moet dan wel een belangenafweging plaatsvinden. Dit heeft het stadsdeel nagelaten. Na afweging van de betrokken belangen is de bezwaarschriftencommissie tot de conclusie gekomen dat het horecabedrijf met terras een onevenredige inbreuk zal maken op het woon- en leefklimaat in de achtergelegen woonwijk. Daarbij is meegewogen dat het horecabedrijf een omvang heeft van 623 m2. Beyman heeft tegen het besluit van 13 februari 2018 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 18/2126.
1.3
Bij het bestreden besluit heeft het stadsdeel Beymen een last onder dwangsom opgelegd. Dit houdt in dat Beymen uiterlijk 30 maart 2018 het strijdig gebruik van het pand dient te staken en gestaakt te houden. Als Beymen niet aan de last voldoet, verbeurt zij een dwangsom van € 5000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 40.000,-.
Standpunt Beymen
2. Volgens Beymen zal de weigering van de omgevingsvergunning in beroep geen stand houden. Daarom kan het stadsdeel niet overgaan tot handhaving. Verder voert Beyman aan dat het opleggen van een last onder dwangsom onevenredig en onaanvaardbaar is gezien de medewerking van het stadsdeel aan de verplaatsing van het horecabedrijf van de Slotermeerlaan naar de Burgemeester de Vlugtlaan en gezien het feit dat het stadsdeel in de bezwaarprocedure tegen de omgevingsvergunning het horecagebruik op deze locatie heeft verdedigd. Daarnaast is Beymen overvallen door het besluit om de vergunning alsnog te weigeren. Als zij dit eerder had geweten, had zij de aanvraag kunnen aanpassen en was er concreet zicht op legalisatie geweest. Ook is handhaving in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zo zijn wel vergunningen verleend aan twee, aan het Plein ‘40-‘45 gelegen horecazaken. Het gaat om [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Beide gelegenheden hebben een omvang van meer dan 200 m2. Tenslotte betoogt Beymen dat de begunstigingstermijn onredelijk kort is omdat personeel op korte termijn moet worden ontslagen. Ook leidt een sluiting op korte termijn tot financiële problemen en wellicht tot faillissement.
Beoordeling voorzieningenrechter
3.1
Bij de beoordeling van het verzoek weegt de voorzieningenrechter de belangen van Beymen en het stadsdeel bij de schorsing van het besluit af. Dit oordeel is overigens een voorlopig oordeel. In een eventuele beroepsprocedure is de bodemrechter niet aan dit oordeel gebonden.
3.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure alleen het opleggen van de last onder dwangsom voorligt en niet de weigering van de omgevingsvergunning van 13 februari 2018. Zoals ter zitting besproken laat de voorzieningenrechter de gronden die Beymen aanvoert tegen de geweigerde omgevingsvergunning buiten bespreking. De weigering van de omgevingsvergunning heeft in deze procedure als gegeven te gelden.
3.3
Omdat Beymen ten tijde van het opleggen van de last onder dwangsom op
16 maart 2018 niet (meer) beschikte over een omgevingsvergunning voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van het pand is er dus sprake van een overtreding. Het stadsdeel is daarom bevoegd om handhavend op te treden.
3.4
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken [1] . Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.5
Volgens vaste rechtspraak volstaat het enkele feit dat het bestuursorgaan niet bereid is een omgevingsvergunning te verlenen voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Het betoog van Beymen dat een nieuwe aanvraag alsnog kan leiden tot legalisatie van het strijdig gebruik heeft de gemachtigde van het stadsdeel ter zitting weerlegd. De gemachtigde verwijst naar de horecastop die in november 2017 voor het gebied Plein ’40-’45 is opgelegd in afwachting van nieuw te vormen beleid. Een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning op deze locatie zal daarom worden geweigerd.
3.6
Beymen heeft op de zitting toegelicht waaruit het meewerken van het stadsdeel aan de verplaatsing van het horecabedrijf naar de Burgemeester de Vugtlaan heeft bestaan. Beymen stelt hangende zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een pand aan de Slotermeerlaan de vestigingslocatie te hebben gewijzigd. Het stadsdeel zou daarvoor geen extra leges hebben geheven. Met de gemachtigde van het stadsdeel is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit niet kan worden opgevat als actieve medewerking van het stadsdeel aan de verplaatsing van het horecabedrijf. De stelling van Beymen dat het stadsdeel horeca op deze locatie heeft verdedigd ten overstaan van de bezwaarschriftencommissie, baat Beymen evenmin. De voorzieningenrechter merkt op dat het stadsdeel heeft besloten om het advies van de bezwaarschriftencommissie over te nemen. Dat had het stadsdeel niet hoeven doen. Beymen wist overigens dat bezwaar was gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Het komt voor rekening en risico van Beymen dat zij er geen rekening mee heeft gehouden dat deze procedure weleens in haar nadeel zou kunnen uitpakken.
3.7
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het beroep van Beymen op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. De horeca-bedrijven waarnaar Beyman verwijst, beschikken immers wel over een omgevingsvergunning.
Begunstigingstermijn
4.1
Volgens vaste rechtspraak strekt de begunstigingstermijn ertoe de overtreding op te heffen, waarbij als uitgangspunt geldt dat deze niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. In het bestreden besluit heeft het stadsdeel de begunstigingstermijn gesteld op twee weken. Anders dan Beymen, acht de voorzieningenrechter deze termijn voor het staken van het gebruik van het pand als horeca in beginsel niet onredelijk. Daarbij acht de voorzieningenrechter nog van belang dat Beymen vanaf het moment dat de omgevingsvergunning alsnog werd geweigerd, namelijk
13 februari 2018, op de hoogte was van de noodzaak om maatregelen te treffen. Beymen heeft overigens niet aannemelijk gemaakt dat de geboden begunstigingstermijn niet toereikend was om aan de opgelegde last te kunnen voldoen. De omstandigheid dat Beymen geen rekening mee heeft gehouden dat de verleende omgevingsvergunning in bezwaar geen stand zou kunnen houden, komt voor haar rekening en risico.
4.2
Het stadsdeel heeft zich op de zitting bereid getoond om de last op te schorten tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de last onder dwangsom op te schorten tot 5 mei 2018 24.00 uur.
Conclusie
5.1
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar hoogstwaarschijnlijk stand zal houden. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
5.2
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onder meer ECLI:NL:RVS:2018:1152.