ECLI:NL:RBAMS:2018:3027

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
13/674043-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal

Op 23 april 2018 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1947 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 9 april 2018 ter terechtzitting gehoord. De officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. van der Laan, voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden en dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging vanwege schending van de redelijke termijn en het ne bis in idem beginsel, aangezien de verdachte eerder in Hongarije was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding partieel nietig was, omdat niet alle ten laste gelegde afbeeldingen voldoende feitelijk waren omschreven. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor bepaalde onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de verdachte wel schuldig aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk en met voorwaardelijk opzet handelde, en dat hij een gewoonte had gemaakt van het bezit en vervaardigen van dergelijk materiaal.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de leeftijd van de verdachte bij het bepalen van de strafmaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/674043-14 (Promis)
Datum uitspraak: 23 april 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1947,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. Hoogerheide en van wat de raadsman van verdachte, mr. N. van der Laan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van het vervaardigen en aanbieden en/of het in bezit hebben van een groot aantal afbeeldingen en films die een seksuele gedraging bevatten, waarbij personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt zijn betrokken en waarvan verdachte een gewoonte heeft gemaakt.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard en heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Het is vaste jurisprudentie dat een tenlastelegging van kinderporno voldoende feitelijk dient te zijn.
Het ten laste leggen van grote hoeveelheden foto’s en films is zonder nadere beschrijving niet toegestaan. Het uitgangspunt is dat de tenlastelegging ten aanzien van elk van de ten laste gelegde afbeeldingen, hetzij een voldoende concrete beschrijving dient te vermelden, hetzij de vindplaats van die beschrijving in het dossier dient te vermelden. In onderhavige tenlastelegging wordt gesproken over een groot aantal bestanden, maar niet alle afbeeldingen zijn expliciet omschreven in de tenlastelegging. Daarnaast zijn de bestanden die wel besproken worden niet altijd volledig herleidbaar tot het juiste bestand.
3.1.2
3.1.2Het standpunt van het Openbaar MinisterieDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard ten aanzien van het aantal bestanden dat in de tenlastelegging staat vermeld, maar niet feitelijk is omschreven. Voor het overige moet het verweer van de verdediging worden verworpen omdat van deze aangetroffen bestanden wel een voldoende feitelijke omschrijving in de tenlastelegging is opgenomen, inclusief verwijzing naar de desbetreffende pagina’s van de bestanden opgenomen in het procesdossier.
3.1.3
3.1.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de dagvaarding partieel nietig is daar waar het aantal bestanden in de tenlastelegging staan vermeld maar niet feitelijk omschreven zijn. De rechtbank verwijst daarbij naar een arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1497. Hierin herhaalt de Hoge Raad zijn eerdere oordeel dat aan de term ‘afbeelding van een seksuele gedraging’ onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging, voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis van opgave van het feit. Er bestaat geen grond anders te oordelen in het geval de tenlastelegging betrekking heeft op meer afbeeldingen. De Hoge Raad overweegt voorts dat als het gaat om grootschalig bezit, er kan worden volstaan met het opnemen van een voldoende feitelijke beschrijving van een gering aantal afbeeldingen (ten hoogste vijf). De tenlastelegging hoeft in dat geval geen nadere aanduiding van, of verwijzing naar een mogelijk grotere hoeveelheid afbeeldingen te bevatten. De rechtbank stelt vast dat de steller van de tenlastelegging wel het totaal aantal foto’s en video’s in de tenlastelegging heeft opgenomen, maar heeft nagelaten deze te voorzien van een feitelijke omschrijving. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de dagvaarding partieel nietig verklaren voor zover het de onder sub c vermelde in de woning van verdachte aangetroffen foto’s en de films op digitale gegevensdragers betreft, die niet nader zijn omschreven op de bladen 8 tot en met 12 van de dagvaarding.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Miniserie voor de gehele tenlastelegging niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er door een schending van de redelijke termijn niet langer sprake is van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat als gevolg van het tijdsverloop nader onderzoek niet meer kan worden uitgevoerd, getuigen niet meer adequaat kunnen worden bevraagd en de door de verdediging gewenste controle op de start van het opsporingsonderzoek onmogelijk is gemaakt.
Daarnaast moet het Openbaar Miniserie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging omdat het materiaal waarvoor verdachte in Nederland wordt vervolgd, hetzelfde materiaal betreft als waardoor verdachte in Boedapest, Hongarije is veroordeeld. Vervolging van verdachte zou in strijd zijn met het ne bis in idem beginsel.
Ook heeft het Openbaar Ministerie in e-mailcorrespondentie aangegeven dat zij de verdediging ‘tegemoet was gekomen’ ten aanzien van het niet vervolgen van de kinderporno die verdachte van zijn laptop had verwijderd. In het procesdossier worden deze bestanden als ‘deleted’ of ‘unallocated clusters’ aangemerkt. Uit deze mededeling kon en mocht verdachte begrijpen dat hij voor dit materiaal niet zou worden vervolgd. Dat verdachte nu alsnog wordt vervolgd, is in strijd met het vertrouwensbeginsel. Het Openbaar Ministerie dient daarom, aldus de verdediging, ten aanzien van de vervolging van de verwijderde bestanden niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen ten aanzien van schending van een eerlijk proces. De verdediging was bekend met het opsporingsonderzoek tegen verdachte en had voorafgaand aan de inhoudelijke terechtzitting onderzoekswensen kunnen formuleren en indienen.
Van een dubbele vervolging van verdachte is geen sprake omdat verdachte in Hongarije is veroordeeld voor hetgeen er op de harde schijf van de laptop is aangetroffen. Dat verdachte misschien dezelfde bestanden op dvd’s en zijn computer in Amsterdam had staan, wil niet zeggen dat er sprake is van schending van het ne bis in idem beginsel. Het gaat tenslotte om andere gegevensdragers die op een andere locatie dan in Hongarije zijn aangetroffen.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 9 april 2018 bevestigd dat verdachte niet vervolgd zou worden voor materiaal dat in ‘deleted’ of ‘unallocated clusters’ is aangetroffen en heeft de eigen niet-ontvankelijk ten aanzien van dit onderdeel gevorderd.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbankTen aanzien van het verweer van de verdediging dat het Openbaar Ministerie voor de gehele tenlastelegging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn erkent de rechtbank dat de redelijke termijn is overschreven. In dit geval leidt dit echter niet tot schending van een eerlijk proces of de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, maar zal de rechtbank hiermee bij de strafmaat rekening houden. De rechtbank acht de officier van justitie met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van onderdelen b en c ontvankelijk in de vervolging.
Ontvankelijkheid ten aanzien van onderdeel b
Op 4 juni 2012 is verdachte in Boedapest, Hongarije, aangehouden wegens verdenking van het bezit en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Daarbij is de laptop van verdachte inbeslaggenomen en later aan hem geretourneerd. Na opheffing van zijn voorarrest is verdachte nog dezelfde dag, op 21 juli 2012, teruggekeerd naar zijn woning aan de [adres 2] in Amsterdam. Direct na terugkomst in Amsterdam heeft verdachte zich ontdaan van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Op 23 juli 2012 wordt namelijk op het [adres 1] een doos met daarin pornografisch materiaal aangetroffen. Het [adres 1] is gelegen in de directe nabijheid van de woning van verdachte en uit sporenonderzoek blijkt dat vingerafdrukken op de dvd hoesjes van verdachte afkomstig zijn.
Verdachte is op 25 september 2012 door de Centrale Arrondissementrechtbank van Boedapest veroordeeld voor het bezit van kinderpornografisch materiaal.
De rechtbank overweegt het volgende. Het in artikel 68 Wetboek van Strafrecht verwoorde ne bis in idem beginsel heeft tot doel te voorkomen dat een verdachte andermaal wordt vervolgd wegens hetzelfde feitelijke gebeuren als waarvoor hij eerder heeft terechtgestaan. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke situatie zich, zoals gesteld door de verdediging ten aanzien van het onder sub b ten laste gelegde materiaal, in het onderhavige geval voordoet. Op basis van het procesdossier stelt de rechtbank vast dat de Hongaarse autoriteiten het inbeslaggenomen materiaal aan verdachte hebben geretourneerd. Het is daarentegen niet duidelijk geworden voor welk specifiek pornografisch materiaal verdachte in Boedapest is veroordeeld. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat het materiaal aangetroffen in de doos op het [adres 1] , hetzelfde materiaal betreft als waarvoor verdachte in Boedapest is veroordeeld. Dit brengt de reële kans met zich mee dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van dit deel van de tenlastelegging, er sprake is van een dubbele vervolging van verdachte. De rechtbank legt deze onzekerheid uit in het voordeel van verdachte. Hierbij merkt de rechtbank op dat het op de weg van het Openbaar Ministerie had gelegen duidelijkheid te verschaffen op dit punt. De rechtbank verklaart de officier van justitie ten aanzien van het materiaal beschreven onder sub b van de tenlastelegging niet-ontvankelijk in de vervolging.
Ontvankelijkheid ten aanzien van onderdeel c
Bij e-mailbericht van 24 oktober 2016 heeft het Openbaar Minstier de verdediging in kennis gesteld dat er aan een aantal van de door de verdediging gestelde punten ten aanzien van de vervolging tegemoet is gekomen.
Ter terechtzitting van 9 april 2018 heeft de officier van justitie verduidelijkt dat deze tegemoetkoming betrekking heeft op het niet vervolgen van verdachte ten aanzien van het kinderpornografisch materiaal dat verdachte van zijn laptop heeft verwijderd.
Dit betreft alle bestanden die in het procesdossier als ‘deleted’ of ‘unallocated clusters’ worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat uit de tenlastelegging, specifiek het materiaal genoemd onder sub c, blijkt dat het Openbaar Ministerie verdachte wel voor deze feiten heeft vervolgd. Door toch te vervolgen heeft het Openbaar Ministerie zich niet gehouden aan de door haar gewekte verwachting en in strijd met het vertrouwensbeginsel gehandeld. De rechtbank honoreert daarom het verweer van de verdediging en verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor de bestanden die in het procesdossier als ‘deleted’ of ‘unallocated clusters’ worden aangemerkt en zijn genoemd onder sub c op de tenlastelegging.
3.4.
Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de onder sub a, b en c ten laste gelegde kinderpornografisch afbeeldingen en films heeft vervaardigd dan wel in zijn bezit heeft gehad in de ten laste gelegde periode. Hierbij verwijst de officier van justitie naar het door de zedenpolitie opgemaakte
proces-verbaal waarin de foto’s en films worden beschreven en waaruit het kinderpornografisch karakter blijkt.
4.2
Het standpunt van de verdedigingTen aanzien van de delen van de tenlastelegging die de rechtbank in stand heeft gelaten en waarvoor de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk acht, heeft de verdediging, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het door hem vervaardigde materiaal en het materiaal dat hij in bezit had, zoals onder sub a en sub c is ten laste gelegd. De afbeeldingen betreffen filmische portretten dan wel professionele portretfotografie en kunnen, gelet op de context, niet als kinderpornografisch worden gekwalificeerd. De verdediging heeft voorts bepleit dat verdachte niet het opzet heeft gehad om materiaal te vervaardigen dat kinderpornografisch van aard was.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Na beantwoording van de voorvragen zou er volgens de tenlastelegging sprake zijn van 102 kinderpornografische foto’s en 5 kinderpornografische films. De rechtbank stelt vast, na het bekijken van een aantal foto’s en films ter terechtzitting, dat de beelden door de verbalisanten juist zijn beschreven. De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling uit van deze beschrijvingen zowel wat betreft de beschreven handelingen als de kennelijke leeftijd van de meisjes. De rechtbank vindt dat de beelden suggestief, ongemakkelijk en niet passend bij de jonge leeftijd van de geportretteerde meisjes zijn. Beoordeeld dient te worden of van deze afbeeldingen het kinderpornografisch karakter kan worden bewezen.
In artikel 240b Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald dat er sprake moet zijn van een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard. Het gaat hierbij om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling, welke vaststelling kan worden gemaakt aan de hand van de afbeelding zelf. Daarbij kan het gaan om een afbeelding van een handeling die op zichzelf niet expliciet seksueel van aard is, maar gelet op de wijze waarop de afbeelding tot stand is gekomen in het concrete geval onmiskenbaar strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. De nadruk ligt op de schadelijkheid voor de jeugdige, af te leiden uit de uit de afbeelding naar voren komende ambiance.
Ten aanzien van de foto’s
Op alle foto’s staan meisjes afgebeeld met een kennelijke leeftijd onder de achttien jaar. Op het merendeel van de foto’s poseren de meisjes met ontbloot bovenlichaam, waarbij op sommige foto’s de (beginnende) borsten zichtbaar zijn. Op andere foto’s staan meisjes afgebeeld in kleding die niet passend is bij hun leeftijd, bijvoorbeeld een laklederen jurkje of een lendendoekje. Gelet hierop, de setting waarin de foto’s zijn gemaakt en het kikvorsperspectief (camerastandpunt waarbij het object vanaf de grond naar boven wordt gefotografeerd), bevatten de foto’s een onnatuurlijke ambiance wat de afbeeldingen een seksuele lading geeft en onmiskenbaar strekt tot opwekken van seksuele prikkeling. De rechtbank komt daarom ten aanzien van de foto’s tot de conclusie dat kan worden bewezen dat sprake is van afbeeldingen van een seksuele gedraging.
Ten aanzien van de filmsOp alle films staat een meisje afgebeeld met een kennelijke leeftijd onder de achttien jaar. De meisjes hebben blote benen en nemen steeds andere poses aan waarbij zij voortdurend de benen optrekken of over elkaar slaan. Er wordt vaak vanuit een kikvorsperspectief gefilmd. Daarnaast wisselt het filmisch kader. Zo wordt het beeld soms vertraagd of wordt het meisje close-up gefilmd. Hierbij wordt het gehele lichaam van het meisje nadrukkelijk in beeld gebracht. Gelet op de context, de poses, het camerastandpunt en het filmisch kader moet worden aangenomen dat de films strekken tot het opwekken van seksuele prikkelingen.
Bezien in het licht van voornoemd toetsingskader is het oordeel van de rechtbank dat op alle afbeeldingen sprake is van een seksuele gedraging als bedoeld in artikel 240b Sr. De rechtbank is van oordeel dat de foto’s en films seksuele gedragingen betreffen waarbij meisjes zijn betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt en dat derhalve sprake is van strafbare kinderporno.
OpzetAnders dan de raadsman vindt de rechtbank bewezen dat verdachte het opzet had op het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Verdachte heeft een castingbureau en (leden van) een turnvereniging benaderd ter werving van, zo blijkt uit zijn flyer, zeer aantrekkelijke kandidaten (leeftijd 11-17) voor deelname aan zijn films. Ook heeft verdachte zijn films tegen betaling aangeboden op zijn website [naam website] . Naar het oordeel van de rechtbank moet gezien de beschrijvingen van de beelden zoals hiervoor weergegeven het ook voor verdachte duidelijk zijn geweest dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de afbeeldingen die hij maakte en in bezit had als kinderpornografisch zouden worden aangemerkt. Er is dan ook op zijn minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet van verdachte op het vervaardigen en aanwezig hebben van kinderpornografisch materiaal. Dat verdachte zich transparant heeft opgesteld over het materiaal dat hij maakte doet aan dit oordeel niks af.
Tot slot vindt de rechtbank bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het bezit en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Daarvoor zijn het aantal afbeeldingen, het gegeven dat verdachte zelf materiaal vervaardigde en op zijn website ter betaling aanbood en de duur van de periode waarin dit plaats had redengevend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
in de periode vanaf 27 september 2011 tot 30 juni 2013 te Amsterdam, een groot aantal afbeeldingen, bevattende meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten:
a)
- 3 foto’s op dvd [naam 1] (tv) (goednummer 4153551) en dvd [naam 1] (pc) (goednummer 4153552) en
- 1 dvd [naam 2] (tv) (goednummer 4153553) en
- 1 dvd [naam 2] (pc) (goednummer 4153556) en
c)
(aangetroffen in de woning aan analoog beeldmateriaal)- 94 foto's en
(in de woning van verdachte aangetroffen op digitale gegevensdragers)- 3 video en 5 foto's,
heeft aangeboden en vervaardigd en in bezit gehad, bij welke seksuele gedragingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken, welke seksuele gedragingen bestonden uit:
ad a)
selectie goednummers 41535551 en 4153552 - dvd's met fotolabels van ' [naam 1] ", (p. 76-77);
Beschrijving foto 5
Op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 10-12 jaar in beeld gebracht, slechts gekleed in een witte slip en witte sokken. Ze zit met opgetrokken benen. Haar borsten zijn zichtbaar.
Beschrijving foto 6
op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 10-12 jaar afgebeeld die slechts geleed in een grote onderbroek poseert. Haar onderbroek is hoog opgetrokken, hetgeen haar kruis een zekere nadruk geeft.
Beschrijving foto 7
Op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 12-14 jaar poserend afgebeeld. Ze draagt een lendendoek of bandana om haar onderlichaam. Verder is zij volledig naakt. Haar rechterborst is zichtbaar.
Beschrijving film (p. 78)
In de film wordt voortdurend een meisje in beeld genomen met de geschatte leeftijd van 10-12 jaar oud. Ze is gekleed in een zeer kort rokje. Veelal wordt ingezoomd op delen van haar lichaam. Terwijl ze zit in een leunstoel neemt ze verschillende poses aan waardoor het kruis van haar onderbroekje goed zichtbaar is. Terwijl ze op de tafel zit, haar beide benen optrekt en naast zich plaatst, wordt opnieuw het kruis van haar onderbroek in beeld gebracht. Het meisje wordt vanaf de grond gefilmd waardoor onder het rokje van het meisje wordt gefilmd waarbij het kruis van de onderbroek enkele malen zichtbaar is.
ad c)
beschrijving foto's (p. 144)
6 foto's (goednummer 4529408)5 foto's zijn als serie als kinderpornografisch aangemerkt omdat de twee foto's waarop de borsten van het meisje zichtbaar zijn kinderpornografisch zijn. 1 foto maakt deel uit van serie met goednummer 4529438.

89 foto's (goednummer 4529438)

op de foto's is een meisje afgebeeld met ontbloot bovenlichaam waardoor haar blote borsten zichtbaar zijn. Gezien de setting en het onmiskenbare poserende karakter van de foto's waarbij de borsten nadrukkelijk in beeld zijn gebracht, zijn ze aangemerkt als kinderpornografisch.

beschrijving video's digitaal beslag (p. 150-152)
File name: [file name 1]
In het filmpje wordt een meisje afgebeeld met een geschatte leeftijd van 8-10 jaar, dat zittend in het gras poseert en hierbij verschillende poses aanneemt, half liggend en half zittend. Het meisje draagt een wit shirt en een zwart klein sportbroekje. Het meisje zit aan het begin achterover leunend in het gras en neemt hierna diverse poses aan, waarbij zij haar benen optrekt en dergelijk. Hierbij wordt vanuit een kikvorsperspectief, een zeer laag camerastandpunt, veelvuldig ver ingezoomd op haar, door het broekje bedekte, kruis. Dit gebeurt bijvoorbeeld als zij haar benen gespreid houdt, met haar ene been in de lucht opgetrokken. Hierbij is haar gezicht niet zichtbaar, waardoor de nadruk overduidelijk ligt op het kruis van het meisje.
File name: [file name 2]
In de film is een meisje met de geschatte leeftijd van 13-16 jaar te zien, dat danst in een balletstudio. Het meisje is gekleed in een turquoise shirt, turquoise kniekousen en een zeer kort wit rokje. Vanaf het lage camerastandpunt is er daardoor voortdurend zicht op haar door een onderbroekje bedekte kruis.
File name: [file name 3]
Te zien is een meisje met de geschatte leeftijd van 13-15 jaar. Het meisje is gekleed in een zwart, kort hoog opgetrokken rokje, met daarop 2 hemdjes over elkaar heen. De filmer filmt regelmatig langs de blote bovenbenen van het meisje omhoog onder haar rokje. Als het meisje languit zittend op de bank
wordt gefilmd trekt zij ook haar knieën op, terwijl zij vanuit een laag standpunt wordt gefilmd, waardoor haar billen en haar string zichtbaar zijn. Hierbij wordt ingezoomd door de camera op de string van het meisje en is haar gezicht soms niet meer zichtbaar. Onderwijl beweegt het meisje haar benen voortdurend, waardoor haar string onder haar rokje telkens opnieuw zichtbaar is. Ook wordt zij gefilmd terwijl zij op haar rug op de houten vloer ligt, met haar rokje hoog opgetrokken. Zij spreid en beweegt haar benen voortdurend, waarbij soms wordt ingezoomd op het rokje, waar haar kruis steeds bijna zichtbaar is. Ook wordt opnieuw vanaf een laag camerastandpunt ingezoomd op de
string die onder haar rokje zichtbaar is als zij met opgetrokken benen op de grond zit.
beschrijving foto's digitaal beslag (p. 154-161)
File name: [file name 4]
Op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 9-12 jaar poserend afgebeeld. Zij is gekleed in witte netkousen en een paars setje van een klein topje, een broekje en mouwen. Het meisje zit wijdbeens, met haar handen op haar knieën. Ze kijkt poserend in de camera. De foto is genomen vanuit een laag perspectief, waardoor het kruis van het meisje nadrukkelijk en centraal in beeld is gebracht, waarbij de lies en de aanzet van de vagina zichtbaar is. Onder het broekje van het meisje zijn contouren zichtbaar van haar vagina.
File name: [file name 5]
Op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 11-13 jaar poserend in een bikini afgebeeld. Zij zit wijdbeens op een kaptafel. De foto is genomen van onderaf, waardoor het kruis van het meisje een nadrukkelijke en centrale plaats inneemt op de foto.
File name: [ [file name 6]
Op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 12-14 jaar poserend afgebeeld. Het meisje draagt een lakleren heel kort jurkje, lakleren handschoenen en hooggehakte lakschoenen met een soort rubberen kousen tot vlak onder jaar lies. Ze heeft een zweepje in haar hand. Het meisje staat met haar linkerschoen op een bank. Haar rechterbeen heeft ze voor de bank geplaatst. Het camerastandpunt is heel laag en de foto is omhoog genomen, waardoor haar zwarte string onder haar rokje zichtbaar is. Het meisje kijkt uitdagend in de camera.
File name: [ [file name 6] - [file name 6]
Op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 12-14 jaar met naakt bovenlichaam en benen poserend in beeld gebracht. Het meisje ligt onderuit op de grond en leunt op haar linker onderarm, terwijl zij haar benen iets voor haar lichaam op elkaar heeft gevouwen. Het meisje kijkt in de camera, de kant waarnaar haar linkerschouder gericht is. De linkerborst van het meisje is zichtbaar,
File name: [file name 7]
Op deze foto is een meisje met de geschatte leeftijd van 11-14 jaar afgebeeld, gekleed in een rood laklederen jurkje en rode laklederen lieslaarzen, met een zweep in haar hand. De foto is genomen van onderen af, waardoor er onbelemmerd zicht is op het kruis en een gedeelte van de billen van het meisje. Het meisje draagt een beetje lossige rode string, die haar vagina net bedekt.
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minder dan 4 maanden moet worden opgelegd, gelet op het gegeven dat een uitleveringsverzoek pas gedaan kan worden bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden of meer.
8.3.
Het oordeel van de rechtbankDe hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode een hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in zijn bezit gehad. Daarnaast heeft verdachte zelf kinderpornografisch materiaal vervaardigd, op internet gepubliceerd en tegen betaling aangeboden. Verdachte heeft hiermee een gewoonte gemaakt van het in het bezit hebben, vervaardigen en aanbieden van kinderpornografisch materiaal en daarmee een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de vraag naar kinderpornografisch materiaal.
Volgens het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is ten aanzien van het maken van een gewoonte van het verspreiden en aanbieden van kinderporno, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar passend.
Verdachte is – direct – betrokken bij en medeverantwoordelijk voor het misbruik van kinderen die poseren, wat een inbreuk op hun lichamelijke integriteit maakt. Zo heeft verdachte via een castingbureau en het flyeren bij een turnvereniging actief jonge meisjes benaderd om mee te werken aan zijn fotoreportages en films. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft geen strafblad in Nederland maar zijn veroordeling in Hongarije heeft hem er niet van weerhouden kinderpornografisch materiaal op zijn laptop aanwezig te hebben.
In strafverlagende zin neemt de rechtbank in aanmerking de hogere leeftijd van verdachte. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM met ruim tweeëneenhalf jaar is overschreden. Bij deze overschrijding past enige matiging van de op te leggen straf, waarbij een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm zal worden opgelegd.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat de op te leggen vrijheidsstraf korter is dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Zoals reeds hiervoor overwogen zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het materiaal dat in de tenlastelegging onder sub b is vermeld, zijnde de doos aangetroffen op het [adres 1] .
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van negen maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van de onder sub c van de ten laste gelegde niet beschreven foto’s en films nietig.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder sub b ten laste gelegde en delen genoemd onder sub c op de tenlastelegging, te weten de genoemde afbeeldingen die volgens het dossier op de computer van verdachte ‘deleted’ danwel opgeslagen in ‘unallocated cluster’ waren.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Een afbeelding en gegevensdrager bevattende afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, aanbieden, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. M.J.E. Geradts en J.J. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.F. Sneeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2018.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
.