ECLI:NL:RBAMS:2018:3008

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
13-654013-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van een omgebouwd gaspistool met munitie en de daaropvolgende strafoplegging

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een omgebouwd gaspistool en munitie van categorie III. De verdachte, geboren op 5 juli 1968, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwde gas-en alarmrevolver en vijf patronen. Tijdens de zitting op dezelfde dag heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.I. Takens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank bewezen geacht dat de verdachte op 1 februari 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat het wapen geladen was en zich in de nabijheid van de verdachte bevond, meegewogen in haar beslissing.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden en de ernst van het feit, een gevangenisstraf van 5 maanden passend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot deze straf, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter E.G. Fels, en de rechters R.H.G. Odink en A.C.J. Klaver.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Datum uitspraak: 12 april 2018
Parketnummer: 13-654013-18
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren te [geboorteplaats] op 5 juli 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] .

1.1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.I. Takens, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 februari 2018 te Amsterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een omgebouwde gas-en alarmrevolver (merk Rohm, model Little Joe, kaliber.22) en/of munitie van categorie III, te weten 5, althans een of meer patronen, voorhanden heeft gehad;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 1 februari 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een omgebouwde gas-en alarmrevolver (merk Rohm, model Little Joe, kaliber .22) en munitie van categorie III, te weten 5 patronen, voorhanden heeft gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
6. De strafbaarheid van de feiten
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen8.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de justitiële documentatie niet in strafverzwarende zin moet worden meegewogen, nu het op die documentatie om zeer oude feiten gaat die bovendien niet vergelijkbaar zijn met het huidige feit. Het gaat nu om het enkele bezit van een omgebouwd gaspistool zonder dat er sprake is van een combinatie met een ander misdrijf zoals diefstal. Meegewogen moet worden dat met een dergelijk omgebouwd klein gaspistooltje, dat er niet eens als een vuurwapen uitziet, geen overval gepleegd zal kunnen worden. Er is enkel sprake van het bezit, in een woning, zonder dat er enig aanknopingspunt is dat dit bezit koppelt aan mogelijk andere criminele praktijken. Sterker nog: de verdachte wist niet eens dat er (scherpe) munitie mee verschoten kon worden. De raadsman heeft betoogd dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest – dat reeds 70 dagen duurt – billijk is. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er geen reden is om af te wijken van het uitgangspunt, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), dat bij een dergelijk feit een gevangenisstraf van 3 maanden passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft verklaard dat hij kennis heeft van vuurwapens en ook dat hij in het omgebouwde gaspistool heeft gekeken. Dat verdachte daadwerkelijk dacht dat sprake zou zijn van een “soort speelgoedding”, acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig en derhalve geen omstandigheid die, zoals door de raadsman betoogd, de straf zou moeten verminderen. Voorts wordt de manier waarop verdachte met het wapen is aangetroffen in een voor verdachte nadelige zin meegewogen: het wapen was geladen met 5 patronen, schietklaar en is aangetroffen in het bed waarin tevens verdachte lag. De rechtbank beziet deze omstandigheden ook tegen de achtergrond van het vele vuurwapengeweld dat in Amsterdam en andere grote steden in Nederland voor veel maatschappelijke onrust zorgt. Voorts wordt het uittreksel van de justitiële documentatie van 1 februari 2018 meegewogen; de vergelijkbare feiten met betrekking tot verboden wapenbezit zijn weliswaar van wat langer geleden, maar verdachte is wel al meermalen voor vergelijkbare feiten veroordeeld.
In de oriëntatiepunten van het LOVS is een uitgangspunt opgenomen voor straftoemeting voor het bezit van een pistool of revolver (categorie III) van 3 maanden gevangenisstraf. De rechtbank beschouwt dit uitgangspunt als een ondergrens en is van oordeel dat – gelet op voornoemde omstandigheden en in afwijking van de eis van de officier van justitie – een gevangenisstraf van 5 maanden passend en geboden is.

10.10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G. Fels, voorzitter,
mrs. R.H.G. Odink en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2018.