ECLI:NL:RBAMS:2018:2995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
13/751731-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot behandeling van Europees aanhoudingsbevel

Op 19 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Duitsland, die in Nederland verblijft. De officier van justitie had op 15 december 2016 een vordering ingediend om het EAB in behandeling te nemen. Het EAB was uitgevaardigd op 17 mei 2016 en strekte tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor een vrijheidsstraf van dertien maanden, opgelegd door de Rechtbank van eerste aanleg Geldern op 24 januari 2008.

Tijdens de openbare zitting op 28 februari 2017 was de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. W.R. Jonk. De rechtbank schorste het onderzoek om de uitkomst van een verzoek om strafovername van de Duitse officier van justitie af te wachten. Op 19 april 2018 werd het onderzoek hervat, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren niet verschenen. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen.

De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de tenuitvoerlegging van de straf aan Nederland was overgedragen en deze al op het Nederlandse strafblad stond. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot behandeling van het EAB. Tevens werd het geschorste bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, voorzitter, en mrs. E.M.M. Glerum en A.K. Glerum, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. Smeets.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751731-16
RK nummer: 16/8583
Datum uitspraak: 19 april 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 december 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 mei 2016 door
de leidende hoofdofficier van justitie in Kleve(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres] , [plaats] ;
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om de uitkomst van de behandeling van het verzoek om strafovername van de Duitse officier van justitie af te wachten.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op de zitting van 19 april 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel. De opgeëiste persoon en zijn raadsman mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere, zijn met bericht niet verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er door de aanhouding niet in is geslaagd binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft op de zitting van 28 februari 2018 verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg Geldern van 24 januari 2008, rechtsgeldig sinds 25 maart 2008, referentie 6 Ds 403 Js 728/03 (1054/03).
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van dertien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB van 17 mei 2016. De tenuitvoerlegging van de straf is aan Nederland overgedragen en staat inmiddels ook al vermeld op het Nederlandse strafblad als een zaak van het parket Oost-Brabant. De opgeëiste persoon moet zich op 20 april 2018 melden bij de penitentiaire inrichting [locatie] . Het EAB moet als ingetrokken worden beschouwd.
De rechtbank volgt de officier van justitie en zal haar in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

VERKLAART HET OPENBAAR MINISTERIE NIET-ONTVANKELIJK
met betrekking tot de vordering op grond van artikel 23 van de OLW inzake het EAB van 17 mei 2016.
HEFT OPhet geschorste bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Glerum en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]