ECLI:NL:RBAMS:2018:2994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
13/751168-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 3 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Lublin, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1994, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 19 april 2018, waarbij de officier van justitie, mr. U.A.E. Weitzel, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M. de Klerk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zittingen in Polen en dat er geen sprake was van de situaties die in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) zijn vermeld. De officier van justitie concludeerde dat de overlevering voor het eerste vonnis moest worden geweigerd, terwijl voor het tweede vonnis werd aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de vrijheidsstraffen die aan hem zijn opgelegd, voldoen aan de eisen van de OLW.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering voor het eerste vonnis te weigeren, terwijl de overlevering voor het tweede vonnis werd toegestaan. De rechtbank heeft daarbij de relevante wetsbepalingen, waaronder artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW, in acht genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751168-18
RK nummer: 18/1477
Datum uitspraak: 3 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel.
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 januari 2018 (ontvangen op 1 maart 2018) door
the District Courtin Lublin (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [naam detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 april 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Velserbroek en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd omdat zij er vanwege de aanhouding niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
I. Vonnis van het
District Courtin Lublin-Zachód in Lublin van 20 december 2016
(IV K 798/16);
II. Vonnis van het
District Courtin Lublin-Zachód in Lublin van 27 augustus 2013
(III K 767/13).
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van 1 jaar (I) en 10 maanden (II), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW

De raadsman heeft betoogd dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW van toepassing is en dat de overlevering voor beide vonnissen geweigerd moet worden.
De opgeëiste persoon was niet op de zittingen aanwezig en er is geen sprake van een van de situaties als vermeld in artikel 12, onder a tot en met d, van de OLW. De straffen zijn in eerste instantie voorwaardelijk opgelegd, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon contact zou houden met zijn reclasseringsambtenaar. Dit heeft hij gedaan en hij heeft gemeld dat hij in Nederland ging werken. Hij woont nog steeds officieel op het adres van zijn ouders in Polen. Ook is de opgeëiste persoon vaak terug naar Polen gegaan. Zijn ouders hebben echter nooit post van justitie ontvangen. De informatie in het EAB dat de dagvaardingen in persoon zijn betekend, is dan ook niet juist.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW alleen bij vonnis I van toepassing is en dat hiervoor de overlevering geweigerd moet worden. Voor vonnis II moet er op grond van de aanvullende informatie van 22 maart 2018 van worden uitgegaan dat de opgeëiste persoon persoonlijk voor de ontvangst van de dagvaarding heeft getekend.
De rechtbank stelt op grond van de informatie uit het EAB in samenhang met de aanvullende informatie van 14 maart 2018, 15 maart 2018 en 22 maart 2018 vast dat de opgeëiste persoon bij de vonnissen I en II niet in persoon op de terechtzitting aanwezig was.
Voor vonnis II is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, van de OLW. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de zitting en dat hij zelf voor de ontvangst van de “
notification”heeft getekend. De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze informatie. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon is onvoldoende om anders te oordelen. Het verweer wordt verworpen.
Voor vonnis I is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat de overlevering geweigerd moet worden. Alhoewel de dagvaarding naar
Poolsrecht op de juiste wijze is betekend, staat vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon op de zitting is verschenen, terwijl zich geen van de situaties uit artikel 12, onder a tot en met d , van de OLW, voordoet.

5.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit van vonnis II niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, als wordt voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.Slotsom

Nu ten aanzien van de vonnis II is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor het feit van vonnis II te worden toegestaan.
Voor vonnis I moet zij worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW.

8.Beslissing

Ten aanzien van vonnis I (IV K 798/16):
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
District Courtin Lublin (Polen) voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Ten aanzien van vonnis II (III K 767/13):
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
District Courtin Lublin (Polen) voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 mei 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.