ECLI:NL:RBAMS:2018:2992

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
13/751094-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor mensenhandel en mensensmokkel

Op 3 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel en mensensmokkel. De opgeëiste persoon, geboren in Nigeria, heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft ter zitting zijn onschuld betoogd, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen onvoldoende waren om zijn onschuld aan te tonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België terugkeert naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751094-18
RK-nummer: 18/1703
Datum uitspraak: 3 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 januari 2018 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1968,
wonende op het [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 april 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.H.C.Th. Mulders, advocaat in Eindhoven en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel bij verstek van 24 januari 2018.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW (zogenaamde “lijstfeiten”). De feiten vallen op deze lijst onder nummer 3 en 13, te weten:
Mensenhandel
Hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank de overlevering alleen voor
mensenhandelmag toestaan en niet ook voor
mensensmokkel,omdat in het EAB zelf
mensensmokkel (hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf)niet is aangekruist.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Het aankruisen van een of meerdere lijstfeiten heeft slechts betekenis voor de vraag of de zogenaamde dubbele strafbaarheid van de in het EAB omschreven feiten moet worden getoetst.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld dat de rechtbank bij de vraag naar deze toetsing slechts het lijstfeit mensenhandel in aanmerking dient te nemen slaagt dit verweer niet. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 14 maart 2018 blijkt dat ook het lijstfeit
Hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijfals aangekruist beschouwd moet worden.
Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder voornoemde lijst valt en welke feiten worden aangekruist. Ook staat het de uitvaardigende autoriteit vrij aanvullend te verzoeken een lijstfeit als aangekruist te beschouwen.
Alleen in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitsomschrijving en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank is van oordeel dat van zo een evidente tegenstrijdigheid geen sprake is.
De in het EAB omschreven feiten kunnen in redelijkheid als voornoemde lijstfeiten worden aangemerkt.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn. De verklaringen van de aangeefster zijn onjuist. Hij wordt er ingeluisd. De opgeëiste persoon heeft geen broer, alleen twee zussen. Er is misbruik gemaakt van zijn facebookaccount. De opgeëiste persoon beschikt ook niet over geld, hij heeft juist schulden. Hij is verder niet op de door de aangeefster opgegeven dagen in Antwerpen en Düsseldorf geweest. De opgeëiste persoon wil dit met een verklaring van een collega onderbouwen en heeft om deze reden om aanhouding van de zaak verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de ontkennende verklaringen van de opgeëiste persoon onvoldoende zijn om de onschuld van de opgeëiste persoon onverwijld ter zitting aan te tonen. Deze verklaringen sluiten niet aanstonds uit dat de opgeëiste persoon de feiten niet kan hebben gepleegd. De onschuldbewering zal afgewogen moeten worden tegen het overige bewijs, waarover deze rechtbank niet beschikt, en ook niet hoeft te beschikken. Het is aan de Belgische rechter om in de strafprocedure die afweging te maken. Voor de beoogde getuigenverklaring van de collega geldt hetzelfde. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de behandeling van de overleveringsprocedure aan te houden.
Omdat de opgeëiste persoon ter zitting zijn onschuld niet heeft aangetoond, kan dit verweer niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings heeft op 16 maart 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] (° [geboortedag] .1968).
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Na de terugkeer kan de Belgische vrijheidsbenemende straf of maatregel worden aangepast.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De onder 4 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren naar Nederlands recht op:
Mensenhandel (273f WvSr)
En
Mensensmokkel (197a WvSr)
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en A.K. Glerum rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 mei 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.