ECLI:NL:RBAMS:2018:296

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
6189441 CV EXPL 17-17262
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurschade door een schaatsvereniging na annulering van gereserveerde ijsuren

In deze zaak vorderde de stichting Stichting IJscomplex Jaap Eden (hierna: Het IJscomplex) betaling van een bedrag van € 1.042,17 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente van de vereniging Ekijsa, die kunstschaatsen en ijsdansen aanbiedt. Het IJscomplex had met Ekijsa een overeenkomst gesloten voor het huren van extra uren op de ijsbaan, maar Ekijsa annuleerde deze uren kort voor de afgesproken tijd. Het IJscomplex stelde dat zij recht had op betaling, omdat de uren niet konden worden doorverhuurd aan een andere partij.

De kantonrechter oordeelde dat er een geldige overeenkomst was ontstaan tussen partijen voor de extra uren en dat Ekijsa niet gerechtigd was om deze eenzijdig te annuleren. De privéomstandigheden van de voorzitter van Ekijsa, die als reden voor de annulering werden opgegeven, werden niet als voldoende geacht om de overeenkomst te beëindigen. De rechter wees de vordering van Het IJscomplex toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde Ekijsa in de proceskosten.

In reconventie had Ekijsa een vordering ingesteld tegen Het IJscomplex wegens gemiste inkomsten door uitval van de koelmachines. Deze vordering werd echter afgewezen, omdat Ekijsa onvoldoende bewijs had geleverd voor haar schade. De rechter concludeerde dat Ekijsa in het ongelijk was gesteld in zowel conventie als reconventie, en dat zij de kosten van het geding diende te vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6189441 CV EXPL 17-17262
vonnis van: 19 januari 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting IJscomplex Jaap Eden

gevestigd te Amsterdam
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: Het IJscomplex
gemachtigde: mr. E.PH. Schölvinck
t e g e n
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Ekijsa vereniging voor kunstschaatsen en ijsdansen Amsterdam
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
nader te noemen: Ekijsa
gemachtigde: [naam voorzitter]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 14 juli 2017 van Het IJscomplex, met producties;
  • de conclusie antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie van Ekijsa ;
  • het vonnis van 6 oktober 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
De gemachtigde van Ekijsa heeft per email van 20 december 2017 bericht niet bij de voor 21 december 2017 geplande comparitie aanwezig te kunnen zijn in verband met onvoorziene privé omstandigheden. Daarop heeft de griffier de gemachtigde van Ekijsa bericht dat uitstel slechts mogelijk is indien de gemachtigde van Het IJscomplex schriftelijk verklaart daar geen bezwaar tegen te hebben. Het IJscomplex heeft voornoemde verklaring niet gegeven. De gemachtigde van Ekijsa heeft daarop per email bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
Nu Het IJscomplex niet met het uitstelverzoek heeft ingestemd en Ekijsa de achtergrond van haar verzoek niet met stukken heeft onderbouwd, heeft de kantonrechter beslist dat de comparitie niet uitgesteld zal worden.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 21 december 2018. Namens Het IJscomplex is verschenen [naam adjunct directeur] (adjunct directeur tevens hoofd financiën). Ekijsa is, zoals door haar was aangekondigd, niet verschenen. Het IJscomplex heeft haar vordering toegelicht, mede onder overlegging van een nader bewijsstuk en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

in conventie en reconventie

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Het IJscomplex exploiteert een ijsbaan in Amsterdam en verhuurt in dat kader het gebruik van de ijsbaan met aanverwante faciliteiten aan verschillende (sport)verenigingen.
1.2.
Ekijsa is een vereniging voor kunstschaatsen en ijsdansen en huurt reeds vele jaren enkele uren per week de ijsbaan. Daartoe wordt jaarlijks een nieuwe huurovereenkomst (hierna: de seizoensovereenkomst) gesloten. Ekijsa heeft ook voor het seizoen 2015-2016 een seizoensovereenkomst gesloten met Het IJscomplex
.Voorts worden de (sport)verenigingen die van de ijsbaan gebruik maken in de gelegenheid gesteld om naast de reguliere uren, extra uren af te nemen. In artikel 3.9. van de seizoensovereenkomst is bepaald:
“Overige ijshuur zal na afloop van dat ijsgebruik separaat worden gefactureerd (…) Deze huur valt eveneens onder de termen van het contract”. En in artikel 3.10:
“Niet gebruikte uren worden niet gerestitueerd, tenzij een andere huurder voor deze ijstijd is gevonden. (…) Indien de verhuurder voorafgaand aan de ijstijd aan de huurder en derde de over te dragen uren niet schriftelijk heeft bevestigd, dan zal de ijshuur niet aan huurder worden gerestitueerd.”
1.3.
Op 2 augustus 2016 heeft Het IJscomplex aan Ekijsa per email bericht: “
Bijgaand het rooster voor de maand september begin oktober. Mocht je van uren willen afzien dan verneem ik dat graag. Ik zal kijken of er andere verenigingen geïnteresseerd zijn om deze over te nemen. Mocht je beschikbare uren willen afnemen dan hoor ik dat uiteraard ook graag.”
1.4.
Ekijsa heeft daarop bij email van 7 augustus 2016 geantwoord:

Mits beschikbaar, zouden wij graag willen opteren voor de volgende blokken:(…)Zondag 11-09-2016 12.00-15.20 uurZondag 11-09-2016 17.00-19.00 uurZaterdag 24-09-2016 12.15-15.45 uurZondag 25-09-2016 12.00-15.20(…)Hoor graag of bovenstaande akkoord is. Dan gaan wij de uren inroosteren.
1.5.
Op 9 augustus 2016 heeft Het IJscomplex aan Ekijsa bericht:
“Ik heb(…)11-9, 25-9 (…) voor je vastgelegd. Op 24-9 heb ik alleen nog 13.30-15.45 voor je. Deze heb ik ook voor je vastgelegd!Onderstaand de vastgelegde tijden:(..)Zondag 11-09-2016 12.00-15.20 uurZondag 11-09-2016 17.00-19.00 uurZaterdag 24-09-2016 13.30-15.45 uurZondag 25-09-2016 12.00-15.20 uur (…)”.
1.6.
Ekijsa heeft met betrekking tot de voor 11 september 2016 vastgelegde extra uren per email van 8 september 2016 verzocht een deel van deze uren te annuleren. Het IJscomplex heeft daarop geantwoord dat het moeilijk zal zijn deze uren op zo een korte termijn aan een andere partij te slijten, maar dat indien Ekijsa een uur wil teruggeven, zij dit voor 16:00 uur dient te melden. Daarop heeft Ekijsa laten we ten het eerste uur te willen laten vervallen.
1.7.
Ekijsa heeft op 17 september 2016 per mail aan Het IJscomplex het volgende verzoek gedaan: “
Deze week is de Nationale Sportweek. Volgend weekend hebben wij extra ijs afgenomen hiervoor en bieden wij in het weekend gratis lessen aan in combinatie met eigen trainingen. Ik vroeg mij af of er mogelijkheden zijn om dit weekend via de Jaap Eden website extra te promoten (…) Op zaterdag 24-09-2016 hebben wij ijs van 13.30-15.20 en op zondag 25-09-2016 van 12.00-15.20 uur.(…)”
1.8.
Bij email van 18 september 2016 heeft Ekijsa aan Het IJscomplex bericht het voor het weekend van 24 en 25 september 2016 gereserveerde ijs volledig te willen annuleren in verband met privé omstandigheden van de voorzitter van Ekijsa, de heer [naam voorzitter] (hierna: [naam voorzitter] ), waarvoor hij mogelijk op korte termijn naar het buitenland moet. Ekijsa heeft er daarbij op gewezen dat er weinig tot geen mensen zijn die de organisatie met betrekking tot Nationale Sportweek in orde kunnen maken, zodat het evenement geen doorgang kan hebben.
1.9.
Het IJscomplex heeft daarop gereageerd met de mededeling te zullen proberen de uren alsnog aan een derde te verhuren maar dat indien dat niet lukt, de kosten bij Ekijsa in rekening zullen worden gebracht.
1.10.
Het IJscomplex heeft bij Ekijsa de gereserveerde ijsuren van 24 en 25 september 2016 bij Ekijsa in rekening gebracht.
1.11.
Ekijsa heeft daartegen herhaaldelijk bezwaar gemaakt en de bijbehorende kosten niet voldaan.
1.12.
Op enig moment heeft Het IJscomplex haar vordering uit handen gegeven. De incassogemachtigde heeft Ekijsa bij brief van 25 april 2017 - verzonden aan [naam voorzitter] - tot betaling van een hoofdsom van € 1.566,67 aangemaand en aanspraak gemaakt op een bedrag van € 235,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Onderdeel van dat bedrag maakt uit een factuur met betrekking tot afgenomen uren in december 2016. Het IJscomplex heeft de daarvoor in rekening gebrachte bedragen van € 82,50 respectievelijk € 242,00 (inclusief BTW) bij afzonderlijke facturen van 17 mei 2017 aan Ekijsa gecrediteerd.

Vorderingen en verweer

2. Het IJscomplex vordert in conventie dat Ekijsa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 1.042,17 aan hoofdsom;
b. € 156,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 17,36 aan wettelijke handelsrente, berekend vanaf 25 april 2017 tot 14 juli 2017;
d. de wettelijke handelsrente over € 1.042,17 vanaf 14 juli 2017 tot de dag van voldoening;
e. de proceskosten.
3. Het IJscomplex stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat Ekijsa de gefactureerde uren heeft afgenomen, zodat zij daarvoor dient te betalen. Dat zij uiteindelijk van die uren feitelijk geen gebruik heeft gemaakt, doet daar niet aan af.
4. Ekijsa betwist de vordering in conventie en voert daartoe - kort gezegd - aan dat zij slechts voor de betreffende uren heeft geopteerd, maar deze uiteindelijk niet heeft gebruikt. Zij heeft dit ook ruim op tijd aan Het IJscomplex gemeld. Zij acht zich dan ook niet gehouden daarvoor te betalen. Volgens Ekijsa hebben partijen met betrekking tot de extra uren geen overeenkomst gesloten en is de tussen partijen gesloten huurovereenkomst voor het seizoen 2015-2016 niet op de extra uren van toepassing. Daarnaast heeft Het IJscomplex bij een andere gelegenheid wel een vastgelegd extra uur twee dagen voorafgaand kosteloos teruggenomen. Ekijsa betwist de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten nu niet aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan.
5. In reconventie vordert Ekijsa Het IJscomplex te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.200,00 wegens gemiste inkomsten. In het seizoen 2016-2017 is Ekijsa meerdere leden kwijtgeraakt als gevolg van het uitvallen van de koelmachines op de buitenbaan. Hoewel Het IJscomplex de betreffende uren heeft gecrediteerd, stelt zij schade te hebben geleden, aangezien enkele leden hun lidmaatschap hebben opgezegd. Het IJscomplex verweert zich tegen deze vordering en voert daartoe – kort gezegd – aan dat zij niet eerder van Ekijsa heeft vernomen dat zij naast de aan haar gecrediteerde huurkosten, aanvullende schade heeft geleden.
Beoordelingin conventie
6. Nu Ekijsa dit uitdrukkelijk heeft betwist, dient allereerst beoordeeld te worden of tussen partijen een (huur)overeenkomst is gesloten met betrekking tot de extra uren en meer in het bijzonder ten aanzien van de uren op 24 en 25 september 2016.
7. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Het IJscomplex heeft met haar email van 2 augustus 2016 Ekijsa de mogelijkheid geboden extra uren voor de komende periode af te nemen. In haar email van 7 augustus 2016 heeft Ekijsa meegedeeld welke extra uren zij - mits beschikbaar - wilde afnemen. Nu zij daarbij geen voorwaarden of voorbehouden heeft gemaakt, heeft dit laatste te gelden als een aanbod van Ekijsa om de door haar opgegeven uren af te nemen. Het IJscomplex heeft dit aanbod aanvaard met haar email van 9 augustus 2016 met de mededeling dat zij de gewenste uren heeft vastgelegd. Daarbij is één tijdsblok aangepast, maar Ekijsa heeft dat geaccepteerd, zo blijkt uit haar bericht van 17 september 2016. Daarmee is tussen partijen met betrekking tot de extra uren van 24 en 25 september 2016 een (huur)overeenkomst ontstaan. Dat enkel sprake was van een optie of reservering in de zin van een tijdelijke vrijblijvende afspraak waarvoor een bedenktijd geldt, zoals Ekijsa heeft betoogd, blijkt nergens uit. Sterker nog, Ekijsa heeft Het IJscomplex daags voor de annulering nog verzocht op haar website te adverteren met de invulling van de door haar afgenomen extra uren. Daaruit kan worden opgemaakt dat Ekijsa er zelf ook vanuit ging dat zij met betrekking tot de extra uren een overeenkomst was aangegaan.
8. Nu aldus vast is komen te staan dat partijen met betrekking tot de extra uren een overeenkomst hebben gesloten, dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of Ekijsa de overeenkomst tussentijds kon opzeggen.
9. In artikel 3.9. van de seizoensovereenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat “overige ijshuur” eveneens onder de termen van die overeenkomst vallen. In artikel 3.10 is vervolgens bepaald dat niet gebruikte uren niet worden gerestitueerd, tenzij een andere huurder voor die uren is gevonden. Nu onweersproken is gelaten dat er geen andere huurder voor de onderhavige uren is gevonden, is het Het IJscomplex gelet op voorgaande bepalingen gerechtigd de kosten van huur van de extra uren bij Ekijsa in rekening brengen.
10. Maar ook op grond van de wet – dus als de seizoensovereenkomst niet van toepassing zou zijn – is zij daartoe gerechtigd. De onderhavige overeenkomst is een overeenkomst voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van de extra uren. Nu gesteld, noch gebleken is dat partijen een tussentijdse opzegmogelijkheid zijn overeengekomen, eindigt een huurovereenkomst voor bepaalde tijd ingevolge de wettelijke bepalingen enkel door het verstrijken van de tijd waarvoor de huurovereenkomst is aangegaan. Weliswaar is niet geheel uitgesloten dat op dit beginsel een uitzondering kan worden aangenomen, maar een dergelijke uitzondering kan slechts haar grond vinden in onvoorziene - dat wil zeggen niet in de overeenkomst verdisconteerde - omstandigheden, die niet voor rekening van de opzeggende partij komen en die van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten (zie HR 10 augustus 1994, NJ 1994, 688).
11. De privé omstandigheden van [naam voorzitter] waarop Ekijsa zich heeft beroepen zijn omstandigheden die, hoe ongelukkig ook voor [naam voorzitter] persoonlijk, voor haar risico komen. Ook is de aard van deze omstandigheden niet zodanig dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee brengen dat Het IJscomplex van Ekijsa niet mag verlangen dat de overeenkomst in stand blijft. Dat Het IJscomplex in een eerder geval wel een uur heeft terug genomen, maakt dit niet anders. Aldus is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan Ekijsa de overeenkomst tussentijds kon opzeggen, zodat zij haar betalingsverplichting dient na te komen. Nu Ekijsa de hoogte van de vordering niet heeft betwist, zal gelet op het vorenstaande, de gevorderde hoofdsom worden toegewezen.
12. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt het volgende overwogen. De wettelijke vereisten waaraan Het IJscomplex volgens Ekijsa niet zou hebben voldaan (waaronder het niet wijzen op de hoogte van deze kosten en het in rekening brengen van die kosten) zijn vastgelegd in artikel 6:96 lid 6 Burgerlijk Wetboek. Volgens deze bepaling gelden deze vereisten evenwel ten aanzien van natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf. Hoewel de incassogemachtigde van Het IJscomplex de aanmaning naar [naam voorzitter] heeft gestuurd, wordt daarin duidelijk vermeld dat [naam voorzitter] in zijn hoedanigheid van voorzitter van Ekijsa wordt aangeschreven. De vereisten van lid 6 gelden dan ook niet voor de onderhavige overeenkomst. Het IJscomplex heeft voldoende onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Nu voorts de hoogte van de gevorderde vergoeding valt binnen de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zullen deze kosten worden toegewezen.
13. De rente wordt toegewezen zoals gevorderd nu dit volgt uit de wet en Ekijsa door niet te betalen in gebreke is. |
in reconventie
14. Ekijsa heeft haar vordering tegenover de gemotiveerde betwisting niet nader onderbouwd, zodat haar vordering als onvoldoende onderbouwd dient te worden afgewezen.
in conventie en reconventie
15. Als in conventie en reconventie in het ongelijk gestelde partij, wordt Ekijsa veroordeeld in de kosten van het geding.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt Ekijsa tot betaling aan Het IJscomplex van:
- € 1.042,17 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2017 tot aan de voldoening;
- € 156,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 17,36 aan voor de dagvaarding verschuldigd geworden wettelijke handelsrente;
veroordeelt Ekijsa in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Het IJscomplex begroot op:
exploot € 80,42
salaris € 200,00
griffierecht € 470,00
-----------------
totaal € 750,42
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Ekijsa tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, alsmede tot betaling van een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Ekijsa niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Ekijsa in de kosten van het geding aan de zijde van Het IJscomplex gevallen, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. F.J. Lourens, kantonrechter op 19 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.