Vorderingen en verweer
2. Het IJscomplex vordert in conventie dat Ekijsa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 1.042,17 aan hoofdsom;
b. € 156,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 17,36 aan wettelijke handelsrente, berekend vanaf 25 april 2017 tot 14 juli 2017;
d. de wettelijke handelsrente over € 1.042,17 vanaf 14 juli 2017 tot de dag van voldoening;
e. de proceskosten.
3. Het IJscomplex stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat Ekijsa de gefactureerde uren heeft afgenomen, zodat zij daarvoor dient te betalen. Dat zij uiteindelijk van die uren feitelijk geen gebruik heeft gemaakt, doet daar niet aan af.
4. Ekijsa betwist de vordering in conventie en voert daartoe - kort gezegd - aan dat zij slechts voor de betreffende uren heeft geopteerd, maar deze uiteindelijk niet heeft gebruikt. Zij heeft dit ook ruim op tijd aan Het IJscomplex gemeld. Zij acht zich dan ook niet gehouden daarvoor te betalen. Volgens Ekijsa hebben partijen met betrekking tot de extra uren geen overeenkomst gesloten en is de tussen partijen gesloten huurovereenkomst voor het seizoen 2015-2016 niet op de extra uren van toepassing. Daarnaast heeft Het IJscomplex bij een andere gelegenheid wel een vastgelegd extra uur twee dagen voorafgaand kosteloos teruggenomen. Ekijsa betwist de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten nu niet aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan.
5. In reconventie vordert Ekijsa Het IJscomplex te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.200,00 wegens gemiste inkomsten. In het seizoen 2016-2017 is Ekijsa meerdere leden kwijtgeraakt als gevolg van het uitvallen van de koelmachines op de buitenbaan. Hoewel Het IJscomplex de betreffende uren heeft gecrediteerd, stelt zij schade te hebben geleden, aangezien enkele leden hun lidmaatschap hebben opgezegd. Het IJscomplex verweert zich tegen deze vordering en voert daartoe – kort gezegd – aan dat zij niet eerder van Ekijsa heeft vernomen dat zij naast de aan haar gecrediteerde huurkosten, aanvullende schade heeft geleden.
Beoordelingin conventie
6. Nu Ekijsa dit uitdrukkelijk heeft betwist, dient allereerst beoordeeld te worden of tussen partijen een (huur)overeenkomst is gesloten met betrekking tot de extra uren en meer in het bijzonder ten aanzien van de uren op 24 en 25 september 2016.
7. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Het IJscomplex heeft met haar email van 2 augustus 2016 Ekijsa de mogelijkheid geboden extra uren voor de komende periode af te nemen. In haar email van 7 augustus 2016 heeft Ekijsa meegedeeld welke extra uren zij - mits beschikbaar - wilde afnemen. Nu zij daarbij geen voorwaarden of voorbehouden heeft gemaakt, heeft dit laatste te gelden als een aanbod van Ekijsa om de door haar opgegeven uren af te nemen. Het IJscomplex heeft dit aanbod aanvaard met haar email van 9 augustus 2016 met de mededeling dat zij de gewenste uren heeft vastgelegd. Daarbij is één tijdsblok aangepast, maar Ekijsa heeft dat geaccepteerd, zo blijkt uit haar bericht van 17 september 2016. Daarmee is tussen partijen met betrekking tot de extra uren van 24 en 25 september 2016 een (huur)overeenkomst ontstaan. Dat enkel sprake was van een optie of reservering in de zin van een tijdelijke vrijblijvende afspraak waarvoor een bedenktijd geldt, zoals Ekijsa heeft betoogd, blijkt nergens uit. Sterker nog, Ekijsa heeft Het IJscomplex daags voor de annulering nog verzocht op haar website te adverteren met de invulling van de door haar afgenomen extra uren. Daaruit kan worden opgemaakt dat Ekijsa er zelf ook vanuit ging dat zij met betrekking tot de extra uren een overeenkomst was aangegaan.
8. Nu aldus vast is komen te staan dat partijen met betrekking tot de extra uren een overeenkomst hebben gesloten, dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of Ekijsa de overeenkomst tussentijds kon opzeggen.
9. In artikel 3.9. van de seizoensovereenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat “overige ijshuur” eveneens onder de termen van die overeenkomst vallen. In artikel 3.10 is vervolgens bepaald dat niet gebruikte uren niet worden gerestitueerd, tenzij een andere huurder voor die uren is gevonden. Nu onweersproken is gelaten dat er geen andere huurder voor de onderhavige uren is gevonden, is het Het IJscomplex gelet op voorgaande bepalingen gerechtigd de kosten van huur van de extra uren bij Ekijsa in rekening brengen.
10. Maar ook op grond van de wet – dus als de seizoensovereenkomst niet van toepassing zou zijn – is zij daartoe gerechtigd. De onderhavige overeenkomst is een overeenkomst voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van de extra uren. Nu gesteld, noch gebleken is dat partijen een tussentijdse opzegmogelijkheid zijn overeengekomen, eindigt een huurovereenkomst voor bepaalde tijd ingevolge de wettelijke bepalingen enkel door het verstrijken van de tijd waarvoor de huurovereenkomst is aangegaan. Weliswaar is niet geheel uitgesloten dat op dit beginsel een uitzondering kan worden aangenomen, maar een dergelijke uitzondering kan slechts haar grond vinden in onvoorziene - dat wil zeggen niet in de overeenkomst verdisconteerde - omstandigheden, die niet voor rekening van de opzeggende partij komen en die van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten (zie HR 10 augustus 1994, NJ 1994, 688).
11. De privé omstandigheden van [naam voorzitter] waarop Ekijsa zich heeft beroepen zijn omstandigheden die, hoe ongelukkig ook voor [naam voorzitter] persoonlijk, voor haar risico komen. Ook is de aard van deze omstandigheden niet zodanig dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee brengen dat Het IJscomplex van Ekijsa niet mag verlangen dat de overeenkomst in stand blijft. Dat Het IJscomplex in een eerder geval wel een uur heeft terug genomen, maakt dit niet anders. Aldus is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan Ekijsa de overeenkomst tussentijds kon opzeggen, zodat zij haar betalingsverplichting dient na te komen. Nu Ekijsa de hoogte van de vordering niet heeft betwist, zal gelet op het vorenstaande, de gevorderde hoofdsom worden toegewezen.
12. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt het volgende overwogen. De wettelijke vereisten waaraan Het IJscomplex volgens Ekijsa niet zou hebben voldaan (waaronder het niet wijzen op de hoogte van deze kosten en het in rekening brengen van die kosten) zijn vastgelegd in artikel 6:96 lid 6 Burgerlijk Wetboek. Volgens deze bepaling gelden deze vereisten evenwel ten aanzien van natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf. Hoewel de incassogemachtigde van Het IJscomplex de aanmaning naar [naam voorzitter] heeft gestuurd, wordt daarin duidelijk vermeld dat [naam voorzitter] in zijn hoedanigheid van voorzitter van Ekijsa wordt aangeschreven. De vereisten van lid 6 gelden dan ook niet voor de onderhavige overeenkomst. Het IJscomplex heeft voldoende onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Nu voorts de hoogte van de gevorderde vergoeding valt binnen de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zullen deze kosten worden toegewezen.
13. De rente wordt toegewezen zoals gevorderd nu dit volgt uit de wet en Ekijsa door niet te betalen in gebreke is. |
in reconventie
14. Ekijsa heeft haar vordering tegenover de gemotiveerde betwisting niet nader onderbouwd, zodat haar vordering als onvoldoende onderbouwd dient te worden afgewezen.
in conventie en reconventie
15. Als in conventie en reconventie in het ongelijk gestelde partij, wordt Ekijsa veroordeeld in de kosten van het geding.