ECLI:NL:RBAMS:2018:2913

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7062
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen herziening van bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 augustus 2017, waarin zijn bijstandsuitkering over de periode van 1 december 2014 tot en met 19 april 2016 werd herzien en een bedrag van € 13.917,24 bruto werd teruggevorderd. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 15 maart 2018 werd duidelijk dat de eiser op 16 augustus 2017 was verhuisd, maar deze verhuizing niet tijdig had doorgegeven aan het bijstandsloket. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de eiser had kunnen en moeten zorgen voor een adequate doorgeving van zijn adreswijziging. De rechtbank stelde vast dat het primaire besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat de bezwaartermijn was overschreden.

De rechtbank concludeerde dat het college terecht het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk had verklaard. De eiser had voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt kenbaar te maken, en de rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7062

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S. Guman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M. Mulders).

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers bijstandsuitkering over de periode van 1 december 2014 tot en met 19 april 2016 herzien en een bedrag van € 13.917,24 bruto van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 31 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig B. Boucher, tolk in de taal Engels.

Overwegingen

1. In beroep ligt alleen de vraag voor of verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van een besluit door toezending of uitreiking aan de belanghebbende. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het primaire besluit op 15 augustus 2017 is verzonden naar het [adres 1] te Amsterdam. Verder is niet in geschil dat eiser, op het moment dat het primaire besluit werd verzonden, nog op dit adres stond ingeschreven. Dit betekent dat verweerder het primaire besluit in overeenstemming met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, en dus op de juiste wijze, bekend heeft gemaakt.
4. Het primaire besluit dateert van 15 augustus 2017. Dat betekent dat de bezwaartermijn liep tot en met 26 september 2017. Vast staat dat het bezwaarschrift van eiser op 19 oktober 2017 bij verweerder is ingekomen. Dit betekent dat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
5. Als een bezwaarschrift te laat is ingediend, moet het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat is op grond van artikel 6:11 van de Awb slechts anders indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Met andere woorden: als de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar kan worden geacht.
6. Eiser heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat sprake was van een verhuizing en hij deze tijdig heeft doorgegeven.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser op 16 augustus 2017 is verhuisd naar het [adres 2] te Amsterdam. Deze verhuizing heeft hij op 17 augustus 2017 gemeld bij Stadsloket Zuidoost van de gemeente Amsterdam (het Stadsloket) met het oog op zijn inschrijving in het bevolkingsregister. Tussen het moment van verzending van het primaire besluit en het doorgeven van de verhuizing aan het Stadsloket zaten dus twee dagen.
8. De rechtbank overweegt dat op de zitting duidelijk is geworden dat eiser de verhuizing weliswaar heeft gemeld met het oog op zijn inschrijving in het bevolkingsregister, maar dat hij zelf geen contact heeft opgenomen met het bijstandsloket of met zijn klantmanager om de verhuizing door te geven. Bij hen was de adreswijzing niet bekend, zodat het primaire besluit naar het wel bekende (oude) adres van eiser is gestuurd. Verder is op de zitting gebleken dat eiser al sinds juni 2017 wist dat hij op 16 augustus 2017 een afspraak bij de notaris had. Hoewel eiser hoopte dat hij meer tijd zou krijgen om een ander adres te zoeken, acht de rechtbank het aannemelijk dat hij al enige tijd geweten moet hebben dat de afspraak met de notaris zou doorgaan. Eiser had de verhuizing dan ook eerder kunnen melden bij zijn klantmanager. Het is aan eiser om adequate maatregelen te treffen om te voorkomen dat er problemen met het ontvangen van post ontstaan door een verhuizing. Eiser had bijvoorbeeld ook gebruik kunnen maken van de doorzendservice van PostNL. De omstandigheid dat eiser het primaire besluit niet tijdig zou hebben ontvangen komt dan ook voor zijn risico. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan een verschoonbare termijnoverschrijding moet worden aangenomen.
9. Eiser heeft tot slot nog aangevoerd dat verweerder hem in de bezwaarprocedure ten onrechte niet heeft gehoord. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. In dit geval is sprake van een ruime overschrijding van de bezwaartermijn. Uit het bezwaarschrift blijkt dat eiser zich hiervan bewust is geweest, omdat hij daarin al is ingegaan op de reden waarom hij vindt dat het bezwaar wel ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarmee voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt kenbaar te maken. Gelet op wat eiser in bezwaar naar voren heeft gebracht stond ten tijde van het bestreden besluit buiten redelijke twijfel dat het bezwaar niet-ontvankelijk was wegens termijnoverschrijding. Verweerder had daarom mogen afzien van het horen.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak komt de rechtbank daarom niet toe.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. van Zutphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.