In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en ING Bank N.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.J. Zomer, vorderde de verwijdering van coderingen die door ING waren geplaatst in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het Bureau Krediet Registratie (BKR). De eiser stelde dat deze registraties hem belemmerden in het verkrijgen van een hypothecaire lening voor een recent aangekochte woning. De voorzieningenrechter overwoog dat de registratie van persoonsgegevens onder de Wet bescherming persoonsgegevens valt en dat bij de handhaving van deze registraties de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht moeten worden genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de registraties op juiste gronden waren geplaatst, aangezien de eiser een betalingsachterstand had bij ING en dat de bank gerechtigd was deze achterstanden te melden. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde de eiser in de proceskosten, die aan de zijde van ING tot op heden zijn begroot op € 1442,00. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.