ECLI:NL:RBAMS:2018:2675

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
AMS 16/4087
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen en onderzoek naar verzekerde tijdvakken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam eiser], een eiser uit Turkije, en de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een AOW-pensioen. De Svb had op 6 oktober 2015 een AOW-uitkering toegekend aan [naam eiser], maar dit besluit werd door de eiser betwist. De Svb verklaarde het bezwaar van [naam eiser] op 12 april 2016 ongegrond, waarna [naam eiser] beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam eiser] niet ingeschreven stond in een bevolkingsregister in Nederland, wat essentieel is voor het recht op AOW. De Svb had onderzoek gedaan naar de verzekerde tijdvakken en concludeerde dat [naam eiser] slechts één jaar verzekerd was voor de AOW, wat resulteerde in een maandelijkse uitkering van € 15,35. De eiser voerde aan dat hij recht had op drie verzekerde jaren en een hoger pensioen, maar de rechtbank oordeelde dat de Svb voldoende onderzoek had gedaan en dat er geen bewijs was voor de claims van [naam eiser]. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van [naam eiser] af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/4087

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats] (Turkije), eiser, hierna: [naam eiser],

en
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,verweerder, hierna: de Svb.

Procesverloop

Met het besluit van 6 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft de Svb vanaf 1 oktober 2015 aan [naam eiser] een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Hiertegen heeft [naam eiser] bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 12 april 2016 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [naam eiser] ongegrond verklaard.
[naam eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. [naam eiser], geboren op [geboortedatum] 1950, heeft op 23 maart 2015 vanuit Turkije via het Turkse orgaan SGK een AOW-pensioen aangevraagd. Op het aanvraagformulier heeft [naam eiser] ingevuld dat hij van 1974 tot en met 1977 in Nederland heeft gewerkt bij Stationsrestauratie Hollands Spoor.
2. Recht op een AOW-pensioen heeft de persoon die daarvoor verzekerd is geweest. Op grond van artikel 6, eerste lid van de AOW is verzekerd degene die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en ingezetene is van Nederland of geen ingezetene is, maar wel, met betrekking tot in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid, aan de loonbelasting is onderworpen.
3. Naar aanleiding van de AOW-aanvraag van [naam eiser] heeft de Svb onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat [naam eiser] niet ingeschreven heeft gestaan in een bevolkingsregister in Nederland. Daarom kan niet worden vastgesteld dat [naam eiser] in Nederland heeft gewoond. Uit de bij de Svb bekende gegevens (loonbelastingkaarten) blijkt dat [naam eiser] van 1 juli 1973 tot en met 31 december 1973 gewerkt heeft bij de Stationsrestauratie Hollands Spoor in Den Haag. Op grond van deze gegevens heeft de Svb vastgesteld dat [naam eiser] één jaar verzekerd is geweest voor de AOW en dat hij daarmee 2% AOW-pensioen heeft opgebouwd.
4. Met het primaire besluit heeft de Svb aan [naam eiser] vanaf 1 oktober 2015 een AOW-pensioen toegekend van € 15,35 per maand.
5. [naam eiser] heeft zowel tijdens de aanvraagprocedure als tijdens de bezwaarprocedure geen bewijsstukken met betrekking tot wonen en/of werken in Nederland overgelegd.
6. In beroep voert [naam eiser] aan dat sprake is van drie verzekerde jaren en dat aan hem een AOW-pensioen van € 300,- moet worden toegekend. Daarnaast verzoekt hij om toekenning van een invaliditeitspensioen.
7. De rechtbank overweegt als volgt. De Svb heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het toekennen van een invaliditeitspensioen geen onderwerp van geschil is in deze procedure. De rechtbank kan daarover in deze procedure dan ook geen oordeel geven. Voor een eventueel recht op een invaliditeitspensioen moet [naam eiser] zich wenden tot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en niet de Svb.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat de Svb voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verzekerde tijdvakken van [naam eiser]. Op basis van de bevindingen van het onderzoek heeft de Svb terecht geconcludeerd dat [naam eiser] slechts één jaar verzekerd is geweest voor de AOW en dat hij daarmee recht heeft op een AOW-pensioen ter hoogte van 2% van het volledige AOW-pensioen. Uit het dossier of uit dat wat door [naam eiser] is aangevoerd, blijkt niet dat [naam eiser] voor de door hem gestelde periode van drie jaar verzekerd is geweest voor de AOW of dat het onderzoek van de Svb niet volledig is geweest.
9. Om die reden is het beroep ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.