ECLI:NL:RBAMS:2018:2649

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
13/703115-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking, bedreiging en mishandeling van ex-vriendin met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 24 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die werd beschuldigd van stalking, bedreiging en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tussen mei en december 2017 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, door haar te stalken en te bedreigen. De verdachte heeft onder andere dreigende berichten gestuurd, haar gevolgd en zelfs haar woning binnengedrongen. Tijdens de zitting op 10 april 2018 heeft de officier van justitie, mr. L. Stroink, een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling bij De Waag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stalking, mishandeling en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de feiten bewezen zijn en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een van de tenlastegelegde feiten nietig verklaard, maar de overige feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 176 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en moet zich houden aan een contact- en locatieverbod ten opzichte van het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.640,79, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 december 2017.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en het strafblad van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden voor behandeling niet opgelegd, omdat de verdachte geen motivatie toonde voor behandeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/703115-17
Datum uitspraak: 24 april 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Stroink, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Snoeij, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 mei 2017, in ieder geval van 7 juli 2017, tot en met 25 december 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door haar vele berichten te sturen en haar meerdere malen
hinderlijk te achtervolgen, onder andere door:
-aan de zus van die [slachtoffer 1] te laten weten dat hij zelfmoord wilde plegen, en dat dat de schuld was van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
-de Yahoo-account van die [slachtoffer 1] te hacken en/of
-naar die [slachtoffer 1] het volgende bericht te sturen: "Jij laat altijd het licht in je appartement aan, wees niet verbaasd als je het licht uit vindt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-naar die [slachtoffer 1] een bericht te sturen inhoudende dat hij op straat moest slapen door haar, en dat hij op haar zou gaan jagen en/of
-die [slachtoffer 1] te achtervolgen op het metrostation en/of
-met regelmaat voor de woning van die [slachtoffer 1] te staan en/of
-die [slachtoffer 1] een mail te sturen inhoudende dat hij, verdachte, overal is en altijd zal weten wat die [slachtoffer 1] doet en met wie en/of
-naar die [slachtoffer 1] een foto te sturen met daarop een hangende strop tussen twee bomen en/of
-naar die [slachtoffer 1] een bericht te sturen met de tekst: "Nu ik in mijn land ben heb ik geen enkel verbod, ik kan je elk moment berichten sturen. Je ouders zullen voorzichtig moeten zijn. Ik zal je aan het huilen maken en laten lijden van een afstand om je te laten voelen wat ik in het afgelopen jaar heb gevoeld. Ik neem alle risico's en ik verzeker je dat je je hele leven aan mij vastgebonden zult blijven. Fijne vakantie, ik hoop dat de Griek je zal brengen wat je wenst", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-(telkens) achter die [slachtoffer 1] aan te lopen op een (Halloween)feest in de Westergasbriek, waardoor hij zich op dat betreffende feest (gedurende langere tijd) zeer dichtbij haar bevond,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij op of omstreeks 23 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]
-op/tegen zijn (rechter) wang te slaan/stompen en/of schoppen/trappen en/of
-tegen zijn (linker) schouder te slaan/stompen en/of schoppen/trappen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2017 tot en met 13 november 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een mes tegen de nek van die [slachtoffer 1] te houden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: "Als je nu de politie belt of iemand roept vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: "Als je al je verdenkingen opgeeft, kan ik rustig naar het ziekenhuis gaan. Ik ben op straat sinds vorige nacht, niemand weet waar ik ben. Als je het niet opgeeft, dan ga ik op jou jagen, tot ik je pak. En allebei zullen wij door drie van de vier echtgenoten vrijgelaten worden. Jouw keuze. Het is moeilijk nu jou te bereiken. maar ik kan je wel bereiken op andere plekken. Je nummer 144 zegt jou dat iets, nee 141. Bevestig het vanavond, want ik kan er niet meer tegen op straat. Anders kom ik vannacht naar jou toe, in jouw huis." althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 23 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder andere) een paspoort en/of een geboorteakte en/of BH's en/of een flesje parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6.
hij op of omstreeks 25 december 2017 te Amsterdam opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 17 november 2017 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich tot en met 3 januari 2018
-niet mag ophouden in een straal van 200 meter van de woning van mevrouw [slachtoffer 1] , gelegen [adres 1] , [plaats] ;
-dient te onthouden van ieder contact met mevrouw [slachtoffer 1] ;

3.Voorvragen

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat onder feit 6 (opzettelijk handelen in strijd met de gedragsaanwijzing) het handelen van verdachte onvoldoende feitelijk is omschreven, waardoor niet duidelijk is welke gedragingen verdachte precies worden verweten. Deze onduidelijkheid wordt nog eens versterkt nu verdachte volgens de tenlastelegging “op of omstreeks 25 december 2017” in strijd met de gedragsaanwijzing zou hebben gehandeld, terwijl verdachte sinds 24 december 2017 vast zat. Met betrekking tot dit feit voldoet de dagvaarding derhalve niet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. De rechtbank zal daarom de dagvaarding met betrekking tot dit feit nietig verklaren.
3.2.
De dagvaarding is voor het overige geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op tijdstippen in de periode van 25 mei 2017 tot en met 25 december 2017 te Amsterdam stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door haar vele berichten te sturen en haar meerdere malen hinderlijk te achtervolgen, onder andere door:
  • de Yahoo-account van die [slachtoffer 1] te hacken; en
  • naar die [slachtoffer 1] het volgende bericht te sturen: “Jij laat altijd het licht in je appartement aan, wees niet verbaasd als je het licht uit vindt”; en
  • naar die [slachtoffer 1] een bericht te sturen inhoudende dat hij op straat moest slapen door haar, en dat hij op haar zou gaan jagen; en
  • die [slachtoffer 1] te achtervolgen op het metrostation; en
  • met regelmaat voor de woning van die [slachtoffer 1] te staan; en
  • die [slachtoffer 1] een mail te sturen inhoudende dat hij, verdachte, overal is en altijd zal weten wat die [slachtoffer 1] doet en met wie; en
  • naar die [slachtoffer 1] een foto te sturen met daarop een hangende strop tussen twee bomen; en
  • naar die [slachtoffer 1] een bericht te sturen met de tekst: “Nu ik in mijn land ben heb ik geen enkel verbod, ik kan je elk moment berichten sturen. Je ouders zullen voorzichtig moeten zijn. Ik zal je aan het huilen maken en laten lijden van een afstand om je te laten voelen wat ik in het afgelopen jaar heb gevoeld. Ik neem alle risico’s en ik verzeker je dat je je hele leven aan mij vastgebonden zult blijven. Fijne vakantie, ik hoop dat de Griek je zal brengen wat je wenst”; en
  • telkens achter die [slachtoffer 1] aan te lopen op een Halloweenfeest in de Westergasfabriek, waardoor hij zich op dat betreffende feest gedurende langere tijd zeer dicht bij haar bevond,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] vrees aan te jagen;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 23 december 2017 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]
  • tegen zijn rechterwang heeft geslagen en
  • tegen zijn linkerschouder heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
in de periode van 5 oktober 2017 tot en met 13 november 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
  • een mes tegen de nek van die [slachtoffer 1] te houden; en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: “Als je nu de politie belt of iemand roept, vermoord ik je”; en
  • die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: “Als je al je verdenkingen opgeeft, kan ik rustig naar het ziekenhuis gaan. Ik ben op straat sinds vorige nacht, niemand weet waar ik ben. Als je het niet opgeeft, dan ga ik op jou jagen, tot ik je pak. En allebei zullen wij door drie van de vier echtgenoten vrijgelaten worden. Jouw keuze. Het is moeilijk nu jou te bereiken, maar ik kan je wel bereiken op andere plekken. Je nummer 144 zegt jou dat iets, nee 141. Bevestig het vanavond, want ik kan er niet meer tegen op straat. Anders kom ik vannacht naar jou toe, in jouw huis.”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 23 december 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder andere een paspoort en een geboorteakte en BH’s en een flesje parfum, toebehorende aan [slachtoffer 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4.2.
Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank, met de officier van justitie en anders dan de verdediging, van oordeel dat de feitelijkheden kunnen worden gekwalificeerd als stalking. Zij wijst er in dat verband op dat een en ander heeft plaatsgevonden gedurende een langere periode met een toenemende frequentie. Ook na het ontvangen van de gedragsaanwijzing is verdachte doorgegaan en is zelfs op enig moment de woning van [slachtoffer 1] binnengedrongen.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden , met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en behandeling bij De Waag. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, in de vorm van een contact- en locatieverbod, subsidiair 2 weken hechtenis per overtreding en dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft het slachtoffer gedurende langere tijd gestalkt. Uiteindelijk ging dat ook gepaard met bedreigingen. Door zijn handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Zij heeft het als zeer beangstigend ervaren. Dit blijkt uit haar slachtofferverklaring . Daarin beschrijft het slachtoffer dat de impact van de stalking op haar leven erg groot is. Zij wil nergens alleen heen en als zij dat wel doet kijkt ze voortdurend over haar schouder. Zij komt momenteel alleen haar huis uit om naar haar werk te gaan en heeft het gevoel niet meer als normaal mens te kunnen leven.
Op 23 december 2017 ging verdachte zelfs zo ver dat hij de woning van het slachtoffer is binnengedrongen. De rechtbank wijst erop dat de eigen woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Na betrapping heeft verdachte een toevallig ook aanwezige vriend van het slachtoffer mishandeld. Verdachte heeft verder een groot aantal spullen uit de woning meegenomen, waaronder BH’s en het paspoort van het slachtoffer. Diefstal brengt naast financiële schade ook veel hinder en overlast mee. In genoemde slachtofferverklaring geeft het slachtoffer aan veel tijd kwijt te zijn geweest aan het vervangen van haar documenten. Verder verklaart zij dat het onverwacht in haar woning aantreffen van verdachte het meest beangstigend was. Zij durfde daarna niet alleen in haar appartement te slapen, slaapt bij vrienden en heeft de kerstdagen zelfs op het politiebureau doorgebracht. Een en ander rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 13 maart 2018 van verdachte, blijkt dat hij in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het psychiatrisch rapport van 20 februari 2018, waarin geen interventies worden geadviseerd, en het reclasseringsadvies van 6 april 2018. Hierin geeft de rapporteur aan dat een meldplicht en ambulante behandeling bij De Waag aangewezen zouden zijn, maar dat verdachte geen behandeling wil.
Nu verdachte ook ter terechtzitting heeft bevestigd niet gemotiveerd te zijn voor behandeling acht de rechtbank het opleggen van genoemde voorwaarden niet opportuun. Zij is gelet hierop van oordeel dat aanleiding bestaat om op dit punt bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, in die zin dat zij de geëiste bijzondere voorwaarden niet zal opleggen. Ter bescherming van het slachtoffer zal de rechtbank de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wel opleggen en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan gelasten.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 640,79 aan materiële schadevergoeding en
€ 3.500,-- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 4 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en door het onder 5 bewezenverklaarde materiële schade. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ten aanzien van de materiële schade en voor het deel groot € 1.000,-- van de immateriële schade niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, te weten op 23 december 2017.
Verder dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van dat deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 285, 285b, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
belaging;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
mishandeling;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
176 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 90 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde
(1) voor de duur van
2 jarenzich
nietzal
ophoudenin de straat Dever te Amsterdam;
(2) op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , wonende op het adres [adres 1] , [plaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens het slachtoffer, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende op het adres [adres 1] , [plaats] toe tot een bedrag van € 1.640,79 (duizend zeshonderd en veertig euro en negenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen de som van € 1.640,79 (duizend zeshonderd en veertig euro en negenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en P. Farahani, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2018.