ECLI:NL:RBAMS:2018:2609

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
13/702377-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen met betrekking tot grote geldbedragen en goederen, inclusief de rechtmatigheid van de doorzoeking en bewijsuitsluiting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte werd ervan beschuldigd op 16 augustus 2017 in Amsterdam een aanzienlijk geldbedrag van € 802.620,-, 570 Engelse Pond, 4.270 Marokkaanse Dirham, twee Rolex horloges en een Volkswagen Golf voorhanden te hebben gehad, terwijl deze afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning van de verdachte rechtmatig is doorzocht, ondanks het ontbreken van een machtiging tot binnentreden in het dossier, en heeft volstaan met de constatering van dit vormverzuim. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het vermoeden van witwassen, gezien de grote hoeveelheden contant geld en de herkomst daarvan. De verdachte heeft een verklaring gegeven over de herkomst van het geld, maar deze werd door de rechtbank als niet concreet en niet verifieerbaar beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het medeplegen van witwassen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het witwassen van de genoemde geldbedragen en goederen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard, met uitzondering van enkele goederen die aan de verdachte worden geretourneerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702377-17 (Promis)
Datum uitspraak: 11 april 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. van Aert, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. de Vries naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Verdachte wordt er (na wijziging ter terechtzitting van 28 maart 2018) – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich op 16 augustus 2017 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
primair:
het medeplegen van witwassen van ongeveer 802.620 euro, 570 Engelse Pond, 4.270 Marokkaanse Dirham, twee Rolex horloges en een personenauto, kort gezegd door onder andere het verhullen van de werkelijke aard daarvan en/of het verhullen wie de rechthebbende op deze voorwerpen is;
subsidiair:
het medeplegen van witwassen van diezelfde geldbedragen en goederen, kort gezegd door onder andere het voorhanden hebben daarvan terwijl het voorwerpen zijn die afkomstig zijn uit een door verdachte gepleegd misdrijf.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen
in bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijk requisitoir en hier verkort weergegeven – op het standpunt gesteld dat de woning van verdachte rechtmatig is binnengetreden en het geld en de goederen rechtmatig in beslag zijn genomen. De verklaring van verdachte over de herkomst van de gelden en goederen, namelijk dat deze van hem zijn door zijn werk als bookmaker, is niet (voldoende) concreet en verifieerbaar. Het primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden in die zin dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 802.620,-, 570 Engelse Pond, 4.270 Marokkaanse Dirham, twee Rolex horloges en een personenauto (Volkswagen Golf). Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen moet verdachte worden vrijgesproken, behoudens ten aanzien van de personenauto.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde pleitaantekeningen en hier verkort weergegeven – op het standpunt gesteld dat de woning van verdachte onrechtmatig is doorzocht, omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren die de doorzoeking zouden kunnen legitimeren. Daarbij is van belang dat niet gezien is dat medeverdachte [medeverdachte] de woning van verdachte is binnengegaan, enkel dat hij het portiek binnenging dat toegang gaf tot acht woningen, waaronder die van verdachte. Ook was er op grond van de antecedenten geen rechtstreeks verband te leggen tussen [medeverdachte] en verdachte. Daarnaast ontbreekt de machtiging tot binnentreden in het dossier, waardoor niet meer is vast te stellen onder welke voorwaarden de machtiging is afgegeven en op basis waarvan en evenmin of de voorschriften van de Algemene wet op het binnentreden in acht zijn genomen. De raadsman wijst er verder op dat blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] (blz. A004 van het proces-verbaal) de rechter-commissaris al toestemming had gegeven voor de doorzoeking voordat [verbalisant] de machtiging tot binnentreden uitschreef, en dat de aanvraag tot doorzoeking (blz. C179 pv) ten onrechte vermeldt dat gezien was dat [medeverdachte] de woning van verdachte had bezocht.
Als gevolg van de onrechtmatigheid dienen de geldbedragen en goederen die tijdens de doorzoeking zijn aangetroffen in de woning van verdachte te worden uitgesloten van het bewijs, zodat vrijspraak dient te volgen.
Indien de rechtbank voorgaand standpunt niet volgt moet verdachte van het primair ten laste gelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte heeft een concrete en verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Het geld dat verdachte voorhanden heeft gehad is afkomstig uit eigen misdrijf waardoor de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel worden bewezen in die zin dat verdachte een geldbedrag van € 802.620,- voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van de overige geldbedragen en goederen dient vrijspraak te volgen, nu hiervoor onvoldoende bewijs is.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Doorzoeking
De rechtbank stelt vast dat in het dossier tegenstrijdig wordt verklaard over de grondslag voor het binnentreden in de woning van verdachte. Het verslag doorzoeking (blz. 51 pv) vermeldt dat de woning is betreden ter inbeslagname na overleg met de officier van justitie, terwijl hulpofficier van justitie [verbalisant] (blz. A004 pv) verklaart dat hij de machtiging tot binnentreden uitschreef toen de rechter-commissaris toestemming had gegeven voor doorzoeking. De rechtbank gaat ervan uit dat de lezing in het verslag doorzoeking de juiste weergave van de gang van zaken behelst. Daartoe wordt overwogen dat het verslag doorzoeking is opgemaakt op 16 augustus 2017, de dag van de doorzoeking, terwijl [verbalisant] pas op 30 december 2017 zijn bevindingen in een proces-verbaal heeft neergelegd en dus veel dieper in zijn geheugen moest graven. Het verslag doorzoeking wordt bovendien bevestigd door het proces-verbaal van bevindingen op blz. 3 pv, waar eveneens wordt vermeld dat toestemming is verleend door de officier van justitie voor binnentreden ter inbeslagname.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Op 16 augustus 2017 wordt gezien dat een Smart personenauto wordt ingeparkeerd op de [adres] . De bestuurder, medeverdachte [medeverdachte] , gaat met vier tassen het portiek in van de woningen [adres] . Enige tijd later loopt hij weer naar de Smart. Hij heeft dan nog slechts twee van de vier tassen bij zich. In een tas die zich in de Smart bevond, treft de politie een groot geldbedrag aan.
Bij een onderzoek naar antecedenten van de bewoners die staan ingeschreven op [adres] (zes van de acht woningen in het portiek) blijkt dat verdachte antecedenten heeft voor overtreding van de Opiumwet en witwassen, terwijl de andere onderzochte bewoners geen antecedenten hebben. Ook de broer van de tenaamgestelde van de auto heeft in het politiesysteem antecedenten voor overtreding van de Opiumwet en witwassen, die in het systeem zijn gekoppeld aan dezelfde datum als die van verdachte. Deze broer draagt dezelfde achternaam als de medeverdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de hier genoemde omstandigheden een redelijk vermoeden opleveren dat de medeverdachte tassen met geld heeft afgeleverd in een van de woningen van het portiek [adres] , en dat de woning van verdachte het meest waarschijnlijke afleveradres is, gezien zijn antecedenten en het verband dat (via de antecedenten) te leggen is tussen hem en de Smart. Er was dan ook een voldoende stevige verdenking van witwassen om het betreden van de woning van verdachte ter inbeslagname te rechtvaardigen. Direct na het binnentreden van de woning werden echter meerdere stapels geld waargenomen in de woning. Op grond van deze bevindingen is de situatie bevroren in afwachting van de rechter-commissaris. Zowel het binnentreden als het vervolgens doorzoeken van de woning onder leiding van de rechter-commissaris, is dus rechtmatig.
De raadsman heeft er terecht op gewezen dat de (achteraf opgemaakte) aanvraag doorzoeking ten onrechte vermeldt dat gezien was dat de medeverdachte de woning van verdachte binnen gegaan was, terwijl enkel gezien was dat hij het gezamenlijke portiek had betreden. Dat maakt de doorzoeking echter niet onrechtmatig. De rechtbank gaat ervan uit dat sprake is van een vergissing in die aanvraag, temeer omdat daarin wordt verwezen naar het onderliggende proces-verbaal van bevindingen waarin de gang van zaken wel juist wordt weergegeven.
4.3.2
Vormverzuim ontbreken machtiging tot binnentreden
De rechtbank oordeelt dat door het ontbreken van de machtiging tot binnentreden in het dossier sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De vraag is vervolgens of er rechtsgevolgen aan voormeld vormverzuim moeten worden verbonden. Bij de beoordeling hiervan dient de rechtbank rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Bewijsuitsluiting kan echter slechts aan de orde komen ter verzekering van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Daar is in onderhavige zaak geen sprake van. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt, dat ook langs andere weg kan worden vastgesteld dat met een dergelijke machtiging is binnengetreden (ECLI:NL:HR:2009:BH9929). Uit hetgeen onder 4.3.1 is besproken blijkt dat er met een (ondertekende) machtiging is binnengetreden. De rechtbank zal daarom volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim.
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Vermoeden van witwassen
In gevallen waarin geen direct bewijs aanwezig is voor inkomsten uit brondelicten, kan witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als zo’n geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Een dergelijke verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af. Op 16 augustus 2017 is er bij de doorzoeking van de woning van verdachte een contant geldbedrag van in totaal € 802.620,- aangetroffen, onder meer bestaande uit biljetten van € 500,-. Eveneens werden er 570 Engelse Ponden, 4.720 Marokkaanse Dirham, twee Rolex horloges en een Volkswagen Golf aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat bankbiljetten van € 500,- in het gebruikelijke legale economisch handelsverkeer in Nederland nauwelijks worden gebruikt. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures.
Voorts overweegt de rechtbank dat het totaal aangetroffen geldbedrag niet in verhouding staat tot het bij de Belastingdienst bekende legale inkomen en/of vermogen van verdachte over de periode van 9 december 2014 tot 16 augustus 2017.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring heeft voor de herkomst van het geldbedrag.
Verklaring herkomst van het geld en de goederen
Verdachte heeft zich na zijn aanhouding aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Bij gelegenheid van zijn derde verhoor bij de politie op 20 oktober 2017 heeft hij alsnog een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld.
Ten aanzien van de gelden
Verdachte heeft – samengevat en kort weergegeven - verklaard dat hij al enige tijd werkzaam is als bookmaker en dat een deel van het aangetroffen geld, te weten € 460.000,-, de Engelse Ponden en Marokkaanse Dirhams, zijn eigen geld is. Dit geld zou hij de afgelopen twee tot drie seizoenen hebben verdiend als bookmaker van sportwedstrijduitslagen. Ter terechtzitting heeft hij voorts verklaard dat een deel van dit geld ook verkregen is uit gokwinsten in het casino. Het resterende bedrag, ruim € 340.000,-, betreft volgens verdachte inleggeld van spelers voor de WK-kwalificatie voetbal.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte niet concreet, niet min of meer verifieerbaar en bovendien op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij verdachte zijn papieren in beslag genomen die volgens hem administratie betreffen van wedstrijdpoules waarop gewed kon worden. Uit onderzoek van de Kanspelautoriteit is echter gebleken dat er alleen bedragen en namen op de papieren stonden maar dat nergens stond geregistreerd om welke wedstrijden, data van wedstrijden en quoteringen het ging. Volgens de Kanspelautoriteit worden bij een goede administratie van een bookmaker deze gegevens wel bijgehouden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een deel van zijn administratie, naar eigen zeggen een boekje en wat losse papieren, niet in beslag is genomen. In dit boekje zouden onder meer wedstrijdlanden en quoteringen staan vermeld. De nadere verklaring van verdachte kan echter, mede gelet op het tijdstip daarvan, niet als een min of meer verifieerbare verklaring worden aangemerkt. Ter zitting kan het openbaar ministerie de verklaring immers onmogelijk verifiëren. Verdachte heeft niets gesteld waaruit blijkt dat hij niet met deze nadere verklaring kon komen toen hij door de politie werd gehoord. Het enkele feit dat verdachte tijdens politieverhoor van 20 oktober 2017 heeft verklaard dat hij nog een heleboel van zijn boekhouding mist waaronder blaadjes met aantekeningen van de kwalificatie WK 2018 is niet afdoende. Het had op de weg van verdachte gelegen concreet te verklaren om welke documenten het hier gaat en waar deze in zijn woning lagen. Op die manier had nagegaan kunnen worden of deze documenten in beslag zijn genomen en hadden deze aan de processtukken kunnen worden toegevoegd. Als de documenten zich niet onder het beslag zouden bevinden, dan hadden ze namens verdachte of op zijn verzoek op zijn concrete aanwijzing over de vindplaats alsnog uit zijn woning kunnen worden gehaald zodat zij via die weg aan de processtukken hadden kunnen worden toegevoegd. Verdachte heeft bovendien geen namen van klanten kunnen dan wel willen geven die kunnen bevestigen dat zij geld aan hem hebben overhandigd voor weddenschappen en op die manier de verklaring van verdachte kunnen verifiëren. De getuigenverklaringen van [getuige] en [getuige] , dat verdachte volgens hen werkzaam is als bookmaker, maakt dit niet anders. Zij verklaren namelijk niet dat zij zelf klant zijn bij verdachte. Bovendien is hun verklaring niet onderbouwd. Tenslotte acht de rechtbank de verklaring van verdachte onwaarschijnlijk gelet op de wijze waarop het geld is aangetroffen. Het komt de rechtbank hoogst onaannemelijk voor dat verdachte zijn eigen geld, namelijk de gokwinsten en de opbrengsten uit het werk als bookmaker, vermengt met de inleg voor weddenschappen van diverse klanten en voorts verspreid bewaard in zijn woning in diverse plastic tassen en een koffer. De verklaring van verdachte hiervoor, dat hij wel weet wat van hem is, overtuigt niet.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de verdachte eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren over een alternatieve herkomst van de voorwerpen en bovendien daarover niet een verklaring heeft afgelegd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking onvoldoende aanleiding heeft gegeven voor een nader onderzoek door het openbaar ministerie naar de herkomst van de voorwerpen.
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman, namelijk indien de rechtbank de verklaring van verdachte als onvoldoende concreet bestempelt, om de zaak aan te houden en het openbaar ministerie de opdracht te geven het dossier te completeren met de inbeslaggenomen tas met administratie (p. D42) stuit hier ook op af. Er is pas aanleiding om een dergelijk verzoek toe te wijzen als verdachte een concrete verklaring aflegt. Niet valt in te zien waarom hij dit niet had kunnen doen. De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek daarom af.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan het niet anders zijn dan dat de aangetroffen geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wetenschap had. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van de Volkswagen Golf
Verdachte heeft verklaard dat zijn stiefdochter de auto heeft gekocht van haar spaargeld
en zij derhalve eigenaar is. Uit het dossier blijkt dat de auto op 21 april 2017 contant werd aangekocht voor een bedrag van ten minste € 8.000,-.
Verdachte zou enkel bij de aankoop aanwezig zijn geweest om zijn stiefdochter te adviseren. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Uit de bankafschriften van zijn stiefdochter is gebleken dat zij in de periode rondom de aankoop van de auto geen grote contante geldbedragen heeft opgenomen en dat haar saldo structureel negatief was. Verder volgt uit het dossier dat verdachte de feitelijke zeggenschap had over de auto. De autosleutels lagen in zijn woning, hij huurde de parkeerplaats onder zijn woning en stond geregistreerd als regelmatig bestuurder van de auto. De rechtbank acht gelet op voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband beschouwd, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte heeft verhuld wie de rechthebbende van de auto is en wist dat de auto – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het bewezenverklaarde gelegde tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan. Verdachte wordt dus van dat gedeelte vrijgesproken.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de Rolex horloges
Verdachte heeft verklaard dat de twee Rolex horloges van zijn zwager [getuige] zijn en dat hij deze voor [getuige] zou verkopen voor een goede prijs. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor deze goederen een op voorhand niet onaannemelijke verklaring heeft gegeven die niet door de inhoud van de gehanteerde bewijsmiddelen wordt weerlegd. Verdachte zal van dit specifieke onderdeel van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan volgens de rechtbank bewezen worden verklaard dat verdachte op 16 augustus 2017 een geldbedrag van € 802.620,-, 570 Engelse Pond, 4.270 Marokkaanse Dirham en een personenauto (Volkswagen Golf) heeft witgewassen door deze geldbedragen voorhanden te hebben en van de personenauto te verhullen wie de rechthebbende is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
primair
op 16 augustus 2017 te Amsterdam, voorwerpen, te weten:
-een geldbedrag van 802.620 euro en
-een geldbedrag van 570 Engelse Pond en
-een geldbedrag van 4.270 Marokkaanse Dirham
voorhanden heeft gehad en
-van een personenauto (Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken] )
heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd de administratie onder nummer 14 van de beslaglijst te retourneren aan verdachte. De overige goederen en gelden zijn gebruikt ten behoeve van de strafbare feiten en dienen verbeurd te worden verklaard.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft hij verzocht rekening te houden met het strafmaximum van 6 maanden. Subsidiair, indien de rechtbank tot een hogere strafoplegging zou komen, heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de strafoplegging in vergelijkbare zaken.
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag verzocht de Volkswagen en Rolex horloges te retourneren aan de rechthebbende.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van onder meer € 802.620,- en een Volkswagen Golf. Witwassen is een ernstig feit omdat daarmee het (vertrouwen in het) economisch verkeer wordt geschaad en omdat het bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen dekt de onderliggende strafbare feiten af en realiseert bovendien de mogelijkheid van geldelijke beloning voor die strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 februari 2018. Verdachte is eerder, namelijk op 20 oktober 2015 door het Hof Amsterdam tot een aanzienlijke gevangenisstraf veroordeeld voor een drugsdelict waarbij hij voor het tevens tenlastegelegde witwassen is ontslagen van rechtsvervolging. Het ging daar om geldbedragen die waren verkregen uit een eigen (drugs-) misdrijf en het witwassen kon vanwege het ontbreken van een verhullingshandeling daarom niet als zodanig worden gekwalificeerd. Verdachte kan niettemin worden aangemerkt als recidivist als het gaat om het voorhanden hebben van voorwerpen met criminele herkomst, waarbij de rechtbank vaststelt dat de geldbedragen net als in deze zaak werden aangetroffen in zijn woning van verdachte aan de [adres] . Verdachte is op dit gebied kennelijk hardleers. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) inzake Fraude, die de rechtbank ook voor witwassen als richtinggevend beschouwd, gaan voor een benadelingsbedrag als in onderhavige zaak uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden. De rechtbank zal echter van deze oriëntatiepunten ten nadele van verdachte afwijken gelet op de genoemde eerdere veroordeling van verdachte.
De rechtbank ziet, gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS en de partiële vrijspraak, wel aanleiding bij de straftoemeting naar beneden af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Ten aanzien van het beslag
Verbeurdverklaring
Onder verdachte zijn de geldbedragen genoemd onder nummers 1, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 21 en een Volkswagen Golf genoemd onder nummer 4 van de beslaglijst in beslag genomen. Gebleken is dat de geldbedragen zijn verkregen door enig misdrijf. Het goed onder nummer 4 is gebruikt voor het plegen van een misdrijf. Deze goederen zullen derhalve verbeurd worden verklaard.
Retour rechthebbende
Het onder nummer 14 in beslag genomen voorwerp behoort aan verdachte toe en zal aan hem worden geretourneerd.
Bewaren ten behoeven van de rechthebbende
De onder nummers 2 en 3 in beslag genomen voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, niet zijnde verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van de bewezen geachte feiten.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • Voorwerp 1, te weten een geldbedrag van € 802.620,-, vallende onder goednummer 543588
  • Voorwerp 4, te weten een Volkswagen Golf (kenteken [kenteken] ), vallende onder goednummer 520238
  • Voorwerp 5, te weten een geldbedrag van 570 Engelse pond, vallende onder goednummer 5435917
  • Voorwerp 6, te weten een geldbedrag van 4.260 Marokkaanse Dirham, vallende onder goednummer 5435918
  • Voorwerp 7, te weten een munt, vallende onder goednummer 5435920
  • Voorwerp 8, te weten een geldbedrag van € 100,-, vallende onder goednummer 5537607
  • Voorwerp 9, te weten een geldbedrag van € 100,-, vallende onder goednummer 5443151
  • Voorwerp 10, te weten een geldbedrag van € 0,50,-, vallende onder goednummer 5440219
  • Voorwerp 21, te weten een geldbedrag van € 100,-, vallende onder goednummer 5440218.
Gelast de teruggave aan verdachte van
- Voorwerp 14, te weten papier, vallende onder goednummer 5435826.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende van
  • Voorwerp 2, te weten een horloge van het merk Rolex Oyster, vallende onder goednummer 5466884
  • Voorwerp 3, te weten een horloge van het merk Rolex Oyster, vallende onder goednummer 5466879
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2018.
[(...)]