Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[naam gedaagde sub 1] ,
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK PLAATSELIJK BEKEND ALS [adres] TE ( [postcode] ) [plaats],
niet verschenen,
1.De procedure
2.De beoordeling
De advocaat van Eigen Haard heeft voorts opgemerkt dat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat om aan de wettekst, die helder is, te (willen) morrelen. Aldus wordt over het hoofd gezien dat uitleg van een wettekst niet zonder meer samenvalt met vaststelling van de letterlijke betekenis van de formulering daarvan en dat het tot de kern van de rechtelijke taak behoort om de wet uit te leggen.
Het beleid van Eigen Haard houdt kennelijk in dat iedere tekortkoming van de huurder in zijn verplichtingen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, tenzij (kort gezegd) de huurder aannemelijk maakt dat daarop in het concrete geval een uitzondering moet worden gemaakt. Daarvan uitgaande is inderdaad juist dat de uitvoering van dit beleid wordt bemoeilijkt als de uitleg die de voorzieningenrechter voorshands aan artikel 6:265 BW geeft, juist is. Maar uit de beantwoording van de prejudiciële vragen zal blijken of dit beleid rechtens houdbaar is. Zoals in wezen ook in de brief wordt onderstreept, is er een maatschappelijk belang mee gemoeid om daarover duidelijkheid te verkrijgen van de hoogste rechter.
3.De beslissing
iederetekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden,
tenzijhet maken van een uitzondering hierop gerechtvaardigd is aan de hand van de in de wet genoemde gezichtspunten? Zo niet, hoe dient deze bepaling dan te worden uitgelegd?