ECLI:NL:RBAMS:2018:2447

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
13/684540-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte wegens winkeldiefstal met meerdere eerdere veroordelingen

Op 13 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 december 2017 in Amsterdam een winkeldiefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het stelen van goederen, waaronder bier, brood, fruit, boter, vlees en zeevruchten, toebehorende aan een supermarkt. Tijdens de zitting op 30 maart 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. N.M. Smits, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs, waaronder de aangifte van de supermarkt en de bekennende verklaring van de verdachte, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan de winkeldiefstal. De rechtbank heeft ook gekeken naar de strafbaarheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De verdachte had een lange geschiedenis van eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat leidde tot de conclusie dat zij een veelpleger was.

De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de ISD-maatregel op te leggen, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële afhankelijkheid en problemen met alcohol en drugs. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte te helpen terugkeren naar Polen en om verdere overlast in Nederland te voorkomen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684540-17, 13/703342-16 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 13 april 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N.M. Smits, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte,
mr. M.A.C. de Bruijn, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bier en/of brood en/of fruit en/of boter en/of vlees/vleeswaren en/of zeevruchten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De rechtbank leest het in de eerste regel van het ten laste gelegde vermelde “hij” als “zij”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in haar verdediging.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, in het licht van de bekennende verklaring die verdachte bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de aangifte van winkelbedrijf [naam supermarkt] en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte de ten laste gelegde winkeldiefstal heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 20 december 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bier en brood en fruit en boter en vlees en zeevruchten, toebehorende aan het winkelbedrijf [naam supermarkt] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Tevens heeft zij gevorderd dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling zal worden toegewezen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er op gewezen dat de relatie tussen verdachte en haar partner inmiddels is beëindigd. Zij wil terug naar Polen, te meer nu zij in Nederland geen adequate behandeling kan krijgen voor de hepatitis C waaraan zij lijdt. De ISD-maatregel is niet bedoeld om mensen het land uit te zetten, terwijl het nog maar de vraag is in hoeverre dit tot resultaat zal leiden. Primair kan volstaan worden met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarna verdachte op eigen gelegenheid naar Polen kan terugkeren. Subsidiair heeft de raadsman een voorwaardelijke ISD-maatregel bepleit, meer subsidiair een ISD-maatregel voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 februari 2018 en het uittreksel ECRIS van 14 maart 2018;
- een ISD trajectconsult van 10 januari 2018, verricht door R.P.M. Janssen, psychiater;
- een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 26 maart 2018, opgemaakt door R.A.W. Kaatman, reclasseringswerker.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 30 maart 2018 R.A.W. Kaatman als deskundige gehoord.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een verwerpelijk en veel voorkomend feit dat grote schade en overlast bij de detailhandel veroorzaakt.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de hiervoor genoemde uittreksels blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens genoemd uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Uit het uittreksel ECRIS blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren ook in Polen en Duitsland diverse malen voor vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank constateert dat de door haar in Nederland gepleegde strafbare feiten niet op zichzelf staan maar kennelijk onderdeel uitmaken van het levenspatroon van verdachte.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies en de daarop gegeven aanvulling van de rapporteur ter terechtzitting, komt naar voren dat verdachte ongeveer anderhalf jaar geleden na een verbroken relatie vanuit Duitsland naar Nederland is gekomen. Ten tijde van het bewezen verklaarde verbleef verdachte met haar nieuwe partner in een stacaravan in Amsterdam. Zij was financieel afhankelijk van deze partner en had zelf onvoldoende inkomsten om van te leven. Ook deze relatie is inmiddels verbroken. Verdachte erkent dat zij een alcoholprobleem heeft maar denkt dat zij haar alcoholgebruik kan beteugelen op het moment dat zij een betaalde baan heeft. Naast alcohol gebruikt zij ook marihuana en heeft zij tijdens haar verblijf in Nederland enige tijd harddrugs gebruikt. Verdachte lijkt haar problemen te bagatelliseren en staat niet open voor hulpverlening. Zij is bovendien de Nederlandse en de Engelse taal niet machtig en heeft als economisch niet-actieve Unieburger in Nederland geen recht op bijstand of voorzieningen. Elk perspectief om in Nederland een bestaan op te bouwen ontbreekt. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden voor een reclasseringstoezicht en adviseert het opleggen van de ISD-maatregel. In het kader van deze maatregel kan de terugkeer van verdachte naar Polen worden gerealiseerd. Op het moment dat verdachte naar Polen is overgebracht wordt de ISD-maatregel geschorst. Mocht zij weer naar Nederland terugkeren dan herleeft de maatregel.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van 2 jaren. In de afgelopen jaren is verdachte vele malen voor soortgelijke feiten veroordeeld maar deze straffen hebben niet tot gedragsverandering bij verdachte geleid. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Verdachte veroorzaakt slechts overlast en schade bij winkelbedrijven. Door taal- en financieringsproblemen en door een gebrek aan probleembesef bij verdachte zijn er voor haar in Nederland vrijwel geen mogelijkheden voor een effectieve hulpverlening. De ISD-maatregel kan worden gebruikt om verdachte op een goede manier naar Polen te laten terugkeren, zodat zij aldaar een bestaan kan opbouwen. Anders dan de raadsman, heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat verdachte uit eigen beweging naar Polen zal terugkeren.
De rechtbank zal bij het bepalen van de duur van de maatregel rekening houden met de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Anders dan de officier van justitie is zij van oordeel dat ook na aftrek van het voorarrest voldoende tijd resteert om de ISD-maatregel effectief ten uitvoer te leggen, met name nu de ISD-maatregel niet is gericht op resocialisatie in de Nederlandse samenleving maar op terugkeer naar Polen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 29 december 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/703342-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 19 december 2016 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot gevangenisstraf van 7 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 4 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Gezien echter de omstandigheid dat de rechtbank aan verdachte een ISD-maatregel zal opleggen, is zij, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf geen meerwaarde heeft, zodat zij de tenuitvoerlegging zal afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die maatregel in mindering gebracht zal worden.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis met parketnummer 13/703342-16 opgelegde voorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en J.M. Hoogveld, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2018.
[...]