Op 13 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 december 2017 in Amsterdam een winkeldiefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het stelen van goederen, waaronder bier, brood, fruit, boter, vlees en zeevruchten, toebehorende aan een supermarkt. Tijdens de zitting op 30 maart 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. N.M. Smits, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs, waaronder de aangifte van de supermarkt en de bekennende verklaring van de verdachte, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan de winkeldiefstal. De rechtbank heeft ook gekeken naar de strafbaarheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De verdachte had een lange geschiedenis van eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat leidde tot de conclusie dat zij een veelpleger was.
De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de ISD-maatregel op te leggen, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële afhankelijkheid en problemen met alcohol en drugs. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte te helpen terugkeren naar Polen en om verdere overlast in Nederland te voorkomen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de opgelegde ISD-maatregel.