ECLI:NL:RBAMS:2018:2439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
13/654141-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne met een gewicht van meer dan 28 kg

Op 4 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben en vervoeren van ruim 28 kilogram cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting op 21 maart 2018, waar de officier van justitie, mr. F. Heus, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte verdovende middelen in- of uit Nederland had gebracht, noch dat hij deze had verkocht of afgeleverd. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte wel opzettelijk de cocaïne had vervoerd en aanwezig had gehad. Dit oordeel was gebaseerd op de omstandigheden waaronder de verdachte de koffer met cocaïne had opgehaald en vervoerd, waarbij hij zich bewust was van de kans dat de koffer illegale goederen bevatte.

De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 23 september 2017 te Amsterdam, in vereniging met anderen, opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen had vervoerd en aanwezig gehad. De verdachte had verklaard dat hij 2000 euro zou ontvangen voor het vervoeren van de koffer, die hij in een appartement in Amsterdam had opgehaald. De rechtbank weegt mee dat de verdachte door zijn handelen bijdraagt aan de handel in harddrugs, die vaak gepaard gaat met geweld en andere criminaliteit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 38 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden enkele in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, terwijl andere goederen aan de beslagene konden worden geretourneerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654141-17
Datum uitspraak: 4 april 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. Heus, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.N. Slijters, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2017 tot en met 23 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen, te weten:
een hoeveelheid pakket(ten) (onder meer 28 pakketten en de pakketten die door de nog onbekende mannen van verdachte [verdachte] zijn mee- of weggenomen) van ongeveer 1 kilo bruto per pakket, met daarin cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voornoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst I binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (al dan niet) als bedoeld in artikel 1 lid 4, 5 Opiumwet,
heeft/hebben gebracht en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat geen bewijs voorhanden is dat verdachte verdovende middelen in- en/of uit Nederland heeft gebracht. Datzelfde geldt voor het aan verdachte verweten verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van de verdovende middelen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het aan verdachte ten laste gelegde vervoeren en/of aanwezig hebben van drugs, overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat dat de ruim 28 kilogram cocaïne die is inbeslaggenomen, afkomstig is uit de koffer die verdachte, op het moment dat hij werd overvallen, met zich vervoerde richting zijn auto. Verdachte stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de inhoud van de koffer, totdat twee personen hebben geprobeerd de koffer af te pakken waarbij deze open is gegaan.
Uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd blijkt dat hij 2000 euro zou ontvangen om een koffer met inhoud van Amsterdam naar een andere plaats in Nederland te brengen. Verdachte is zelf woonachtig in [plaats] . De bestemming van de koffer zou hij telefonisch vernemen zodra hij met de koffer onderweg was. Voorts blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij de koffer, die zwaar bleek te zijn, op grond van de instructie heeft opgehaald in een appartement in Amsterdam, dat hem het bevel was gegeven de koffer niet te openen en dat bij verlies van de koffer zijn familie iets aan zou worden gedaan. Ook blijkt uit de verklaring dat aan verdachte voor het uitvoeren van deze klus een auto en een telefoon ter beschikking is gesteld. De auto bevatte een geheim compartiment. Verdachte heeft verklaard dat hij de koffer in dat compartiment moest stoppen om deze vervolgens te vervoeren, terwijl de auto gezien de foto’s in het dossier een ruime laadbak had.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden had verdachte minst genomen moeten vermoeden dat hij de opdracht had gekregen om illegale goederen te vervoeren. Bij het lopen met de gevulde, zware koffer naar zijn auto heeft verdachte zodoende bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat die koffer drugs bevatte.
Mede gelet op het door verdachte zelf geschetste feitencomplex acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de verdediging, niet alleen het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs maar ook het opzettelijk vervoeren van de pakketten met cocaïne bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij de koffer uit het appartement heeft meegenomen naar de auto in de parkeergarage, waar hij geprobeerd heeft de koffer in te laden met de bedoeling om deze vervolgens naar – naar verdachte aannam – Rotterdam te brengen. Daarmee heeft verdachte de cocaïne vervoerd (vergelijk HR 8 mei 1984, NJ 1984/701).
Verdachte heeft verklaard dat hij via de telefoon van een persoon de opdracht heeft gekregen om de koffer op te halen en te vervoeren. Een andere persoon was in het appartement aanwezig toen hij de koffer ophaalde. Toen verdachte de deur naar de parkeergarage niet geopend kreeg, is een persoon, waarschijnlijk dezelfde als in het appartement, verschenen om de deur voor hem te openen. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van de cocaïne tezamen en in vereniging met een of meer andere personen heeft gepleegd.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 23 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen, te weten:
een hoeveelheid pakketten, onder meer 28 pakketten en de pakketten die door de nog onbekende mannen van verdachte [verdachte] zijn mee- of weggenomen van ongeveer 1 kilo bruto per pakket, met daarin materiaal bevattende cocaïne, voornoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst I heeft vervoerd en aanwezig gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten.
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot strafoplegging komt, - kort weergegeven - verzocht rekening te houden met de grote gevolgen daarvan voor zijn verdere leven, dat van zijn gezin en zijn vreemdelingenstatus, alsook dat zijn handelen ingegeven was uit financiële problemen en hij geen ‘standaard’ crimineel is.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is aangetroffen met 28 pakketten met daarin totaal ongeveer 28 kilogram drugs, bevattende cocaïne. Daarnaast zijn enkele soortgelijke pakketten, 4 of 5, meegenomen door de personen die geprobeerd hebben de drugs van hem te stelen. Door zich in te laten met personen die zich bezighouden met de handel in harddrugs, en zich door hen te laten verleiden tot het aannemen van een klus om snel geld te verdienen, heeft verdachte bijgedragen aan deze handel. Deze gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waarbij het gebruik van ernstig geweld niet wordt geschuwd en waardoor soms ook onschuldige burgers worden getroffen. Dat de handel in harddrugs gepaard gaat met heftig geweld, heeft verdachte aan den lijve ondervonden, toen hij door twee personen onder bedreiging van een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp werd overvallen en flinke klappen en schoppen heeft gekregen.
De rechtbank is ermee bekend dat onderhavige veroordeling (hoogstwaarschijnlijk) gevolgen zal hebben voor de verblijfsstatus van verdachte, en daarmee – zoals door de verdediging is aangegeven – ook de toekomst van het gezin van verdachte op een door hen ongewenste wijze zal beïnvloeden. De rechtbank acht het echter van belang te benadrukken dat verdachte zelf het risico op het intreden van dit gevolg heeft genomen. De rechtbank kan daarom geen doorslaggevende betekenis geven aan die gevolgen van zijn handelen voor het gezin van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 februari 2017, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ook is niet gebleken van een dergelijke veroordeling in het buitenland.
Mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank komt weliswaar tot bewezenverklaring van meer dan de officier van justitie (zowel aanwezig hebben van drugs alsook het vervoeren ervan), maar dat maakt niet dat de rechtbank tot een andere (lees: hogere) straf komt dan door de officier van justitie is geëist. De eis en de opgelegde straf zijn immers gebaseerd op hetzelfde feitencomplex.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5456865 Hengsel
5456866 Hengsel
5456879 Trolley
die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
De overige in beslag genomen goederen, te weten een jas (5456893), een pakje sigaretten (5456896) en papier (5456900), kunnen worden geretourneerd aan de beslagene.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
38 (zegge: achtendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
5456865 hengsel
5456866 hengsel
5456879 trolley
Beveelt dat kan worden geretourneerd aan de beslagene:
5456893 jas
5456896 pakje sigaretten
5456900 papier
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Spruit, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.