ECLI:NL:RBAMS:2018:2431
Rechtbank Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Huurtoeslag en vereisten voor schriftelijke overeenkomst tot onderhuur
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Amstelveen, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst waarin haar recht op huurtoeslag voor het jaar 2015 definitief was vastgesteld op € 1.340,- en het te veel betaalde voorschot van € 2.793,- werd teruggevorderd. Eiseres stelde dat de overgelegde verklaringen voldeden aan de vereisten voor een schriftelijke huurovereenkomst, maar de rechtbank oordeelde anders. Tijdens de zitting op 13 april 2018 werd duidelijk dat de verklaringen niet op voorhand waren opgesteld en niet door beide partijen waren ondertekend. Bovendien was er geen tegenprestatie overeengekomen voor het gebruik van de kamer door de medebewoners. Hierdoor kon eiseres niet aannemelijk maken dat zij op basis van een schriftelijke overeenkomst tot onderhuur had gehandeld.
De rechtbank benadrukte dat de wet dwingend voorschrijft dat bij een herziening van een voorschot, de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is, ongeacht de financiële omstandigheden van de belanghebbende. Eiseres werd wel gewezen op de mogelijkheid om een persoonlijke betalingsregeling aan te vragen bij de Belastingdienst. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.A.W. Jansen, in aanwezigheid van griffier M.S. Boomhouwer, en is verzonden aan de partijen op 13 april 2018.