In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam eiseres], woonachtig in Marokko, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB had in een brief van 7 november 2016 aan [naam eiseres] meegedeeld dat zij geen recht had op een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hiertegen heeft [naam eiseres] bezwaar gemaakt, maar de SVB verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 22 augustus 2017. Hierop heeft [naam eiseres] beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 12 april 2018 was [naam eiseres] niet aanwezig, maar de SVB was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. K. Verbeek. De rechtbank heeft na de zitting direct uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de brief van de SVB van 7 november 2016 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar slechts informatief van aard. Hierdoor stond er geen bezwaar open tegen deze brief.
De rechtbank verklaarde het beroep van [naam eiseres] gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de SVB en verklaarde het bezwaar van [naam eiseres] tegen de brief van 7 november 2016 niet-ontvankelijk. Tevens werd de SVB opgedragen het betaalde griffierecht van € 46,- aan [naam eiseres] te vergoeden. De rechtbank concludeerde dat er geen kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier mr. H. van der Schaft.