ECLI:NL:RBAMS:2018:2407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
AMS 17/7053
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vierde aanvraag kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het beroep van [eiseres] tegen de afwijzing van haar aanvraag om kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb had op 20 oktober 2017 de aanvraag van [eiseres] afgewezen, verwijzend naar een eerdere afwijzing. Na het indienen van bezwaar door [eiseres] heeft de Svb op 21 november 2017 het bezwaar ongegrond verklaard, waarop [eiseres] beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 12 april 2018 was [eiseres] en haar gemachtigde niet aanwezig, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak behandeld en na afloop van de zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb terecht de aanvraag om kinderbijslag heeft afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere aanvragen van [eiseres] op 19 oktober 2016, 14 februari 2017 en 28 juni 2017 ook waren afgewezen op basis van het feit dat [eiseres] geen ingezetene van Nederland zou zijn.

De rechtbank heeft de beslissing van de Svb bevestigd en het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier mr. H. van der Schaft. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7053
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2018 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. C.E. Kolthof)
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Verbeek).
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘de Svb’.

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft de Svb de aanvraag van [eiseres] om kinderbijslag, onder verwijzing naar een eerder afwijzende beschikking, afgewezen.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het besluit van 21 november 2017 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 april 2018. [eiseres] en haar gemachtigde zijn, na bericht van verhindering, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In deze zaak gaat het om de vierde aanvraag om kinderbijslag van [eiseres] .
2. Op 19 oktober 2016, 14 februari 2017 en 28 juni 2017 heeft de Svb de eerdere aanvragen van [eiseres] afgewezen. De reden hiervoor is dat [eiseres] volgens de Svb geen ingezetene van Nederland is, omdat (vooralsnog) geen sprake is van een duurzame band met Nederland.
3. De Svb heeft de vierde aanvraag van [eiseres] om kinderbijslag, onder verwijzing naar de eerder afwijzende beschikking van 28 juni 2017, afgewezen. Zowel de vierde aanvraag als de beschikking van 28 juni 2017, hebben betrekking op het derde kwartaal van 2017. Er is niet gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. In de situatie van [eiseres] is namelijk niets veranderd. Ook is niet gebleken dat de beslissing van 28 juni 2017 onmiskenbaar onjuist is.
4. De Svb heeft dus toepassing gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken of veranderde omstandigheden zijn. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Dat betekent dat de Svb de aanvraag terecht heeft afgewezen. [eiseres] krijgt dus geen gelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. H. van der Schaft, griffier, op 12 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.