ECLI:NL:RBAMS:2018:2407
Rechtbank Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vierde aanvraag kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het beroep van [eiseres] tegen de afwijzing van haar aanvraag om kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb had op 20 oktober 2017 de aanvraag van [eiseres] afgewezen, verwijzend naar een eerdere afwijzing. Na het indienen van bezwaar door [eiseres] heeft de Svb op 21 november 2017 het bezwaar ongegrond verklaard, waarop [eiseres] beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 april 2018 was [eiseres] en haar gemachtigde niet aanwezig, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak behandeld en na afloop van de zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb terecht de aanvraag om kinderbijslag heeft afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere aanvragen van [eiseres] op 19 oktober 2016, 14 februari 2017 en 28 juni 2017 ook waren afgewezen op basis van het feit dat [eiseres] geen ingezetene van Nederland zou zijn.
De rechtbank heeft de beslissing van de Svb bevestigd en het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier mr. H. van der Schaft. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.