ECLI:NL:RBAMS:2018:232

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
C/13/639263 / KG ZA 17-1265
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden opgelegd aan buurvrouw wegens overlast en intimidatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee buren, waarbij de eiser, een man, vorderingen heeft ingesteld tegen zijn onderbuurvrouw, de gedaagde. De eiser heeft de gedaagde beschuldigd van voortdurende overlast en intimidatie, waaronder bedreigingen, het vervangen van sloten op de gemeenschappelijke toegangsdeur, en het verstoren van de rust in de gemeenschappelijke ruimtes. De eiser heeft een aantal verboden gevorderd, waaronder het verbod voor de gedaagde om nieuwe sloten aan te brengen, de toegang tot de woning van de eiser te bemoeilijken, en contact op te nemen met de eiser en zijn gezin.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor de eiser, gezien de impact van het gedrag van de gedaagde op zijn leven en dat van zijn gezin. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in strijd heeft gehandeld met de goede procesorde door aanvullende producties niet tijdig in te dienen. De rechter heeft de vorderingen van de eiser grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die als te onbepaald werden beschouwd. De gedaagde is veroordeeld tot het betalen van proceskosten en er is een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, met uitzondering van noodzakelijke reparaties die via de woning van de eiser moeten worden uitgevoerd.

De uitspraak benadrukt het belang van een veilige woonomgeving en de noodzaak om overlast en intimidatie door buren aan te pakken. De rechter heeft de gedaagde verboden om zich op een bepaalde manier te gedragen die de eiser en zijn gezin zou kunnen schaden, en heeft sancties opgelegd in de vorm van een dwangsom voor het geval de gedaagde zich niet aan de verboden houdt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/639263 / KG ZA 17-1265 CB/DP
Vonnis in kort geding van 18 januari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 29 november 2017,
advocaat mr. N. Grijmans-Veenendaal te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

[eiser] heeft een dagvaarding met producties in het geding gebracht. [gedaagde] heeft een stuk getiteld “tegenvordering tegen kort geding” met producties ingediend (hierna te noemen ‘verweerschrift’).
Ter terechtzitting van 11 december 2017 is [gedaagde] in persoon verschenen. Zij heeft de voorzieningenrechter laten weten er van uit te zijn gegaan dat er een tolk aanwezig zou zijn nu zij daar voorafgaand aan de zitting in haar ‘verweerschrift’ om heeft gevraagd. Ook heeft zij in het ‘verweerschrift’ aangekondigd een reconventionele vordering te willen instellen.
Daarop heeft mr. Grijmans-Veenendaal naar voren gebracht dat de notaris bij de levering van de woning van [gedaagde] heeft vastgesteld dat [gedaagde] de Nederlandse taal voldoende machtig is. Zij moet daarom in staat worden geacht om in het debat te kunnen participeren. Gelet op de gestelde feiten en het spoedeisend belang van [eiser] dient de behandeling van de zaak te worden voortgezet. Daarnaast heeft mr. Grijmans-Veenendaal er op gewezen dat de door [gedaagde] gewenste reconventionele vordering uitsluitend door een advocaat kan worden ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft aan [gedaagde] meegedeeld dat partijen in civiele zaken zelf zorg dienen te dragen voor de inschakeling van een tolk en/of juridische bijstand. Teneinde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen zich te laten bijstaan door een tolk en – met het oog op de door haar in te stellen reconventionele vordering – ook door een advocaat, is de zaak aangehouden tot 4 januari 2018 te 15:00 uur.
Voorafgaand aan de voortzetting van de behandeling hebben partijen aanvullende producties ingediend en [gedaagde] ook een nader verweerschrift.
[gedaagde] heeft in haar verweerschrift verzocht om nadere aanhouding van de zaak tot 8 februari 2018 om zich te kunnen laten bijstaan door een tolk en een advocaat.
Het verzoek tot nadere aanhouding van [gedaagde] is afgewezen, nu de zaak reeds eerder is aangehouden en de aard van de onderhavige procedure zich daartegen verzet. [gedaagde] is met de eerdere aanhouding van de zaak voldoende gelegenheid geboden om zich te voorzien van juridische en/of taalkundige bijstand.
[gedaagde] is niet op de zitting van 4 januari 2018 verschenen, [eiser] en zijn raadsvrouwe zijn wel verschenen.
Mr. Grijmans-Veenendaal heeft bezwaar gemaakt tegen de aanvullende producties van [gedaagde] en het aanvullende verweerschrift aangezien deze niet voorafgaand aan de zitting aan haar zijn toegestuurd.
Op de aanvullende producties en het aanvullende verweerschrift van [gedaagde] zal geen acht worden geslagen wegens strijd met de goede procesorde, nu [eiser] en/of mr. Grijmans-Veenendaal geen kennis heeft/hebben kunnen nemen van de producties en het nadere verweerschrift van 3 januari 2018 noch van de aanvullende producties van 4 en 5 januari 2018 die ook niet uiterlijk een dag voor de terechtzitting zijn ingediend, zoals in het procesreglement is bepaald.
Vervolgens is de behandeling van de zaak op 4 januari 2018 voortgezet en heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [eiser] heeft een pleitnota in het geding gebracht.
Daarop is vonnis bepaald op heden. De door [gedaagde] gewenste tegenvordering is niet door een advocaat ingesteld, zodat er geen reconventionele vordering bestaat.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn buren van elkaar. [eiser] is sinds 17 maart 2017 de rechthebbende van het appartementsrecht, rechtgevend op het gebruik van het appartement aan de [adres] te [woonplaats] en was dat voor die datum, vanaf 2005 samen met zijn voormalig partner [ex-partner] (hierna: [ex-partner] ). [gedaagde] is sinds 2 oktober 2007 de rechthebbende van het
appartementsrecht, rechtgevend op het gebruik van het appartement aan de [adres] te Amsterdam.
2.2.
Op enig moment zijn tussen partijen meerdere geschillen ontstaan over onder meer de rechtmatigheid van het verblijf van [eiser] in het appartement en/of het gebruik van de daarbij behorende parkeergelegenheid en de door [eiser] gestelde overlast door [gedaagde] . [gedaagde] is kennelijk in de waan dat het appartement van [eiser] niet van hem is en dat hij daar niet mag wonen. [gedaagde] heeft [eiser] meerdere malen en onder aanzegging van een dwangsom gesommeerd het appartement te verlaten en daarbij heeft zij [eiser] verzocht aan haar een schadevergoeding te betalen. Zij hangt onder meer, ‘verboden toegang’ borden op, stopt brieven onder de ruitenwissers van [eiser] auto en loopt de (stief)kinderen en ex-partner soms scheldend achterna. Ook heeft zij de sloten van de gezamenlijke voordeur vervangen.
De toenmalige gemachtigde van [eiser] , mr. T. van der Weijde, en later zijn advocaat hebben de door [gedaagde] gestelde onrechtmatige bewoning betwist en haar meerdere malen gesommeerd de door hen gestelde overlast te doen staken. Partijen hebben over en weer geen gehoor gegeven aan de sommaties.
2.3.
Bij e-mail van 22 maart 2017 heeft de verzekeraar (Klap) de opstalverzekering van de Vereniging van Eigenaars (hierna: VvE) van het appartementencomplex waarvan [eiser] en [gedaagde] lid zijn, opgezegd tegen 1 maart 2018. In deze brief is – voor zover van belang – het navolgende vermeld:

Heden ontvingen wij een uitspraak [naam] inzake de afwikkeling van een schade en de bemoeienis en klachten van een van de bewoners, mevrouw [gedaagde] (…) Deze uitspraak stelt ons op alle punten in het gelijk. De schade is naar behoren afgewikkeld en wij hebben alle belangen goed gediend. Alle klachten en eisen van bewoonster zijn ongegrond verklaard. Het gehele traject rondom deze schade en gedrag van bewoonsters is kort en zakelijk te typeren als intimiderend, schofferend, onredelijk en tijdrovend. Voor ons is dit het moment om afscheid te willen nemen van deze relatie. Hoe ongebruikelijk dat ook voor ons bedrijf is, hebben wij de uitdrukkelijke wens om op geen enkele manier meer met bewoonster te maken te willen hebben. (…)
2.4.
Bij brief van 26 april 2017 heeft beheerder van de VvE, VVE NL B.V., haar bestuursfunctie neergelegd en de beheersovereenkomst opgezegd tegen 1 augustus 2017. In deze brief is onder andere het navolgende opgenomen:

Naar aanleiding van de inhoud van het schrijven van de opstalverzekering waarin zij de dekking per 1 maart 2018 opzeggen heeft VVE NL bv na intern overleg eveneens besloten om het beheer van uw VvE op te zeggen en daarmee ook de bestuursfuncties van uw VvE te beëindigen. (…)
2.5.
Op 5 juni 2017 heeft [eiser] aangifte gedaan jegens [gedaagde] ter zake van stalking.
2.6.
Bij e-mail van 8 november 2017 heeft [eiser] ex-partner [ex-partner] het navolgende aan [eiser] meegedeeld:

[gedaagde] (vrz: [gedaagde] ) is duidelijk steeds gekker aan het worden. (…) Dit is geen goede situatie voor [kind 1] en [kind 2] (vrz: minderjarige kinderen van [eiser] en [ex-partner] ), die al langere tijd duurt. Ik maak me hier erg zorgen over en wil me beraden wat we hier aan kunnen doen. Ik ga hier ook met mijn advocaat over praten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat het [gedaagde] wordt verboden
I. nieuwe sloten aan te brengen in de gemeenschappelijke straat-/toegangsdeur;
II. het touwtje/mechanisme om de straatdeur te openen vanaf de woning van [eiser] te verwijderen c.q. los te maken;
III. de trapbekleding los te maken en te verwijderen;
IV. [eiser] en de zijnen en/of degene die in zijn woning waren achterna te lopen, te volgen en te bedreigen;
V. derden aan te schrijven met onjuistheden over [eiser] ;
VI. haar spullen te plaatsen in de gemeenschappelijke ruimte, waardoor [eiser] de toegang tot de woning moeilijk c.q. onmogelijk wordt gemaakt;
VII. afval in de gemeenschappelijke ruimte te plaatsen;
VIII. [eiser] onnodig aan te schrijven en te benaderen feitelijk dan wel via de e-mail, brief, SMS, telefoon of andere diensten;
IX. opdrachten aan derden te geven om werkzaamheden te verrichten buiten de VvE besluiten om; zoals het vervangen van het slot op de toegangsdeur en het schilderen van de gemeenschappelijke ruimte;
X. de post van [eiser] en de zijnen achter te houden of weg te maken;
XI. direct of indirect (waaronder via bezoekers van [eiser] en/of bewoners van zijn woning) contact op te nemen met [eiser] c.q. [eiser] te benaderen;
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten;
3.2.
[eiser] stelt daartoe dat hij in eerste instantie binnen de VvE, maar thans ook privé stelselmatig wordt lastiggevallen voor [gedaagde] . Ook zijn partner en (stief)kinderen worden door [gedaagde] lastiggevallen. Het handelen van [gedaagde] heeft een dusdanige impact op het leven van [eiser] dat [ex-partner] voornemens is de zorgregeling in verband met de veiligheid van de kinderen te wijzigen. Daarnaast heeft het handelen van [gedaagde] tot gevolg gehad dat de VvE-beheerder haar bestuursfuncties heeft neergelegd en de beheersovereenkomst heeft opgezegd, dat de verzekeraar de opstalverzekering heeft opgezegd en dat de door [eiser] ingeschakelde werklieden de opdrachten hebben teruggegeven. Ondanks sommaties, aangifte en veiligheidsmaatregelen van [eiser] is de overlast niet afgenomen. Interventie van de wijkagent heeft geen oplossing gebracht. Evenmin is het gelukt om [gedaagde] psychiatrisch te laten onderzoeken in verband met een mogelijke indicatiestelling. Uit de overgelegde notariële aktes blijkt dat [eiser] rechtmatig in de woning verblijft. Deze aktes leveren dwingend bewijs op. Er bestaat dan ook geen rechtvaardiging voor het overlastgevende gedrag van [gedaagde] , zodat er belang bestaat bij de gevorderde ordemaatregelen, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer, dat de strekking lijkt te hebben dat zij gerechtigd is allerlei maatregelen tegen [eiser] en de zijnen te treffen omdat hij onrechtmatig in de woning verblijft.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Nu [eiser] onweersproken heeft gesteld dat zijn voormalige partner ( [ex-partner] ) voornemens is de zorgregeling met zijn kinderen aan te passen en het psychisch en lichamelijk welzijn van hem, zijn partner en (stief)kinderen wordt aangetast als gevolg van de overlast van [gedaagde] , heeft hij een spoedeisend belang bij de gevraagde noodmaatregelen.
4.2.
De gevorderde verboden zijn in kort geding slechts toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die verboden eveneens zou toewijzen en van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.3.
Een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om vrijelijk te communiceren. Voor het toewijzen van deze ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.4.
Overwogen wordt dat uit de door [eiser] overgelegde notariële aktes volgt dat hij de rechthebbende is van het appartementsrecht, rechtgevend op het gebruik van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Van deze aktes gaat dwingende bewijskracht uit. Indien en voor zover al aangenomen zou moeten worden dat [eiser] zonder recht of titel in voornoemd appartement zou verblijven, dan is evenmin aannemelijk geworden dat [gedaagde] de rechthebbende is van het betreffende appartementsrecht of dat zij uit andere hoofde een vordering op [eiser] zou hebben als gevolg van de door haar gestelde onrechtmatige bewoning door [eiser] . [eiser] heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] eerst binnen de VvE en vanaf mei 2017 ook in privé meerdere malen overlast heeft veroorzaakt, bestaande uit het achterna lopen c.q. achtervolgen van [eiser] en zijn partner en (stief)kinderen, het plaatsen van een nieuw slot op de straatdeur van [eiser] , het plaatsen van posters, verwijderings-borden en brieven op de straat- en binnendeur en de auto van [eiser] , het benaderen van derden met klachten en onjuiste informatie over [eiser] (al dan niet over de door [gedaagde] gestelde onrechtmatige bewoning van [eiser] ) en het plaatsen van goederen in de gemeenschappelijk ruimte, waardoor de toegang tot het appartement van [eiser] wordt bemoeilijkt. Daarnaast is niet betwist dat [gedaagde] meerdere malen buiten de VvE-besluiten om opdrachten verstrekt voor het verrichten van werkzaamheden aan de gemeenschappelijke ruimten van [eiser] en [gedaagde] . Deze incidenten hebben hun weerslag op de psychische en lichamelijke gesteldheid van [eiser] en zijn partner en (stief)kinderen en daarnaast zijn er mogelijk nadelige consequenties voor [eiser] ten aanzien van de omgangsregeling met zijn kinderen. Ook heeft het handelen van [gedaagde] voor [eiser] andere – zij het indirect als lid van de VvE – nadelige consequenties. De VvE-beheerder heeft haar bestuursfunctie neergelegd en de beheersovereenkomst opgezegd en ook de verzekeraar heeft de opstalverzekering opgezegd.
Nu de incidenten (rechtstreeks jegens [eiser] ) niet door [gedaagde] zijn weersproken en zij ondanks meerdere sommaties van [eiser] haar overlastgevende gedrag niet heeft gestaakt, zullen de door hem gevraagde voorzieningen – met uitzondering van de verboden onder V. en VIII. – worden toegewezen. In de ernst van voornoemde incidenten wordt aanleiding gevonden om het onder XI. gevorderde contactverbod – in afwijking van de gebruikelijke termijn van één jaar – toe te wijzen voor de duur van twee jaren. Voorts wordt ten aanzien van het contactverbod overwogen dat het [gedaagde] wel is toegestaan contact op te nemen met [eiser] ingeval van noodzakelijke reparaties die uitsluitend via de woning van [eiser] kunnen worden verricht. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd zoals in het dictum vermeld.
4.5.
Het onder V. gevorderde verbod om geen onjuistheden over [eiser] aan derden te schrijven is te onbepaald en zal derhalve worden afgewezen
.
4.6.
Nu het door [eiser] onder XI. gevorderde contactverbod is toegewezen, wordt het onder VIII. gevorderde verbod om [eiser] onnodig aan te schrijven en op enigerlei wijze te benaderen afgewezen wegens gebrek aan belang.
4.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,21
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.202,21

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] nieuwe sloten aan te brengen in de gemeenschappelijke straat-/toegangsdeur,
5.2.
verbiedt [gedaagde] het touwtje/mechanisme om de straatdeur te openen vanaf de woning van [eiser] te verwijderen c.q. los te maken,
5.3.
verbiedt [gedaagde] de trapbekleding lost te maken en te verwijderen,
5.4.
verbiedt [gedaagde] [eiser] en de zijnen (zijn (stief)kinderen), partner en/of voormalig partner) en andere bezoekers van [eiser] achterna te lopen, te volgen en/of te bedreigen,
5.5.
verbiedt [gedaagde] spullen te plaatsen in de gemeenschappelijke ruimte, waardoor [eiser] de toegang tot de woning wordt bemoeilijkt dan wel onmogelijk wordt gemaakt,
5.6.
verbiedt [gedaagde] afval in de gemeenschappelijke ruimte te plaatsen,
5.7.
verbiedt [gedaagde] om buiten de VvE-besluiten opdrachten aan derden te verstrekken voor werkzaamheden aan de gemeenschappelijke ruimtes van [eiser] en [gedaagde] ,
5.8.
verbiedt [gedaagde] de post van [eiser] en de zijnen achter te houden of weg te maken,
5.9.
verbiedt [gedaagde] gedurende een periode van twee jaar na betekening van dit vonnis hetzij direct hetzij indirect via een derde telefonisch, schriftelijk, mondeling of anderszins contact op te nemen met [eiser] dan wel [eiser] te benaderen, behoudens ingeval van noodzakelijk reparaties die uitsluitend via de woning van [eiser] kunnen worden verricht,
5.10.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van € 1.000,00 verbeurt voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. tot en met 5.9. bepaalde, met een maximum van € 15.000,00,
5.11.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.202,21,
5.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. D. Pieterse, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: DP