Verdachte heeft een oud-hulpverleenster met een groot mes gestoken, terwijl zij niets vermoedend op de tram stond te wachten. Verdachte heeft een lange behandelgeschiedenis en wilde, zoals uit het door haar verzonden WhatsApp-bericht blijkt, iets doen waardoor zij eindelijk een passende behandeling zou krijgen. Met die motivatie is zij dan ook met een flink mes op pad gegaan, op zoek naar een doelwit. De rechtbank acht de aanval op het slachtoffer een zeer ernstig feit. Het slachtoffer had een steekwond in haar linker dijbeen ter grootte van 8 centimeter. Meerdere onderhuidse en bovenhuidse hechtingen waren nodig om de wond te laten genezen. De wond heeft een lelijk litteken achtergelaten en de psychische gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Zo heeft zij onder meer een lange tijd niet kunnen werken en heeft zij moeite gehad om weer met het openbaar vervoer te reizen.
8.3.1.Maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Het dossier bevat een Pro Justitia rapport van psychiater dr. T.W.D.P. van Os van 21 november 2017. De conclusie in dit rapport luidt onder meer dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een posttraumatische stress stoornis (hierna: PTSS) die tot nu toe onvoldoende werd behandeld. De PTSS komt tot uiting in dissociaties, nachtmerries en herbelevingen. Het is waarschijnlijk dat de PTSS een rol heeft gespeeld en doorwerking heeft gehad in de gedragskeuze van verdachte. Het risico op herhaling van het ten laste gelegde is groot, indien verdachte niet wordt behandeld voor en wordt begeleid in verband met haar ziekelijke stoornis. De hulpverlenersgeschiedenis maakt duidelijk dat een ambulante behandeling weinig heeft opgeleverd. Geadviseerd wordt om een klinische behandeling op te leggen. Verdachte heeft zich echter gedurende haar behandeling in de reguliere GGZ geregeld onttrokken aan behandeling en voorwaarden. Een behandeling in het kader van voorwaarden, is daarom niet haalbaar. Om te voorkomen dat verdachte zich kan onttrekken aan de behandeling, is het advies om de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een TBS-maatregel. TBS met voorwaarden is overwogen met een klinische opname in een FPK, maar ingeschat wordt dat verdachte zich niet aan de voorwaarden zal kunnen houden. Gezien de ernst en langdurigheid van de stoornis, met ook binnen de behandeling een risico op incidenten, is een hoog beveiligingsniveau geïndiceerd. Geadviseerd wordt om verdachte een TBS-maatregel op te leggen met dwangverpleging.
Het dossier bevat ook een Pro Justitia rapport van psycholoog G.M. Jansen van 20 november 2017. De conclusie in dit rapport komt overeen met de conclusie van het psychiatrische rapport. Er is sprake van PTSS met dissociatieve symptomen. Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog. De inschatting is dat wanneer betrokkene onbehandeld naar buiten komt, zij al snel als gevolg van spanningen in de thuissituatie en het ontbreken van een adequaat professioneel steunsysteem emotioneel ontregeld zal raken en haar woede, al dan niet in dissociatieve toestand, op haar omgeving zal afreageren in de vorm van impulsieve agressiedoorbraken. Gelet op de ernst van de problematiek, de complexiteit en het risico op gedragsontregeling is een klinische behandeling binnen de forensische sector geïndiceerd. De mogelijkheden binnen de reguliere GGZ zijn uitgeput. Vanwege haar behandelgeschiedenis die wordt gekenmerkt door vele onttrekkingen en het schenden van voorwaarden, is een gedwongen kader noodzakelijk om behandeling te realiseren. Hoewel ze zich gemotiveerd toont, is behandeling in het kader van voorwaarden niet haalbaar en wenselijk. Bij onttrekking van voorwaarden zal ze in de gevangenis terecht komen, wat vanwege het risico op her-traumatisering afgeraden wordt en niet tot afname van het recidiverisico leidt. Op basis van de ernst van de stoornis, het hoge recidiverisico en de ernst van het ten laste gelegde is een TBS-kader het enige kader dat in aanmerking komt. TBS met voorwaarden is overwogen, maar ook hierbij geldt dat verdachte zich niet aan voorwaarden kan houden.
Beide deskundigen adviseren om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van TBS is voldaan. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
Gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de inhoud van de Pro Justitia rapporten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte thans onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, en dat behandeling noodzakelijk en vereist is om herhaling van een ernstig geweldsdelict te voorkomen. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord om verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren en zal daarom aan verdachte de maatregel van TBS opleggen.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of die TBS kan plaatsvinden met voorwaarden of dat dwangverpleging moet worden gelast. In dat verband wordt het volgende overgewogen.
De rechtbank heeft op haar verzoek een maatregelenrapport van 13 maart 2018 ontvangen van de reclassering. De reclassering is daarin tot de conclusie gekomen dat verdachte zich niet blijvend zal kunnen conformeren aan voorwaarden behorend bij de maatregel TBS. Voor de uitvoerbaarheid van een TBS met voorwaarden is overeenstemming met verdachte nodig over de voorwaarden. Een belangrijke voorwaarde zou klinische opname zijn, eventueel in combinatie met medicatie. Verdachte is echter ambivalent ten aanzien van klinische opname en medicatie. Nu het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) /Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) geen indicatiestelling heeft afgegeven voor plaatsing op een Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) of in een Forensich Psychiatrische Kliniek (FPK), is een TBS met voorwaarden niet uitvoerbaar en zijn er geen voorwaarden opgesteld.
De rechtbank heeft ter zitting ook nog de onderliggende indicatiestelling ontvangen van het NIFP/IFZ van 19 februari 2018, opgesteld door van E. Izeboud (coördinator IFZ) en R.P.M. Janssen (psychiater). Daarin valt te lezen dat verdachte in de reguliere GGZ zowel klinische als ambulante behandelingen aangeboden heeft gekregen en daarbij structureel de voorwaarden heeft geschonden. Om recidive op geweldsdelicten te beperken is gespecialiseerde psychotherapeutische forensische klinische behandeling nodig van de PTSS en daarnaast het creëren van rust, structuur en veiligheid in verdachtes omgeving. De verwachting is dat een intensieve forensische klinische behandeling en vervolgens maatschappelijke inbeddingstraject meerdere jaren zal gaan duren, vooral ook omdat de verwachting is, dat dit gepaard zal gaan met (gewelds-)incidenten. Uit het dossier blijkt dat verdachte zich niet kan conformeren aan behandelafspraken. Hiermee zou een TBS met voorwaarden feitelijk een onmogelijke opdracht voor haar zijn. Op basis van bovenstaande is geen indicatiestelling afgegeven voor plaatsing in een FPA dan wel FPK. In het verleden hebben onvoldoende behandelontwikkelingen plaatsgevonden die het verantwoord maken om betrokkene te plaatsen in een minder beveiligde setting dan een FPC-setting, aldus het NIFP/IFZ.
Gelet op de inhoud van het maatregelenrapport en de indicatiestelling ziet de rechtbank geen mogelijkheid voor een behandeling van verdachte binnen het kader van een TBS met voorwaarden. Voor een aanhouding van de behandeling van de zaak om alsnog nadere mogelijkheden voor een TBS met voorwaarden te onderzoeken, zoals door de raadsman is bepleit, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.
Daarom zal de rechtbank de maatregel van TBS met dwangverpleging aan verdachte opleggen.
De maatregel van TBS met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Om die reden zal, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand zijn uitgesloten.