8.2.Eiseres was tot het moment dat het pand werd ontruimd vanwege het overlijden van haar huurder niet op de hoogte van de aanwezigheid van de kelder. De rechtbank overweegt dat eiseres haar betoog dat de kelder op enig moment zou zijn vergund niet concreet kan onderbouwen. Zij heeft immers geen enkel objectief stuk overgelegd waaruit blijkt van die vergunningverlening. Dat het bouwdossier niet op orde zou zijn, zoals eiseres betoogt, kan haar evenmin baten. Een gestelde afwijking van de huidig gevel ten opzichte van de oprichtingstekeningen is daartoe onvoldoende om aannemelijk te achten dat er een vergunning voor de kelder is aangevraagd, deze is beoordeeld en verleend, maar dat al die gegevens niet langer in het bouwdossier te vinden zijn.
9. Concluderend oordeelt de rechtbank dat er voor verweerder voldoende aanleiding bestond om bestuursdwang in de vorm van stillegging van de werkzaamheden toe te passen en om, na heroverweging in bezwaar, aan dat besluit vast te houden. Nu er geen gronden zijn aangevoerd tegen de last onder dwangsom behoeft dit geen nadere bespreking.
10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
11. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht of voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
AWB 17/4775 (buiten behandeling stelling aanvraag)
12. Verweerder mag op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 4.4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gegevens opvragen die naar zijn oordeel nodig zijn om te kunnen beslissen op een aanvraag. Verweerder mag daarbij meer gegevens opvragen dan in artikel 2.3 van de regeling omgevingsrecht (Mor) is voorgeschreven.
13. Volgens vast jurisprudentie van de Afdeling is het aan het bevoegde bestuursorgaan om te beoordelen of het over voldoende gegevens en bescheiden beschikt om een besluit op een aanvraag te nemen.Dit betekent dat een bestuursorgaan, in dit geval verweerder, bij het opvragen van aanvullende gegevens een zekere mate van beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank zal dan ook terughoudender toetsen. Beoordeeld moet worden of verweerder in dit concrete geval in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid de aanvraag niet te behandelen omdat onvoldoende gegevens zijn verstrekt. Daartoe dient de vraag beantwoord te worden of verweerder in redelijkheid om de aanvullende stukken heeft kunnen vragen en – in het verlengde daarvan - of die gevraagde stukken inderdaad niet zijn aangeleverd.
14. De rechtbank merkt op dat verweerder in geval van een buitenbehandelingstelling de mogelijkheid heeft om, in het kader van de heroverweging in bezwaar, alsnog over te gaan tot een volledige inhoudelijke toetsing van een aanvraag op basis van na het primaire besluit overgelegde stukken. Hij is daar echter niet toe gehouden. Nu verweerder die mogelijkheid in dit onderhavige geval niet heeft gebruikt, blijft de toetsing door de rechtbank ook beperkt.
15. Verweerder heeft op 27 oktober 2016 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het verhogen van de tussenvloer. Bij die aanvraag zijn diverse tekeningen overgelegd. Op de tekeningen is bij ‘bestaande toestand’ een kelder ingetekend. Verweerder heeft vervolgens op 1 november 2016 nadere gegevens opgevraagd, omdat de aanvraag nog niet compleet was en eiseres die op grond van de Regeling omgevingsrecht moet aanleveren. Verder heeft verweerder eiseres verzocht om de tekeningen aan te passen, nu de tekeningen van de bestaande toestand niet overeenkomen met de vergunde toestand. Eiseres heeft hiervoor een termijn gekregen van zes weken. Bij brief van 9 december 2016 heeft eiseres gereageerd op het verzoek om nadere gegevens. Eiseres heeft daarbij tekeningen overgelegd waarin bij de bestaande vergunde toestand een kelder is ingetekend.
16. Verweerder heeft vervolgens de aanvraag buitenbehandeling gesteld, omdat eiseres niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt en zij de tekeningen niet op de juiste wijze heeft aangepast. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan wijzigingen op de tekeningen konden worden verlangd. Volgens verweerder zijn in het archief geen stukken gevonden die erop wijzen dat een vergunning voor de kelder is verleend, terwijl eiseres niet met informatie is gekomen die dat alsnog aantoont. Daarom is de (aanleg van de) kelder illegaal. De aanduiding “bestaande vergunde toestand” in combinatie met een ingetekende kelder is volgens verweerder daarom nog steeds onjuist.
17. Ter zitting heeft de rechtbank begrepen dat verweerder een aangepaste tekening nodig had om tot zorgvuldige besluitvorming te komen. Verweerder wilde door de nieuwe tekeningen voorkomen dat er onduidelijkheid zou ontstaan over de omvang van de te verlenen vergunning. Een tekening met een ingetekende kelder in de “bestaande vergunde situatie” is juridisch niet juist en kon dus niet worden gezien als een herstel van de eerdere gebreken. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de tekening niet wilde aanpassen, omdat dit valsheid in geschrifte zou zijn. De kelder is immers aanwezig, dus behoort deze bij de bestaande situatie.
18. De rechtbank overweegt dat voor een zorgvuldige vergunningverlening van belang is dat voor nu en in de toekomst duidelijk is waarvoor vergunning is verleend. Bij vergunning-verlening aan de hand van de door eiseres ingediende tekeningen zou in de toekomst onduidelijkheid kunnen ontstaan over de vergunde situatie. Deze onduidelijkheid wordt versterkt doordat er een vergunning is gevraagd voor een vloerverhoging ten behoeve van een kelder. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder redelijkerwijs om aangepaste tekeningen had kunnen vragen. ”Bestaand” in dit verband ziet niet op feitelijk bestaand, inclusief illegale bouwwerken, maar op ‘legaal (vergund) bestaand’.
19. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank duidelijk aangegeven welke gegevens nodig waren voor een zorgvuldige beoordeling. De rechtbank stelt vast dat eiseres in ieder geval wat betreft de bouwtekeningen niet aan dit verzoek tegemoet is gekomen. Nu de bouwtekeningen integraal onderdeel gaan vormen van de vergunning heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten de aanvraag buiten behandeling te stellen.
20. Voor zover eiseres ter zitting heeft betoogd dat verweerder de vergunning ambtshalve had moeten aanvullen met de kelder, omdat zij er tijdens de hoorzitting uitvoerig over hebben gesproken kan dit betoog niet slagen. Verweerder moet het bouwplan beoordelen zoals weergegeven in de aanvraag. In dit geval was verweerder evenmin gehouden om de kelder bij de aanvraag te betrekken, omdat redelijkerwijs niet gesproken kon worden van een wijziging van ondergeschikte aard. Eiseres diende daarom voor het vergunnen van de kelder een nieuwe aanvraag in te dienen.
21. Eiseres heeft ter zitting verder nog aangevoerd dat er een nieuwe identieke aanvraag is gedaan die wel in behandeling is genomen en waarbij voor zowel de vloer als de kelder vergunning is verleend. Daaruit blijkt, volgens eiseres, dat de buitenbehandelingstelling van de eerste aanvraag onrechtmatig was.
22. De rechtbank overweegt allereerst dat die verleende vergunning in deze procedure niet voorligt. Verder is ter zitting gebleken dat de tweede aanvraag inderdaad identiek was aan de eerste aanvraag, maar dat die aanvraag al voor eerste beoordeling door verweerder was aangepast. Verweerder heeft zijn besluit op die aanvraag dan ook genomen aan de hand van een aangevulde, gewijzigde aanvraag. Dit is een andere situatie dan die nu voorligt in beroep. Dit betoog kan eiseres daarom niet baten.
23. Het beroep in deze zaak is daarom ook ongegrond.
24. In deze beroepszaak bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het betaalde griffierecht of voor vergoeding van proceskosten.