Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren en zal uitleggen waarom.
In het dossier zit een flink aantal rapporten en adviezen. Hieronder worden de delen opgenomen die de rechtbank het belangrijkst vindt.
De rechtbank heeft het reclasseringsadvies van Inforsa van 21 december 2017 gelezen, geschreven door R. Kaatman. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. In dit advies staat onder meer het volgende:
Verdachte pleegt doorgaans delicten om in zijn verslaving te voorzien. Hij kreeg in 2010 de ISD-maatregel opgelegd en voldoet inmiddels opnieuw aan de criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel.
In de klinische behandeling is tot op heden ingezet op primair behandelen van de verslavingsproblematiek, hetgeen niet heeft geleid tot positief resultaat. Andere toezichten zijn eveneens misgelopen. De Piet Roorda kliniek heeft gerapporteerd dat verdachte groepsongeschikt is. Ook is verdachte op 17 augustus 2017 met een rechterlijke machtiging opgenomen in de Jellinek aan de Vlaardingenlaan. Verdachte had echter een ongemotiveerde houding en had moeite zich aan te passen aan de regels binnen de kliniek. Hij is daarom op 19 september 2017 met voorwaardelijk ontslag gestuurd.
Vooralsnog is de verslavingsproblematiek dusdanig ernstig dat er telkenmale na (klinische) interventies sprake is van terugval in middelengebruik en daaraan te relateren delictgedrag. Er bestaat wel enig inzicht in de problematiek. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een die zich frequent asociaal en ook (verbaal) agressief kan gedragen. In het gesprek met rapporteur komt meer een beeld naar voren van iemand die zijn toekomstdromen nog niet heeft verloren. Anderzijds wanhoopt hij deze voor hem wel haalbaar zijn en heeft hij de neiging tot zelfdestructief gedrag bij momenten dat hij de hoop heeft verloren.
Een kader waarin de bewegingsvrijheid ruimte laat om toe te geven aan trek, is niet alleen risicovol voor de kans op herhaling van delictgedrag, maar ook voor betrokkene zelf. Een dwangkader is noodzakelijk om betrokkene en de maatschappij te beveiligen en te beschermen. Een ISD-maatregel is daarom het meest passend. Indien verdachte in de extramurale fase van de ISD-maatregel geen weerstand kan bieden aan zijn zucht naar middelen en zich daarmee onttrekt aan de voorwaarden draagt de terugplaatsgarantie van de ISD-maatregel bij aan het behoud van eventueel bereikte behandelresultaten.
Op de zitting heeft R. Kaatman, reclasseringswerker, als deskundige het rapport toegelicht. Hij heeft verklaard dat er al veel met verdachte geprobeerd is, maar dat hij vooral een ongemotiveerde houding bij verdachte ziet. Verdachte heeft bijvoorbeeld verklaard dat hij graag gecontroleerd cocaïne zou willen blijven gebruiken. Volgens de deskundige is dat niet mogelijk als je verslaafd bent of bent geweest. Verdachte moet in een kliniek worden behandeld voor zijn verslaving en persoonlijkheidsstoornissen. De deskundige heeft met de medewerkers van de Jellinek aan de Vlaardingenlaan gesproken. Verdachte heeft hier in het kader van een rechterlijke machtiging korte tijd verbleven. Zij willen hem vanwege zijn gedrag niet terug. Er zijn momenteel geen andere mogelijkheden. De rechterlijke machtiging eindigt op 18 januari 2018. Het meest wenselijke kader om dan een behandeling op gang te brengen, is een ISD-maatregel, aldus de deskundige.
Verdachte heeft erkend dat hij hulp nodig heeft bij zijn cocaïne- en heroïneverslaving. Hij vindt het echter verwarrend dat er meerdere trajecten door elkaar heen liepen. Hij heeft ook verklaard dat het niet goed ging in de Jellinek aan de Vlaardingenlaan. Hij had veel last van prikkels bij een groepsbehandeling en is daarom groepsongeschikt verklaard. Verdachte is vooral bang dat hij bij oplegging van een ISD-maatregel weer terechtkomt in een kliniek waar hij niet op zijn plek is.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Pro Justitia rapport van 8 augustus 2016, geschreven door psycholoog M.H. Enklaar. Hoewel dit in een andere zaak is geschreven, maakt het wel onderdeel uit van het dossier in deze zaak. In dit rapport staat – samengevat – onder meer het volgende:
Verdachte is een 30-jarige man met een gemiddeld tot bovengemiddeld intelligentieniveau bij wie reeds meer dan tien jaar sprake is van een langdurige verslaving aan cocaïne en heroïne. Ondanks diverse behandelpogingen is het niet gelukt de middelenafhankelijkheid onder controle te krijgen. Tijdens klinische opnames werden interactieproblemen met medecliënten en stafleden zichtbaar. Hij bleek destijds onvoldoende gemotiveerd om een traject in het kader van behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek aan te gaan.
Er is bij verdachte sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken en (in mindere mate) antisociale kenmerken. Daarnaast kampt verdachte met een structureel gevoel van sociaal ongemak en overgevoeligheid voor een negatieve beoordeling door anderen, waardoor ook ontwijkende persoonlijkheidskenmerken geclassificeerd kunnen worden. Hij overcompenseert dit met clownesk gedrag. Het sociale ongemak is op sommige momenten echter zo heftig dat dit zich ook uit in de vorm van een angststoornis.
De persoonlijkheidsproblematiek brengt met zich mee dat sprake is van een kwetsbaar gevoel, beïnvloedbaarheid en meegaandheid met anderen, beperkte copingvaardigheden, een geringe frustratietolerantie en emotieregulatieproblemen. Tegen zijn achtergrond van kwetsbaarheid en sluimerende onvrede is het langdurig moeten opbrengen van zelfcontrole vrijwel ondoenlijk.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte is (korte tijd) via een rechterlijke machtiging opgenomen geweest in de Jellinek. Volgens de kliniek gedroeg verdachte zich zodanig dat de kliniek hem met voorwaardelijk ontslag moest sturen. De kliniek wil hem niet meer terug. Duidelijk is wel dat verdachte aan zijn verslaving en aan zijn persoonlijkheidsproblematiek moet worden behandeld. Een verslavingskliniek lijkt niet het juiste behandelingskader te zijn: het moet strakker, want ervaringen uit het verleden leren dat verdachte terugvalt indien hij te veel ruimte krijgt. Bovendien wordt het behandeltraject vaak gestopt als iemand (opnieuw) terugvalt. Een ISD-traject kent wél een vangnet: mocht het een keer misgaan, dan wordt het behandeltraject niet meteen gestopt. In dat geval kan verdachte terug naar de gevangenis en kan hij daarna weer verder met de behandeling.
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet verdachte aan bepaalde voorwaarden voldoen die staan in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Zo moet verdachte een misdrijf hebben begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaart dat verdachte de fiets heeft gestolen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan diefstal, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte (met als datum 11 december 2017) blijkt dat verdachte ook aan deze voorwaarde voldoet. Bovendien moet het in dit vonnis bewezen verklaarde feit, de diefstal van de fiets, zijn begaan na tenuitvoerlegging van die eerder opgelegde vrijheidsbenemende straffen. Ook dit is het geval.
Uit de hiervoor genoemde rapportages moet blijken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Dit is wel gebleken uit (met name) het rapport van Inforsa en de toelichting die de deskundige Kaatman op de zitting heeft gegeven. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Dat betekent dat de rechtbank denkt dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat, als hij niet wordt opgenomen in een ISD-instelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte aan alle criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel voldoet en zal daarom deze maatregel opleggen. Vanwege de ernst van de problematiek van verdachte is het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen voor het ISD-traject. Op die manier wordt de maatschappij optimaal beschermd en zijn er voldoende kansen om ervoor te zorgen dat verdachte als hij vrij komt niet opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daar niet van afgetrokken.
Tot slot bepaalt de rechtbank dat zij binnen een half jaar nadat het vonnis onherroepelijk is geworden van het Openbaar Ministerie wil weten of de ISD-maatregel moet worden voorgezet.