ECLI:NL:RBAMS:2018:210

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
13/684422-17, 13/702171-17 (tul), 06/087727-12 (tul) en 05/072961-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot ISD-maatregel na diefstal van een fiets met braak

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal van een fiets op 30 september 2017 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij op zijn eigen fiets kwam aanfietsen, het slot van een andere fiets heeft verwijderd. Dit werd bevestigd door een getuige die de verdachte in de act van diefstal had gezien. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de getuige betrouwbaar was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, gezien de verslavingsproblematiek van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank volgde dit advies en legde de ISD-maatregel op, waarbij werd benadrukt dat de verdachte aan alle voorwaarden voldeed voor deze maatregel. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat de ISD-maatregel prioriteit had. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/684422-17, 13/702171-17 (tul), 06/087727-12 (tul) en 05/072961-15 (tul)
Datum uitspraak: 18 januari 2018
Verkort vonnis [1] van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in het Justitieel Complex “ [naam Justiteel Complex] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 4 januari 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft gehoord de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.M.R. Slaghekke, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op of omstreeks 30 september 2017 in Amsterdam alleen of met iemand anders een fiets heeft gestolen door middel van braak of verbreking van het fietsslot. Dat is ook in de beschuldiging opgenomen als een poging om die fiets te stelen.
De volledige tekst van de beschuldiging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 30 september 2017 stond getuige [naam getuige] op de hoek van het Stationsplein in Amsterdam. Hij zag dat er een man (blank, zwart haar, witte jas, blauwe broek, zwarte tas en zwarte pet) met vermoedelijk gereedschap in zijn handen voorovergebogen stond bij een zwarte fiets en een hoefijzerslot verwijderde. De man liep daarna weg richting het Ibis hotel en daar kwam er een tweede man bij. Hierna zag hij dat “voornoemd persoon” (de rechtbank begrijpt: de tweede man) een rondje fietste op de fiets. [naam getuige] heeft de politie gebeld en hoorde dat er iemand was aangehouden (verdachte). Op het politiebureau heeft [naam getuige] op een scherm gekeken naar de aangehouden verdachte. Hij herkende hem als de man die vermoedelijk de fiets wilde stelen.
Later heeft [naam getuige] aan de politie aangewezen waar de fiets geparkeerd stond. Hij herkende de fiets aan een rode sticker die onder aan het frame zat. Er zat nu door het voorwiel een zwart hangslot, dat er eerst nog niet zat. De politie zag dat er ‘verse schade’ aan de velg van de fiets zat.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op zijn eigen fiets kwam aanfietsen bij het Centraal Station, omdat hij daar met zijn vriend [naam vriend] had afgesproken. Verdachte heeft daar zijn slot van de fiets geschroefd. Het slot stond open maar was niet meer te gebruiken, omdat hij het sleuteltje kwijt was. Omdat hij toch op [naam vriend] moest wachten, heeft hij voor het Centraal Station een rondje gefietst op de fiets.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de diefstal van de fiets niet kan worden bewezen, omdat uit het dossier niet blijkt dat de fiets is verplaatst. Wel kan worden bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om de fiets te stelen. Verdachte heeft bekend dat hij het slot van de fiets heeft gehaald en de getuige heeft dit ook gezien. De verklaring van verdachte dat het zijn eigen fiets was, is ongeloofwaardig, aldus de officier.
3.3
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken. De verklaring van verdachte past bij wat de getuige heeft gezien. Bovendien heeft niemand aangifte gedaan van diefstal van deze fiets. Verder heeft verdachte de fiets afgesloten met een slot en vlakbij het Centraal Station laten staan. Dit doe je niet als je die fiets daar net hebt gestolen, zegt de raadsvrouw.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de fiets heeft gestolen en zal uitleggen waarom.
Verdachte heeft bekend dat hij in de buurt van het Centraal Station in Amsterdam een hoefijzerslot van een fiets heeft verwijderd. De getuige [naam getuige] heeft dit ook gezien. De rechtbank vindt de verklaring van [naam getuige] betrouwbaar. Die verklaring wordt namelijk versterkt door de verklaring van verdachte dat hij inderdaad dat slot heeft verwijderd. Daarnaast weet [naam getuige] zich ook de kleine dingen nog te herinneren, zoals dat er een rode sticker op het frame van de fiets zat.
Politieagenten hebben opgeschreven dat zij verse schade zagen op de velg van het wiel. Die schade is te zien op de foto’s op pagina 6 en 8 van het dossier. Deze schade past niet bij de verklaring van verdachte dat hij een los slot aan zijn fiets had hangen. Dan zou je niet verwachten dat er schade op de velg te zien is, die past bij wrikken met een schroevendraaier. Een openstaand hoefijzerslot is eenvoudig en zonder schade aan de velg van een fiets te verwijderen.
Om deze redenen vindt de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Dan blijft er, kijkend naar wat er is gebeurd, maar één conclusie over, namelijk dat verdachte het slot van de fiets heeft opengebroken om de fiets van iemand anders te stelen. Het is een voltooide diefstal, want verdachte heeft iemand anders een rondje met de fiets laten rijden en die heeft er een ander slot op gezet. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 30 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorend aan een ander dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door braak.

4.De bewijsmiddelen

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van de verdachte

Het bewezen verklaarde is een strafbaar feit en verdachte is daarvoor ook strafbaar.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht geen ISD-maatregel op te leggen, maar om verdachte eerst het traject dat met een rechterlijke machtiging loopt (BOPZ-traject) af te laten maken. Voor het geval de rechtbank hierin niet meegaat heeft zij verzocht de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren en zal uitleggen waarom.
In het dossier zit een flink aantal rapporten en adviezen. Hieronder worden de delen opgenomen die de rechtbank het belangrijkst vindt.
De rechtbank heeft het reclasseringsadvies van Inforsa van 21 december 2017 gelezen, geschreven door R. Kaatman. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. In dit advies staat onder meer het volgende:
Verdachte pleegt doorgaans delicten om in zijn verslaving te voorzien. Hij kreeg in 2010 de ISD-maatregel opgelegd en voldoet inmiddels opnieuw aan de criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel.
In de klinische behandeling is tot op heden ingezet op primair behandelen van de verslavingsproblematiek, hetgeen niet heeft geleid tot positief resultaat. Andere toezichten zijn eveneens misgelopen. De Piet Roorda kliniek heeft gerapporteerd dat verdachte groepsongeschikt is. Ook is verdachte op 17 augustus 2017 met een rechterlijke machtiging opgenomen in de Jellinek aan de Vlaardingenlaan. Verdachte had echter een ongemotiveerde houding en had moeite zich aan te passen aan de regels binnen de kliniek. Hij is daarom op 19 september 2017 met voorwaardelijk ontslag gestuurd.
Vooralsnog is de verslavingsproblematiek dusdanig ernstig dat er telkenmale na (klinische) interventies sprake is van terugval in middelengebruik en daaraan te relateren delictgedrag. Er bestaat wel enig inzicht in de problematiek. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een die zich frequent asociaal en ook (verbaal) agressief kan gedragen. In het gesprek met rapporteur komt meer een beeld naar voren van iemand die zijn toekomstdromen nog niet heeft verloren. Anderzijds wanhoopt hij deze voor hem wel haalbaar zijn en heeft hij de neiging tot zelfdestructief gedrag bij momenten dat hij de hoop heeft verloren.
Een kader waarin de bewegingsvrijheid ruimte laat om toe te geven aan trek, is niet alleen risicovol voor de kans op herhaling van delictgedrag, maar ook voor betrokkene zelf. Een dwangkader is noodzakelijk om betrokkene en de maatschappij te beveiligen en te beschermen. Een ISD-maatregel is daarom het meest passend. Indien verdachte in de extramurale fase van de ISD-maatregel geen weerstand kan bieden aan zijn zucht naar middelen en zich daarmee onttrekt aan de voorwaarden draagt de terugplaatsgarantie van de ISD-maatregel bij aan het behoud van eventueel bereikte behandelresultaten.
Op de zitting heeft R. Kaatman, reclasseringswerker, als deskundige het rapport toegelicht. Hij heeft verklaard dat er al veel met verdachte geprobeerd is, maar dat hij vooral een ongemotiveerde houding bij verdachte ziet. Verdachte heeft bijvoorbeeld verklaard dat hij graag gecontroleerd cocaïne zou willen blijven gebruiken. Volgens de deskundige is dat niet mogelijk als je verslaafd bent of bent geweest. Verdachte moet in een kliniek worden behandeld voor zijn verslaving en persoonlijkheidsstoornissen. De deskundige heeft met de medewerkers van de Jellinek aan de Vlaardingenlaan gesproken. Verdachte heeft hier in het kader van een rechterlijke machtiging korte tijd verbleven. Zij willen hem vanwege zijn gedrag niet terug. Er zijn momenteel geen andere mogelijkheden. De rechterlijke machtiging eindigt op 18 januari 2018. Het meest wenselijke kader om dan een behandeling op gang te brengen, is een ISD-maatregel, aldus de deskundige.
Verdachte heeft erkend dat hij hulp nodig heeft bij zijn cocaïne- en heroïneverslaving. Hij vindt het echter verwarrend dat er meerdere trajecten door elkaar heen liepen. Hij heeft ook verklaard dat het niet goed ging in de Jellinek aan de Vlaardingenlaan. Hij had veel last van prikkels bij een groepsbehandeling en is daarom groepsongeschikt verklaard. Verdachte is vooral bang dat hij bij oplegging van een ISD-maatregel weer terechtkomt in een kliniek waar hij niet op zijn plek is.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Pro Justitia rapport van 8 augustus 2016, geschreven door psycholoog M.H. Enklaar. Hoewel dit in een andere zaak is geschreven, maakt het wel onderdeel uit van het dossier in deze zaak. In dit rapport staat – samengevat – onder meer het volgende:
Verdachte is een 30-jarige man met een gemiddeld tot bovengemiddeld intelligentieniveau bij wie reeds meer dan tien jaar sprake is van een langdurige verslaving aan cocaïne en heroïne. Ondanks diverse behandelpogingen is het niet gelukt de middelenafhankelijkheid onder controle te krijgen. Tijdens klinische opnames werden interactieproblemen met medecliënten en stafleden zichtbaar. Hij bleek destijds onvoldoende gemotiveerd om een traject in het kader van behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek aan te gaan.
Er is bij verdachte sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken en (in mindere mate) antisociale kenmerken. Daarnaast kampt verdachte met een structureel gevoel van sociaal ongemak en overgevoeligheid voor een negatieve beoordeling door anderen, waardoor ook ontwijkende persoonlijkheidskenmerken geclassificeerd kunnen worden. Hij overcompenseert dit met clownesk gedrag. Het sociale ongemak is op sommige momenten echter zo heftig dat dit zich ook uit in de vorm van een angststoornis.
De persoonlijkheidsproblematiek brengt met zich mee dat sprake is van een kwetsbaar gevoel, beïnvloedbaarheid en meegaandheid met anderen, beperkte copingvaardigheden, een geringe frustratietolerantie en emotieregulatieproblemen. Tegen zijn achtergrond van kwetsbaarheid en sluimerende onvrede is het langdurig moeten opbrengen van zelfcontrole vrijwel ondoenlijk.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte is (korte tijd) via een rechterlijke machtiging opgenomen geweest in de Jellinek. Volgens de kliniek gedroeg verdachte zich zodanig dat de kliniek hem met voorwaardelijk ontslag moest sturen. De kliniek wil hem niet meer terug. Duidelijk is wel dat verdachte aan zijn verslaving en aan zijn persoonlijkheidsproblematiek moet worden behandeld. Een verslavingskliniek lijkt niet het juiste behandelingskader te zijn: het moet strakker, want ervaringen uit het verleden leren dat verdachte terugvalt indien hij te veel ruimte krijgt. Bovendien wordt het behandeltraject vaak gestopt als iemand (opnieuw) terugvalt. Een ISD-traject kent wél een vangnet: mocht het een keer misgaan, dan wordt het behandeltraject niet meteen gestopt. In dat geval kan verdachte terug naar de gevangenis en kan hij daarna weer verder met de behandeling.
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet verdachte aan bepaalde voorwaarden voldoen die staan in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Zo moet verdachte een misdrijf hebben begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaart dat verdachte de fiets heeft gestolen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan diefstal, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte (met als datum 11 december 2017) blijkt dat verdachte ook aan deze voorwaarde voldoet. Bovendien moet het in dit vonnis bewezen verklaarde feit, de diefstal van de fiets, zijn begaan na tenuitvoerlegging van die eerder opgelegde vrijheidsbenemende straffen. Ook dit is het geval.
Uit de hiervoor genoemde rapportages moet blijken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Dit is wel gebleken uit (met name) het rapport van Inforsa en de toelichting die de deskundige Kaatman op de zitting heeft gegeven. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Dat betekent dat de rechtbank denkt dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat, als hij niet wordt opgenomen in een ISD-instelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte aan alle criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel voldoet en zal daarom deze maatregel opleggen. Vanwege de ernst van de problematiek van verdachte is het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen voor het ISD-traject. Op die manier wordt de maatschappij optimaal beschermd en zijn er voldoende kansen om ervoor te zorgen dat verdachte als hij vrij komt niet opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daar niet van afgetrokken.
Tot slot bepaalt de rechtbank dat zij binnen een half jaar nadat het vonnis onherroepelijk is geworden van het Openbaar Ministerie wil weten of de ISD-maatregel moet worden voorgezet.

7.Tenuitvoerleggingen voorwaardelijke veroordelingen

De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 13/702171-17, 06/087727-12 en 05/072961-15 afwijzen omdat verdachte de ISD-maatregel opgelegd krijgt. Het ISD-traject moet, gelet op de problematiek van verdachte, zo snel mogelijk van start gaan. De tenuitvoerlegging van de drie voorwaardelijke veroordelingen zou een snelle start in de weg staan en dat vindt de rechtbank niet wenselijk.

8.Het beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Fiets Dames (goednummer: 5458353).
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp moet worden bewaard voor de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie
binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnisde rechtbank zal berichten over
de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter te Amsterdam d.d. 26 juli 2017 opgelegd voorwaardelijk strafdeel van een week gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 13/702171-17.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen d.d. 4 juli 2014 opgelegde voorwaardelijke straf van drie maanden gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 06/087727-12.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter te Zutphen d.d. 2 juli 2015 opgelegd voorwaardelijk strafdeel van een maand gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 05/072961-15.
Gelast
de bewaringten behoeve van de rechthebbende van:
- 1 STK Fiets Dames (goednummer: 5458353)
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2018.

Voetnoten

1.Verkort betekent dat het bewijs niet in het vonnis wordt uitgeschreven.