ECLI:NL:RBAMS:2018:2083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
13/752135-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Nigeriaanse opgeëiste persoon aan Spanje op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 10 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nigeriaanse opgeëiste persoon aan Spanje. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 6 februari 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 15 februari 2016 door de Fifth Section of the Provincial Court in Santa Cruz de Tenerife was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Nigeria in 1977 en 1979, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 27 maart 2018, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon was veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 14 jaar, waarvan nog 4 jaar, 8 maanden en 28 dagen resteerden. De raadsvrouw voerde aan dat de grondslag van het EAB ontbreekt, maar de rechtbank oordeelde dat de overlevering niet afhankelijk is van een nationaal arrestatiebevel. De rechtbank heeft ook de zorgen over de detentieomstandigheden in Spanje overwogen, maar concludeerde dat er geen reëel gevaar was voor onmenselijke behandeling van de opgeëiste persoon.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB aan de wettelijke eisen voldeed en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering ervan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752135-17
RK nummer: 18/881
Datum uitspraak: 10 april 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 februari 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 februari 2016 door
the Fifth Section of the Provincial Court in Santa Cruz de Tenerife(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats 1] (Nigeria) op [geboortedag 1] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd in de [detentieadres],
alias
[opgeëiste persoon],geboren te [geboorteplaats 2] (Nigeria) op [geboortedag 2] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd in de [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 maart 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

3.1.
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the Fifth Section of the Provincial Court in Santa Cruz de Tenerifegedateerd 22 april 2010 (kenmerk: 173/2010).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 14 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 4 jaar, 8 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.2.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de grondslag van het EAB ontbreekt, aangezien er geen van het EAB te onderscheiden nationaal arrestatiebevel is uitgevaardigd door een rechtelijke instantie, zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft voorgeschreven in zijn arrest van 1 juni 2016 in de zaak Bob-Dogi (C-241/15, ECLI:EU:C:2016:385).
De rechtbank stelt vast dat in onderhavige zaak de overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf en niet ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van de uitvaardigende lidstaat strafbare feiten. Zodoende is hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Bob-Dogi heeft voorgeschreven niet aan de orde.

4.Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

5.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

De raadsvrouw heeft betoogd dat de opgeëiste persoon mogelijk een onmenselijke behandeling in de Spaanse penitentiaire instelling wacht. De opgeëiste persoon lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek en heeft hiervoor een speciale behandeling nodig. Of hij in Spaanse penitentiaire instellingen een speciale behandeling kan krijgen, is afhankelijk van de medische zorg die aldaar kan worden gegeven. Uit het rapport
Prison Conditions in Spain, Monica Aranda Ocañavan september 2013 blijkt dat de zorg voor psychische stoornissen in Spaanse gevangenissen tekortschiet. Gelet hierop wacht de opgeëiste persoon mogelijk een onmenselijke behandeling in de Spaanse penitentiaire instelling en moet de overlevering worden geweigerd dan wel de beslissing op het overleveringsverzoek worden aangehouden teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen de garantie te geven dat voor de opgeëiste persoon de juiste medische zorg beschikbaar is.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet slaagt.
In zijn arrest van 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru), punt 78) heeft het Europese Hof van Justitie voorop gesteld dat het beginsel van wederzijds vertrouwen vereist dat elk van de lidstaten, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uitgaat dat alle andere lidstaten het Unierecht en, meer in het bijzonder, de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.
Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden doen zich voor indien de uitvoerende rechterlijke autoriteit bewijzen heeft dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. In dat geval moet zij beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. Bij haar oordeel moet zij zich allereerst baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen (Aranyosi en Căldăraru, punten 88-89).
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport
Prison Conditions in Spain, Monica Aranda Ocañavan september 2013. Nog daargelaten dat het rapport gedateerd is en dus niet ‘naar behoren bijgewerkt’, leidt de inhoud van het rapport niet tot de conclusie dat er ten aanzien van gedetineerden met psychische problematiek een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.
Ambtshalve heeft de rechtbank evenmin kennis van bewijzen waaruit een dergelijk algemeen gevaar blijkt.
De rechtbank wijst daarom het verzoek om aanhouding van de behandeling van het EAB af en verwerpt het verweer.
Een en ander laat vanzelfsprekend onverlet dat de gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon een rol zou kunnen spelen bij de beslissing over een eventueel uitstel van de feitelijke overlevering op grond van artikel 35, derde lid, OLW.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]alias[opgeëiste persoon]aan
the Fifth section of the Provincial Court in Santa Cruz de Tenerifeten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2018.
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
B