ECLI:NL:RBAMS:2018:207
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking Nederlanderschap en behoud paspoort
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de intrekking van het Nederlanderschap van verzoekster. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar Nederlanderschap op 9 november 2017 was ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat verzoekster tijdens haar naturalisatieprocedure niet had gemeld dat zij twee kinderen had uit een eerdere relatie, wat volgens de staatssecretaris een schending van de voorwaarden voor naturalisatie betekende.
Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om haar Nederlands paspoort te behouden totdat er op haar beroep zou zijn beslist. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen spoedeisend belang was voor het behoud van het paspoort, aangezien het belang van het rechtsverkeer en het gebruik van de juiste documenten zwaarder woog. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, met de overweging dat verzoekster niet gehinderd werd in de uitoefening van haar gezinsleven en dat zij haar verblijf kon regelen in een vreemdelingrechtelijke procedure.
De uitspraak werd gedaan door mr. D. Bode, in aanwezigheid van griffier R.E. Toonen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.