ECLI:NL:RBAMS:2018:2

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
5560948 CV EXPL 16-34981, 5560970 CV EXPL 16-34982, 5603589 CV EXPL 16-36813, 5603605 CV EXPL 16-36814
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering opleidingskosten door studenten van WTS B.V. wegens dwaling over diploma-eisen luchtvaartmaatschappijen

In deze zaak vorderen vier studenten van WTS B.V., die opleidingen tot steward(ess) volgen, de terugbetaling van hun betaalde opleidingskosten. De studenten stellen dat de informatie die WTS over de opleiding verstrekte onjuist en onvoldoende duidelijk was. Ze waren niet op de hoogte dat de opleiding niet voldeed aan de harde eisen van luchtvaartmaatschappijen, die een mbo-4 of havo diploma vereisen. De kantonrechter oordeelt dat zowel de studenten als WTS in dwaling verkeerden over de acceptatie van het diploma door luchtvaartmaatschappijen. De rechter stelt vast dat de opleiding van WTS qua niveau vergelijkbaar is met een mbo-4 diploma, maar niet door alle luchtvaartmaatschappijen wordt erkend. De vorderingen van drie studenten worden toegewezen, omdat zij geen vooropleiding op mbo-4 of havo niveau hadden en daardoor hun kansen op de arbeidsmarkt slechter waren dan verwacht. De vierde student, die wel een havo-diploma had, ziet haar vordering afgewezen omdat zij voldeed aan de opleidingseisen. De kantonrechter vernietigt de overeenkomsten voor de studenten zonder relevante vooropleiding en veroordeelt WTS tot terugbetaling van de betaalde opleidingskosten, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer:
5560948 / CV EXPL 16-34981
5560970 / CV EXPL 16-34982
5603589 / CV EXPL 16-36813
5603605 / CV EXPL 16-36814
Uitspraak:
5 januari 2018
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
e n
[eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
e n
[eiser 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
e n
[eiser 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tongen
(steeds) t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WTS B.V.
h.o.d.n. World Travel Academy
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigde mr W. de Vries te Den Haag.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] (gezamenlijk: eisers) en WTS worden genoemd.

1.VERLOOP VAN DE PROCEDURES

1.1.
Uit de volgende processtukken blijkt het verloop van de procedures:
(in de zaak: 5560948 / CV EXPL 16-34981)
  • de dagvaarding van 3 november 2016, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 9 maart 2017,
(in de zaak: 5560970 / CV EXPL 16-34982)
  • de dagvaarding van 3 november 2016, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 9 maart 2017,
(in de zaak: 5603589 / CV EXPL 16-36813)
  • de dagvaarding van 12 december 2016, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 9 maart 2017,
(in de zaak: 5603605 / CV EXPL 16-36814)
  • de dagvaarding van 14 december 2016, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 13 maart 2017,
  • de conclusie van repliek, met producties,
  • de conclusie van dupliek,
  • de rolmededeling van 31 juli 2017.
1.2.
Ingevolge de tussenvonnissen en de rolmededeling heeft op 11 oktober 2017 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde andere stukken behoren tot de processtukken in alle zaken.
1.3.
Op 3 november 2017 is door mr. Van den Ouden een wrakingsverzoek ingediend (in alle zaken). Bij beslissing van 15 december 2017 is dat verzoek afgewezen.
1.4.
Daarna is vonnis bepaald.
1.5.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de brief van 20 december 2017 van mr. Van den Ouden naar aanleiding van het proces-verbaal.

2.DE FEITEN

2.1.
WTS biedt onder de handelsnaam “World Travel Academy” opleidingen aan tot steward(ess) en grondsteward(ess).
2.2.
Over deze opleidingen vermeldde WTS:
2.2.1.
Op haar website:
OPLEIDINGEN
World Travel Academy en het opleidingsmerk WTS zijn al sinds 1988 een naam van betekenis in de toeristische sector, hotellerie en de luchtvaardienstverlening. […]
Is het je droom om te gaan werken als steward of stewardess kijk dan snel voor de juiste opleiding op de site van
Flight Attendant College.
2.2.2.
Op de webpagina “Flight Attendant College”:
De opleiding stewardess
Ons opleidingsprogramma is in samenwerking met verschillende luchtvaartmaatschappijen ontwikkeld en sluit dan ook perfect aan op hun selectiecriteria. De opleiding sluit je af met het diploma International Flight Attendant dat is ingeschaald op niveau 4 in zowel het Nederlands Kwalificatieraamwerk (NLQF) als in het Europese kwalificatieraamwerk (EQF).
Gedurende de opleiding word je getraind in uiteenlopende vakken. Talenkennis, spreekvaardigheid, communicatie, presentatie, uiterlijke verzorging. Je krijgt ook les in het vak materiële service. Bij dit vak krijg je onder andere uitleg over de aanmeldprocedure op Schiphol, hoe klanten graag bediend worden en hoe de vliegveiligheid aan boord in zijn werk gaat. Uiteraard staan omgangsvormen en rollenspelen in elk vak centraal.
Werken in de lucht als steward of stewardess betekent leren omgaan met passagiers, onregelmatige werktijden en tijdsverschillen. Een vriendelijke, efficiënte en persoonlijke service betekent tevreden passagiers.
Door de vele luchtvaart ervaring van onze trainers word je luchtvaardig opgeleid. De lessen zijn praktijkgericht en bereiden je voor op allerlei situaties waar je straks mee in aanraking kan komen. Kortom, wij bieden je een totaalpakket met trainingen om goed voorbereid aan de slag te gaan als flight attendant.
Flight Attendant College kan worden gevolgd door kandidaten die bereid zijn gedurende een korte periode zich volledig in te zetten. Daarnaast moet je aan alle toelatingseisen voldoen (zie toelatingsadvies). […]
2.2.3.
Op de webpagina “Toelatingsadvies”:
Helaas is het niet voor iedereen mogelijk om steward of stewardess te worden. Je moet namelijk aan bepaalde eisen voldoen om bij een luchtvaartmaatschappij te mogen vliegen. Flight Attendent College heeft daarom het volgende toelatingsadvies voor de opleiding stewardess samengesteld:
- Minimaal Havo of Mbo 3 / GCSE standaard / NLQF / EQF-3
[…]
Indien je niet voldoet aan bovenstaande criteria of je twijfelt over een aantal zaken, dan kun je een selectiegesprek aanvragen.
2.2.4.
Op de webpagina “Kwaliteit > NLQF”:
De programmaraad van het NLQF, het Nederlandse kwalificatiekader, heeft de organisatie World Travel Academy als aanbieder van kwalificaties gevalideerd. Dit betekent dat World Travel Academy met goed gevolg is beoordeeld op onderdelen zoals kwaliteitsborging en examinering.
Wat is het NLQF? Het Nederlands kwalificatiekader (NLQF) is een systematische ordening van alle bestaande kwalificatieniveaus in Nederland. Kwalificaties worden ingeschaald in de niveaus van het NLQF en krijgen daarmee een niveau aanduiding. Het NLQF is een nieuwe beschrijving van de Nederlandse kwalificatieniveaus; het is geen herziening van het Nederlands onderwijsstelsel. Zo staat een HAVO- of MBO-4 diploma bijvoorbeeld op niveau 4 en een HBO-diploma op niveau 6.
Het kader is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen.
Doordat World Travel Academy nu ook haar kwalificaties kan laten inschalen wordt het voor iedereen zichtbaar hoe deze kwalificaties zich verhouden tot diploma’s uit het reguliere onderwijs. Verder heeft een diploma met NLQF-waardering in heel Europa een erkend niveau. Dit is voor World Travel Academy ook belangrijk omdat een steeds groter deel van onze studenten na de opleiding kiest voor een carrière in het buitenland.
2.3.
Door KLM is een brochure uitgegeven waarin staat:
Flight Attendant College supports people in developing their skills, knowledge and attitude to make them successful cabin attendants.
The cooperation between KLM Wings Academy and Flight Attendant College has been established to share knowledge and experience gained in the international aviation industry.
2.4.
Eisers hebben zich ingeschreven voor een opleiding tot (grond)steward(ess) van WTS. Zij hebben gekozen voor een gespreide betaling en (met uitzondering van [eiser 1] ) het verschuldigde bedrag nog niet volledig voldaan.
2.5.
[eiser 1] heeft zich ingeschreven voor de dagopleiding stewardess. Zij heeft de opleidingskosten van € 5.364,00 betaald. Haar vooropleiding was havo. Die opleiding had zij ten tijde van haar inschrijving nog niet afgemaakt, maar eind juni (de rechtbank leest:) 2015, dus voordat zij aan de opleiding begon, heeft zij WTS bericht dat zij de havo succesvol heeft afgerond.
2.6.
[eiser 2] heeft zich ingeschreven voor de dagopleiding grondsteward (Airport Service Agent). Van de opleidingskosten van € 6.360,00 heeft hij € 1.450,00 betaald. Zijn vooropleiding is een Vmbo-2 diploma.
2.7.
[eiser 3] heeft zich ingeschreven voor de dagopleiding tot stewardess. Van de opleidingskosten van € 5.420,00 heeft zij € 4.629,50 betaald. Haar vooropleiding is een Vmbo-2 diploma. Zij volgde een mbo-4 opleiding die zij niet heeft afgerond.
2.8.
[eiser 4] heeft zich ingeschreven voor de avondopleiding tot stewardess. Van de opleidingskosten van € 5.820,00 heeft zij € 3.030,00 betaald. Haar vooropleiding is een Griekse opleiding. Dat diploma komt overeen met 3 jaar algemeen vormend voortgezet onderwijs.
2.9.
Eisers hebben in verschillende brieven aan WTS geschreven de opleidingsovereenkomsten te vernietigen of te ontbinden en terugbetaling van het door hen reeds betaalde inschrijfgeld te vorderen, binnen een termijn van (steeds) vijf dagen.

3.De vorderingen

3.1.
Eisers vorderen (ieder voor zich en zakelijk weergegeven) dat zij hun opleidingsovereenkomst met WTS rechtsgeldig hebben vernietigd althans ontbonden of (subsidiair, als de rechtbank van oordeel is dat de opleidingsovereenkomst niet al buitengerechtelijk is vernietigd of ontbonden) dat de rechtbank de overeenkomst zelf vernietigt of ontbindt, steeds met de veroordeling van WTS om aan de eisers het al betaalde gedeelte van de inschrijvingskosten terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten en WTS te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil is dat eisers vinden dat zij onjuist (of tenminste) onvoldoende zijn voorgelicht over hun arbeidskansen als zij de opleiding zouden hebben afgemaakt. WTS geeft op haar website aan dat het te behalen diploma “
is ingeschaald op niveau 4 in zowel het Nederlands Kwalificatieraamwerk (NLQF) als in het Europese kwalificatieraamwerk (EQF).” (zie hiervoor onder 2.2.2). Dat betekent dat het diploma qua niveau vergelijkbaar is met een diploma op mbo-4 niveau, maar geen mbo diploma is.
4.2.
Volgens eisers zijn er verschillende werkgevers die in de sollicitatieprocedures als “harde” eis een mbo-4 of havo diploma stellen en geen genoegen nemen met een diploma dat daaraan qua niveau gelijk staat. Eisers stellen dat zij – als zij dat geweten hadden – niet hadden gekozen voor de opleiding van WTS. Zij beroepen zich op dwaling.
4.3.
Volgens WTS gaat het hier om onrust die is ontstaan naar aanleiding van de procedure van een andere stewardess in opleiding en zijn eisers hierin meegesleept. Inhoudelijk voert WTS als verweer dat het overgrote gedeelte van de luchtvaartmaatschappijen mbo-3 als eis stelt, voor een aantal luchtvaartmaatschappijen zelfs zo’n diploma niet vereist is en dat er maar een paar luchtvaartmaatschappijen zijn die een havo of mbo-4 diploma als eis hanteren. Aan de voorlichting van WTS mankeerde dan ook niets, meent WTS.
[eiser 3] en [eiser 4]
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eiser 3] en [eiser 4] volgden de opleiding tot stewardess. De luchtvaartmaatschappijen die in ieder geval een mbo-4 diploma of hoger eisen en geen NLQF-4 diploma accepteren, zijn – ook volgens WTS zelf – in ieder geval: KLM, KLM Cityhopper (mbo-3), Air France, Transavia en TUIfly. Anders dan WTS stelt, konden eisers niet weten dat deze luchtvaartmaatschappijen alleen met een “echt” mbo diploma genoegen namen en een daarmee vergelijkbaar diploma (zoals dat van WTS) niet zouden accepteren. Uit de wijze waarop die eis is geformuleerd wordt immers niet – zonder meer – duidelijk dat een diploma van een vergelijkbaar niveau niet geaccepteerd zou worden. Daarbij komt dat – zoals WTS ter zitting heeft verklaard – het ook voor haar een verrassing was dat (met name) KLM het diploma van WTS niet accepteerde.
4.5.
Dat wil zeggen dat beide partijen van dezelfde (onjuiste) veronderstelling uitgingen. Artikel 6:228 BW lid 1 aanhef en sub c bepaalt:
1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
[…]
c. indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat deze eisers onder invloed van dwaling de overeenkomst hebben gesloten. Op de website van WTS staat: “
Ons opleidingsprogramma is in samenwerking met verschillende luchtvaartmaatschappijen ontwikkeld en sluit dan ook perfect aan op hun selectiecriteria.” Er werd op de website destijds ook vermeld dat het niveau van de opleiding vergelijkbaar was met het niveau van een mbo-4 opleiding. Er stond weliswaar een waarschuwing dat niet iedereen stewardess kan worden, maar nergens was voor potentiële studenten kenbaar dat zij wel een met een mbo-4 diploma vergelijkbaar diploma zouden kunnen halen, maar dat zij daarmee nog niet aan de opleidingseis “havo / mbo-4” van verschillende luchtvaartmaatschappijen zouden voldoen. Daarover hebben deze eisers, voor zover zij bij het behalen van het diploma geen havo of mbo-4 diploma hadden, gedwaald. Ook WTS heeft op dit punt, zo blijkt uit haar eigen verklaringen, gedwaald.
4.7.
Dat wil zeggen dat de overeenkomst vernietigbaar is, tenzij WTS niet had hoeven te begrijpen dat de waardering van het diploma door deze luchtvaartmaatschappijen voor eisers van belang was. Voor [eiser 3] en [eiser 4] geldt dat WTS had moeten begrijpen dat de waardering van het diploma weldegelijk van belang was. Zij zouden immers ook na het behalen van het diploma niet aan de toelatingseisen van de hiervoor genoemde luchtvaartmaatschappijen voldoen.
4.8.
Het verweer dat zij bij heel veel andere luchtvaartmaatschappijen wel aan de slag zouden kunnen slaagt niet, omdat het hier gaat om relevante en belangrijke potentiële werkgevers voor studenten van WTS. Zo bestaat er een brochure voor de opleiding die kennelijk samen met KLM is opgesteld. WTS beroept zich ook – ter onderbouwing van de kwaliteit van haar opleiding – op referenties van oud-studenten die bij Transavia, KLM en KLM-Cityhopper zijn gaan werken en stelt dat in de jaren 2015 en 2016 drie studenten aan de slag zijn gegaan bij KLM, één student bij KLM-Cityhopper en één student bij Easyjet. Van deze luchtvaartmaatschappijen stelt alleen Easyjet niet de eis van een mbo-4 of havo diploma. Uit dit alles blijkt dat luchtvaartmaatschappijen zoals Transavia, KLM en KLM-Cityhopper luchtvaartmaatschappijen zijn waar WTS in haar wervende teksten naar verwijst en waar haar studenten ook doorgaans solliciteren en (kunnen) worden aangenomen. Het zijn juist deze luchtvaartmaatschappijen waar deze studenten – die niet al op grond van hun vooropleiding aan de toelatingseisen voldoen – (in beginsel) niet aangenomen zouden worden. Dat wil zeggen dat het punt waarop partijen over en weer dwaalden, voor deze eisers weldegelijk van belang was. Dat had WTS ook moeten begrijpen, als WTS een juiste voorstelling van zaken had gehad. Het beroep op vernietiging aan de zijde van [eiser 3] en [eiser 4] slaagt daarom in beginsel.
[eiser 2]
4.9.
Voor [eiser 2] geldt dat hij zich heeft ingeschreven voor de opleiding grondsteward. Hij heeft als vooropleiding mbo-2 en heeft van verschillende recruiters en werkgevers gehoord dat hij – ook met het diploma van WTS – niet aan de minimumopleidingseis zal voldoen. Het debat tussen partijen heeft zich toegespitst op de werkgever [naam werkgever] , maar de door [eiser 2] overgelegde afwijzingen zijn niet inhoudelijk weersproken. Dat betekent dat ook voor hem geldt dat – als hij zijn diploma zou hebben behaald – zijn positie op de arbeidsmarkt slechter zou zijn geweest dan hij mocht verwachten, doordat hij in ieder geval bij een relevant te achten gedeelte van de werkgevers niet voor een vacature in aanmerking zou komen vanwege zijn ontoereikende vooropleiding. De kantonrechter gaat ervan uit dat hij en WTS daarover allebei hebben gedwaald, zodat ook zijn beroep op vernietiging in beginsel slaagt.
[eiser 1]
4.10.
De situatie van [eiser 1] is wezenlijk anders: zij had voordat zij begon aan de opleiding immers haar havo diploma behaald. Voor haar is dus niet (zonder meer) relevant of luchtvaartmaatschappijen een opleiding op NLQF-4 niveau zouden accepteren, omdat zij met haar havo-diploma aan de opleidingseis van de relevante werkgevers voldeed. Haar beroep op dwaling, slaagt – op dit punt – dan ook niet.
4.11.
Haar betoog dat het diploma (dus) geen toegevoegde waarde voor haar zou hebben, gaat niet op. In dat verband is van belang dat WTS de opleiding al vanaf 1998 aanbiedt en sindsdien veel kandidaten met een vooropleiding op havo of MBO-3 niveau met succes heeft opgeleid, zoals WTS onweersproken ter zitting heeft aangevoerd. De opleiding van WTS bevat vakken die relevant zijn voor de door [eiser 1] gewenste loopbaan als stewardess: dat potentiële werkgevers er geen belang aan zouden hechten indien [eiser 1] die opleiding zou hebben gevolgd, is niet onderbouwd en niet gebleken. Dat wil zeggen dat op dit punt WTS niet hoefde te begrijpen dat [eiser 1] bij een juiste voorstelling van zaken (dat wil zeggen als WTS geweten had dat haar opleiding door relevante werkgevers niet werd geaccepteerd) daarom de opleiding niet zou willen volgen. [eiser 1] voldeed immers, na het halen van haar havo-diploma, aan de opleidingseisen van (vrijwel) alle werkgevers.
4.12.
[eiser 1] betoogt nog dat haar geadviseerd zou zijn om de havo-opleiding niet af te maken. Als dat klopt (WTS zegt van niet), dan heeft [eiser 1] dat advies terecht niet opgevolgd. Een onjuist advies dat niet is opgevolgd, is niet zonder meer grond voor schadevergoeding of vernietiging van een overeenkomst. De kantonrechter komt er daarom niet aan toe om te onderzoeken of WTS [eiser 1] echt geadviseerd heeft de havo niet af te maken.
4.13.
Het beroep van [eiser 1] op vernietiging van de overeenkomst slaagt dan ook niet. Zoals op de zitting besproken is onvoldoende onderbouwd dat de opleiding van WTS van onvoldoende kwaliteit was. De vorderingen van [eiser 1] zullen daarom worden afgewezen.
Artikel 6:228 lid 2 BW
4.14.
Voor de vernietigingen die (in beginsel) wel slagen, is relevant dat WTS zich beroept op de uitzondering die staat in lid 2 van artikel 6:228 BW:
2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling […] die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.
4.15.
WTS beroept zich er uitdrukkelijk op dat de dwaling voor rekening van eisers moet blijven, omdat het accepteren van het beroep op dwaling zou betekenen dat ook andere studenten zich daarop gaan beroepen, zodat de financiële gevolgen voor WTS onevenredig zwaar zouden uitpakken. Dit beroep gaat in zijn algemeenheid niet op, omdat financiële gevolgen voor een professionele wederpartij niet snel een reden zullen zijn om een dwaling bij een consument voor rekening van de consument te laten. In dit geval is het ook niet feitelijk onderbouwd, omdat het beroep op dwaling alleen slaagt voor studenten die geen havo of mbo-4 vooropleiding hadden. WTS stelt niets over de omvang van die groep onder haar studenten.
Conclusies
4.16.
De vorderingen dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomsten tussen WTS en respectievelijk [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] zijn vernietigd, zijn toewijsbaar. De vorderingen van [eiser 1] zullen worden afgewezen.
4.17.
Met de vernietiging van die overeenkomsten staat vast dat de partijen (over en weer) onverschuldigd hebben betaald. De door deze eisers betaalde bedragen moeten daarom worden terugbetaald. De brieven van eisers bevatten (steeds) een ingebrekestelling tot terugbetaling van het bedrag. WTS is niet op het moment dat het inschrijfgeld werd betaald in verzuim geraakt: verzuim is pas ingetreden na de ingebrekestelling, zodat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf (steeds) vijf dagen na dagtekening van de vernietigingsbrief. Voor [eiser 2] is dat vijf dagen na 14 juni 2016, voor [eiser 3] vijf dagen na 1 juni 2016 en voor [eiser 4] vijf dagen na 7 juni 2016.
Nu op deze punten geen verweer is gevoerd (en WTS ook geen waarde vergoeding voor haar prestaties vordert) wil dat zeggen dat de gevorderde bedragen en de wettelijke rente daarover (terug)betaald moeten worden.
4.18.
[eiser 4] vordert € 703,00 aan reiskosten die zij voor het volgen van de opleiding heeft moeten maken. Dat is een vordering tot het vergoeden van schade. De kantonrechter overweegt dat een geslaagd beroep op dwaling nog niet betekent dat WTS ook schadevergoeding moet betalen aan [eiser 4] . In deze zaak is er geen juridische grond om WTS te veroordelen tot het betalen van (aanvullende) schadevergoeding. Zoals op de zitting besproken is onvoldoende onderbouwd dat de opleiding van WTS van onvoldoende kwaliteit was. Deze vordering van [eiser 4] wordt daarom afgewezen.
4.19.
Voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat er door WTS geen verweer tegen de verschuldigdheid of hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is gevoerd. Die kosten zullen dus steeds worden toegewezen, zoals gevorderd.
4.20.
[eiser 1] is in haar zaak in het ongelijk gesteld, WTS in de drie andere zaken. De in het ongelijk gestelde partij zal in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij de kantonrechter voor de comparitie (waar alle vier zaken gezamenlijk zijn behandeld) een kwart punt van het toepasselijke tarief zal toekennen. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier voorgeschoten explootkosten niet mogelijk. Ambtshalve zal de kantonrechter de nakosten al in dit vonnis begroten.

5.BESLISSING

De kantonrechter:
(in de zaak: 5560948 / CV EXPL 16-34981)
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten, aan de zijde van WTS tot op heden begroot op:
salaris gemachtigde € 312,50 (1,25 punt × € 250,00),
te vermeerderen met nakosten begroot op een bedrag van € 131,00 te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan;
(in de zaak: 5560970 / CV EXPL 16-34982)
5.3.
verklaart voor recht dat [eiser 2] de overeenkomst met WTS van 9 december 2015 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd;
5.4.
veroordeelt WTS tot betaling aan [eiser 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 1.450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2016;
5.5.
veroordeelt WTS tot betaling aan [eiser 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 217,50 aan buitengerechtelijke kosten;
5.6.
veroordeelt WTS in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 2] tot op heden begroot op:
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde
€ 187,50(1,25 punt × € 150,00)
totaal € 266,50
(in de zaak: 5603589 / CV EXPL 16-36813)
5.7.
verklaart voor recht dat [eiser 3] de overeenkomst met WTS van 4 augustus 2015 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd;
5.8.
veroordeelt WTS tot betaling aan [eiser 3] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 4.629,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2016;
5.9.
veroordeelt WTS tot betaling aan [eiser 3] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 587,95 aan buitengerechtelijke kosten;
5.10.
veroordeelt WTS in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 3] tot op heden begroot op:
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde
€ 312,50(1,25 punt × € 250,00)
totaal € 391,50
(in de zaak: 5603605 / CV EXPL 16-36814)
5.11.
verklaart voor recht dat [eiser 4] de overeenkomst met WTS van 7 augustus 2015 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd;
5.12.
veroordeelt WTS tot betaling aan [eiser 4] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 3.030,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2016;
5.13.
veroordeelt WTS tot betaling aan [eiser 4] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 428,00 aan buitengerechtelijke kosten;
5.14.
veroordeelt WTS in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 4] tot op heden begroot op:
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde
€ 393,75(2,25 punt × € 175,00)
totaal € 472,75
(in de zaken: 5560970 / CV EXPL 16-34982, 5603589 / CV EXPL 16-36813, 5603605 / CV EXPL 16-36814)
5.15.
veroordeelt WTS in de nakosten begroot op een bedrag van € 131,00 te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en WTS niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan;
5.16.
wijst het meer of anders gevorderde af;
(in alle zaken)
5.17.
verklaart de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter