Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procedure
2.Feiten
3.Vordering en verweer
4.Beoordeling
€ 500,00 ( 2 punten × tarief € 250,00) +
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw (gedaagde) en een man (eiser) over de ontbinding van een koopovereenkomst van een woning. De vrouw had op het laatste moment afgezien van de koop van de woning, wat leidde tot een vordering van de man tot betaling van een contractuele boete van € 22.000,00. De koopovereenkomst was op 15 juni 2016 gesloten, maar de gedaagde had geen beroep gedaan op het financieringsvoorbehoud en had niet voldaan aan de waarborgverplichting. Na de ontbinding van de koopovereenkomst hebben de eiser en zijn medeeigenaar de woning voor een hogere prijs aan een derde verkocht.
De kantonrechter heeft de vordering van de eiser beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde niet aan haar verplichtingen had voldaan. De gedaagde voerde aan dat de boete gematigd moest worden op basis van artikel 6:94 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de schade van de eiser beperkt zou zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de belangen van de gedaagde bij matiging van de boete niet opwegen tegen de beperkte schade die de eiser heeft geleden. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete gematigd tot € 7.500,00, met wettelijke rente vanaf 7 september 2016, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een contractuele boete kan worden gematigd en de noodzaak om de belangen van beide partijen zorgvuldig af te wegen.