ECLI:NL:RBAMS:2018:1942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
6125526 CV EXPL 17-15161
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over servicekosten en vernietiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de besloten vennootschap Nationaal Grondbezit Imola B.V. en een huurster, aangeduid als [gedaagde]. De huurster huurde sinds 1 oktober 2012 een woning van Nationaal Grondbezit Imola, maar de verhuurder heeft de huurovereenkomst op 4 december 2014 vernietigd op basis van dwaling en bedrog. In een eerdere procedure is vastgesteld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was vernietigd en dat de huurster recht had op een waardevergoeding voor de door haar betaalde huur tot de ontruiming.

Nationaal Grondbezit Imola vorderde in deze procedure betaling van servicekosten over de jaren 2014 en 2015, in totaal € 2.068,80, plus buitengerechtelijke kosten en rente. De huurster verweerde zich door te stellen dat de verhuurder in de eerdere procedure finale kwijting had verkregen en dat de verhuurder haar recht had verwerkt om deze kosten te vorderen. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder geen recht had op de gevorderde servicekosten, omdat deze kosten in de eerdere procedure niet aan de orde waren gesteld. De kantonrechter wees de vorderingen van Nationaal Grondbezit Imola af en veroordeelde de verhuurder in de proceskosten van de huurster.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van vorderingen in juridische procedures en de gevolgen van het niet aanvoeren van bepaalde kosten in eerdere rechtszaken. De kantonrechter concludeerde dat Nationaal Grondbezit Imola geen juridische grondslag had om alsnog servicekosten te vorderen, aangezien deze kosten niet in de eerdere procedure waren behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6125526 CV EXPL 17-15161
vonnis van: 5 april 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Nationaal Grondbezit Imola B.V.

gevestigd te Rotterdam
eiseres
nader te noemen: Nationaal Grondbezit Imola
gemachtigde: vd Hoeden/Mulder, gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. G.J. Mulder

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 29 juni 2017 met producties;
  • conclusie van antwoord;
  • instructievonnis;
  • conclusie van repliek;
  • conclusie van dupliek;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] huurde vanaf 1 oktober 2012 de woning aan het adres [adres] van (de rechtsvoorganger van) Nationaal Grondbezit Imola.
1.2.
Bij brief van 4 december 2014 heeft Nationaal Grondbezit Imola de huurovereenkomst met [gedaagde] vernietigd met een beroep op dwaling en bedrog.
1.3.
Bij vonnis van 22 juni 2015 (zaaknummer 3068934 CV EXPL 14-13920) (hierna: het vonnis) heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, voor zover van belang, als volgt geoordeeld:
“(…)BESLISSINGDe kantonrechter:I. verklaart voor recht dat de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] rechtsgeldig is vernietigd;II. verklaart voor recht dat de bedragen die [gedaagde] vanaf 15 oktober 2012 tot de dag der ontruiming heeft voldaan en zal voldoen, dienen te worden aangemerkt als waardevergoeding als bedoeld in artikel 6:210 lid 2 BW;(…)”
1.4.
Partijen hebben in overleg met elkaar met ingang van 1 oktober 2015 een nieuwe huurovereenkomst gesloten met betrekking tot dezelfde woning ( [adres] ) tegen een hogere (marktconforme) huurprijs.
1.5.
Op 18 april 2016 heeft Nationaal Grondbezit Imola een eindafrekening gestuurd aan [gedaagde] met betrekking tot de servicekosten over de periode 1 januari 2014 tot en met 2014 ten bedrage van € 741,80.
1.6.
Op 22 december 2016 heeft Nationaal Grondbezit Imola een eindafrekening gestuurd aan [gedaagde] met betrekking tot de stookkosten over de periode
1 januari 2015 tot en met 30 september 2015 ten bedrage van € 703,51.
1.7.
Op 6 februari 2017 heeft Nationaal Grondbezit Imola een eindafrekening gestuurd aan [gedaagde] met betrekking tot de servicekosten over de periode
1 januari 2015 tot en met 30 september 2015 ten bedrage van € 623,49.
1.8.
Ondanks sommaties heeft [gedaagde] de eindafrekeningen niet voldaan.
1.9.
Bij brief van 18 mei 2017 heeft de gemachtigde van Nationaal Grondbezit Imola [gedaagde] aangemaand om binnen veertien dagen na bezorging van de brief het verschuldigde bedrag van € 2.068,80 te voldoen, bij gebreke waarvan tevens buitengerechtelijke kosten verschuldigd zullen zijn.

Vordering

2. Nationaal Grondbezit Imola vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.068,80 aan hoofdsom;
b. € 375,49 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. rente over € 2.444,29 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
d. de proceskosten.
3. Nationaal Grondbezit Imola stelt hiertoe dat [gedaagde] de facturen genoemd onder 1.5 tot en met 1.7 ten bedrage van € 2.068,80, ondanks sommaties, niet heeft voldaan. [gedaagde] is deze bedragen op grond van artikel 6:210 lid 2 BW over de betreffende periodes wel verschuldigd, aldus Nationaal Grondbezit Imola.

Verweer

4. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij voert allereerst aan dat uit het vonnis van 22 juni 2015 finale kwijting tussen partijen voortvloeit. Dit baseert [gedaagde] op de vaststelling van de rechter dat al hetgeen zij heeft voldaan tot aan de ontruiming als gebruikersvergoeding in de zin van artikel 6:210 lid 2 BW moet worden aangemerkt.
5. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat Nationaal Grondbezit Imola naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid haar recht heeft verwerkt om betaling te vorderen van de afrekening van de servicekosten-en stookkosten tussen 1 januari 2014 en 1 oktober 2015. De thans voorliggende vorderingen had Nationaal Grondbezit Imola in de vorige procedure tussen partijen moeten betrekken, dan wel in hoger beroep moeten gaan tegen vonnis of dit bij bij het aangaan van de nieuwe huurovereenkomst moeten aankaarten.
6. Tot slot betwist [gedaagde] de omvang van de vorderingen en meent zij gelet op het voorgaande dat de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen dienen te worden en dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen.

Beoordeling

7. Vast staat dat de eerste huurovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is vernietigd door Nationaal Grondbezit Imola wegens bedrog aan de zijde van [gedaagde] . Het gevolg daarvan is dat de huurovereenkomst – met terugwerkende kracht – niet heeft bestaan. Omdat de prestatie die door Nationaal Grondbezit Imola geleverd is, te weten het verschaffen van het huurgenot en de overeengekomen service, niet meer ongedaan gemaakt kon worden heeft de kantonrechter een vergoeding van de waarde van de prestatie als bedoeld in art. 6:210 lid 2 BW vastgesteld. Nationaal Grondbezit Imola heeft daartoe zelf gevorderd dat deze prestatie werd vastgesteld op de door [gedaagde] vanaf oktober 2012 tot de ontruiming gedane betalingen.
8. De stelling van [gedaagde] dat uit het eerdere vonnis een finale kwijting voortvloeit is juridisch niet correct, doch wel is het zo dat, nu de huurovereenkomst – met terugwerkende kracht – niet heeft bestaan, Nationaal Grondbezit Imola geen beroep kan doen op art. 7:259 e.v. BW, die de afrekening van servicekosten regelen en zij daarmee [gedaagde] ook niet voor de voeten kan werpen dat zij zich niet tot de huurcommissie heeft gewend om de servicekosten te laten toetsen. Indien Nationaal Grondbezit Imola aanspraak had willen maken op – uit een servicekostenafrekening voortvloeiende – extra servicekosten, dan had zij dat in het kader van de vaststelling van de waardevergoeding ex art. 6:210 lid 2 BW in de voorgaande procedure aan de orde moeten stellen. Nu zij dit heeft nagelaten, is er thans geen juridsche grondslag meer om alsnog servicekosten te vorderen.
9. Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de vorderingen van Nationaal Grondbezit Imola af.
10. Nationaal Grondbezit Imola wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Nationaal Grondbezit Imola in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 200,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.