ECLI:NL:RBAMS:2018:1931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
13/665304-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het wegmaken van bewijsmateriaal in een moordzaak

Op 4 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de dood van een vrouw op 19 mei 2016 in Amsterdam. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het wegmaken van bewijsmateriaal van de moord gepleegd door haar medeverdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van directe betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer, maar oordeelde dat zij wel had nagelaten hulp te bieden en sporen had gewist. De zaak kwam aan het licht na een 112-melding door de broer van de medeverdachte, die aangaf dat de vrouw was gedood. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de situatie en niet adequaat had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had bijgedragen aan de dood van het slachtoffer, maar wel schuldig was aan het wegmaken van sporen, wat de nasporing bemoeilijkte. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, omdat de verdachte had meegewerkt aan het onderzoek en had aangegeven wat zij had gedaan met de bewijsmaterialen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665304-16 (Promis)
Datum uitspraak: 4 april 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende op het adres [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 en 14 november 2017 en 7, 8, 12 en 21 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M.L. Vermeulen en H. Oppe en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. W.A. Monster naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt verdacht van het medeplegen van moord op [slachtoffer] op 19 mei 2016 en als dat niet kan worden bewezen van het medeplegen van doodslag. Als dat ook niet bewezen kan worden wordt ze verdacht van het medeplegen of medeplichtigheid van zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend. Als dat niet bewezen kan worden wordt ze verdacht van dood door schuld. Daarnaast wordt verdachte verdacht van het wegmaken van sporen om een misdrijf te verhullen.
Aan verdachte is dat als volgt ten laste gelegd, dat
zij op of omstreeks 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met veel kracht op het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of met een voorwerp geslagen en/of de keel dicht geknepen, ten gevolge waarvan genoemde [slachtoffer] is gaan braken en er een afsluiting van de luchtwegen is ontstaan en die [slachtoffer] is gestikt en/of
- die [slachtoffer] gewurgd/gesmoord
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met veel kracht op het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of met een voorwerp geslagen en/of de keel dicht geknepen, ten gevolge waarvan genoemde [slachtoffer] is gaan braken en er een afsluiting van de luchtwegen is ontstaan en die [slachtoffer] is gestikt en/of
- die [slachtoffer] gewurgd/gesmoord tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 mei 2016 tot en met 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam, in ieder geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- samen met voornoemde [medeverdachte] plannen te maken om het slachtoffer iets aan te doen door onder meer de dag voor 19 mei 2016 met die [medeverdachte] te bespreken op welke wijze hij voornoemde [slachtoffer] alleen in de woning zou kunnen treffen en haar bewusteloos zou kunnen maken en/of
- die [slachtoffer] niet te waarschuwen, terwijl zij wist dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] zou gaan benaderen en haar bewusteloos zou gaan maken en/of
- niet in te grijpen terwijl er (fors) geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] zich in de nis bij de nooduitgang bevond) en/of
- geen hulp te bieden aan die [slachtoffer] , terwijl zij gedurende langere tijd bij die [slachtoffer] op de uitkijk stond en wist dat die [slachtoffer] ternauwernood in leven was en in volstrekt weerloze toestand bevond en/of
- een gordijn, in ieder geval één of meerdere voorwerpen, op verzoek van die [medeverdachte] op te halen uit een auto of één of meerdere andere plaatsen en/of deze (vervolgens) aan die [medeverdachte] te overhandigen en/of
- die [slachtoffer] in volstrekt hulpeloze toestand achter te laten en/of
- het verlenen van één of meerdere andere hand- en spandiensten;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten (onder meer) één of meerdere kneuzing(en) op het gehele lichaam en/of één of meerdere breuken in ondermeer een schouderblad en/of (een) rib(ben) en/of van de beide bovenste hoorns van het strottenhoofd en/of het tongbeen en/of hersenzwellingen, althans enig ander zwaar lichamelijk letsel,
door met dat opzet die [slachtoffer] één of meermalen met kracht op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen en/of met een voorwerp te slaan en/of de keel dicht te knijpen, ten gevolge waarvan genoemde [slachtoffer] is gaan braken en er een afsluiting van de luchtwegen is ontstaan,
waardoor die [slachtoffer] is overleden;
meest subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten (onder meer) één of meerdere kneuzing(en) op het gehele lichaam en/of één of meerdere breuken in ondermeer een schouderblad en/of (een) rib(ben) en/of van de beide bovenste hoorns van het strottenhoofd en/of het tongbeen en/of hersenzwellingen, althans enig ander zwaar lichamelijk letsel,
door met dat opzet die [slachtoffer] één of meermalen met kracht op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen en/of met een voorwerp te slaan en/of de keel dicht te knijpen, ten gevolge waarvan genoemde [slachtoffer] is gaan braken en er een afsluiting van de luchtwegen is ontstaan,
waardoor die [slachtoffer] is overleden
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 mei 2016 tot en met 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam, in ieder geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- samen met voornoemde [medeverdachte] plannen te maken om het slachtoffer iets aan te doen door onder meer de dag voor 19 mei 2016 met die [medeverdachte] te bespreken op welke wijze hij voornoemde [slachtoffer] alleen in de woning zou kunnen treffen en haar bewusteloos zou kunnen maken en/of
- die [slachtoffer] niet te waarschuwen, terwijl zij wist dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] zou gaan benaderen en haar bewusteloos zou gaan maken en/of
- niet in te grijpen terwijl er (fors) geweld werd uitgeoefend op die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] zich in de nis bij de nooduitgang bevond) en/of
- geen hulp te bieden aan die [slachtoffer] , terwijl zij gedurende langere tijd bij die [slachtoffer] op de uitkijk stond en wist dat die [slachtoffer] ternauwernood in leven was en in volstrekt weerloze toestand bevond en/of
- een gordijn, in ieder geval één of meerdere voorwerpen, op verzoek van die [medeverdachte] op te halen uit een auto of één of meerdere andere plaatsen en/of deze (vervolgens) aan die [medeverdachte] te overhandigen en/of
- die [slachtoffer] in volstrekt hulpeloze toestand achter te laten en/of
- het verlenen van één of meerdere andere hand- en spandiensten;
uiterst subsidiair
zij op of omstreeks 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig, heeft gehandeld door
- [slachtoffer] , terwijl zij, verdachte, wist, in ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, in ieder geval voor de gezondheid levensbedreigend letsel had opgelopen, dan wel door (zware) mishandeling (ernstig) letsel had opgelopen, in de situatie waar die [slachtoffer] zich op dat moment bevond, heeft gelaten en/of
- die [slachtoffer] niet (tijdig) naar een dokter en/of ziekenhuis heeft gebracht, in ieder geval geen adequate maatregelen heeft genomen voor hulpverlening aan voornoemde [slachtoffer] ,
waardoor het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] is overleden;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2016 tot en met 23 mei 2016 in de gemeente Amsterdam en/of Rotterdam, in ieder geval in Nederland, nadat op of omstreeks 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam enig misdrijf, te weten moord/doodslag/zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, één of meer voorwerpen, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken, door
- een gordijn, in ieder geval één of meerdere voorwerpen, op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte] op te halen uit een auto of één of meerdere andere plaatsen en/of deze (vervolgens) aan die [medeverdachte] te overhandigen (mogelijk om het slachtoffer [slachtoffer] mee af te dekken/ te verstoppen) en/of
- ( met bloed besmeurde) kleding van voornoemde [medeverdachte] en/of (een rol) ducttape en/of een rugzak in een prullenbak te gooien, in ieder geval weg te gooien en/of
- ( een) tas(sen) en/of koffer(s), inhoudende onder meer kleding en/of overige goederen toebehorende aan [medeverdachte] en/of [slachtoffer] mee te nemen naar Rotterdam, in ieder geval naar een andere plaats dan de woning en de kelderbox van perceel [perceel] ;

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Melding en aantreffen stoffelijk overschot
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Melding en aantreffen stoffelijk overschot
Op 19 mei 2016 wordt een 112-melding gedaan door [naam broer 1] , de broer van medeverdachte. Tijdens dit telefoongesprek zei [naam broer 1] dat hij op de [adres 2] was en dat zijn broertje de vrouw van zijn andere broer had gedood. Op de achtergrond tijdens dit gesprek is te horen dat er een ruzie plaatsvindt. Dit gesprek wordt gevoerd in het Arabisch, maar uit vertalingen blijkt dat aan medeverdachte wordt gevraagd of “ze” dood is en wat hij met “haar” heeft gedaan. Even later die avond, om ongeveer 23.10 uur, komt een auto met daarin medeverdachte en zijn broers [naam broer 1] en [naam broer 2] aan bij het politiebureau Meer en Vaart te Amsterdam. In de auto was een vechtpartij gaande waarbij verdachte in elkaar werd geslagen. [naam broer 1] verklaart tegenover de politie dat verdachte de vrouw van [naam broer 2] heeft doodgeslagen en dat hij daarom met medeverdachte is gaan vechten. Hierop is verdachte aangehouden. Verdachte is zelf drie dagen later aangehouden.
Naar aanleiding van de melding en de verklaringen van de broers krijgen verbalisanten de opdracht te gaan kijken bij de woning op de [perceel] waar alle drie de broers wonen. In de woning wordt niets aangetroffen, maar op de benedenverdieping, in een nis van een smalle gang bij de nooduitgang, wordt het levenloze lichaam van een vrouw aangetroffen. Dit blijkt [slachtoffer] te zijn, de vriendin van [naam broer 2] . Zij ligt op haar rug en blijkt geen polsslag meer te hebben. Zij voelt koud aan en in de gang hangt een sterke geur van braaksel.
Bewoners [perceel]
De woning aan de [perceel] te [plaats] werd bewoond door medeverdachte en zijn broers [naam broer 1] en [naam broer 2] . De woning stond op naam van [naam broer 1] . Ook het slachtoffer en verdachte woonden in de woning.
Beelden beveiligingscamera’s [perceel]
In het complex [complex] te [plaats] hangen meerdere beveiligingscamera’s. Op 19 mei 2016 zijn zowel verdachte als medeverdachte, maar ook het slachtoffer op meerdere momenten waargenomen door de camera. Uit de beelden en de geluiden van de opnames van deze beveiligingscamera’s, zoals die beschreven zijn in het dossier, maar ook uit de beelden met verbeterde audio zoals getoond tijdens de terechtzitting, leidt de rechtbank, voor zover relevant, het volgende af.
(NB: de weergegeven tijden betreffen de werkelijke tijden. Uit onderzoek is gebleken dat de tijdstippen zoals weergegeven door de camera’s afwijken van deze werkelijke tijd).
Camera entree [complex]
  • 7:24:42 uur: het slachtoffer vertrekt uit het complex [complex] .
  • 16:15:23 uur: verdachte en haar medeverdachte vertrekken uit het complex [complex] .
  • 16:37:33 uur: het slachtoffer betreedt het complex het complex [complex] en loopt in de richting van de lift.
  • 17:44:59: verdachte komt aangelopen vanuit de fietsenstalling, door de centrale hal, richting de lift.
Camera nooduitgang [complex]
Deze camera maakt alleen beeld- en geluidopnamen als er beweging plaatsvindt. Om die reden zijn er in de opnamen verspringingen in de tijd:
  • 18:08:05 uur: Er zijn twee stemgeluiden te horen, één van een zwaardere stem en een hogere stem. De stemgeluiden die te horen zijn, zijn schreeuwend of brullend.
  • 18:18:31-18:22:34: Er zijn meerdere ondefinieerbare stemgeluiden te horen en stemgeluiden die lijken op hoesten. Een stemgeluid spreekt in een onbekende taal, ook is een stemgeluid te horen dat op zeer luide toon schreeuwende en brullende geluiden maakt.
  • 18:25:39-18:26:52 uur: Te zien is dat medeverdachte in de gang loopt, in de richting van de nooddeur. Hij kijkt daarbij achterom de nis in. Medeverdachte pakt daarbij zijn telefoon en hij belt met iemand. Er is namelijk te horen dat iemand met een hoge stem het telefoongesprek beantwoordt met ‘hallo’. Ook is te zien dat medeverdachte de nooddeur opent en meerdere keren deels of geheel naar buiten stapt. Ondertussen is te horen dat iemand in de gang luide zuchtende en/of kreunende geluiden maakt. Op het moment dat medeverdachte weer de nis in loopt worden de zuchtende en/of kreunende geluiden harder. Op het moment dat medeverdachte uit beeld verdwijnt, in de richting van de nis, zijn twee verschillende stemmen door elkaar heen te horen. Ook is te horen dat er wordt gekreund.
  • 18:44:29 uur: Te zien is dat medeverdachte loopt in de richting van de nooddeur. Medeverdachte is daarbij aan het bellen met een persoon. Medeerdachte loopt al bellend heen en weer door de gang. Hij brengt zijn telefoon daarbij naar beneden en loopt richting de nis. De schermverlichting is daarbij te zien. Ondertussen zijn (op de beelden met de verbeterde audio) meerdere geluiden te horen die naar het oordeel van de rechtbank lijken op geluiden die eerder van het slachtoffer te horen zijn geweest en die dan ook aan het slachtoffer worden toegerekend.
  • Tussen 18:48:13 en 18:58:43 uur is te zien dat verdachte meerdere keren heen en weer loopt door de gang waarbij hij meerdere telefoongesprekken voert waarna hij niet meer in beeld te zien is.
  • Om 19.01:13 uur verschijnt verdachte aan de buitenzijde voor de nooddeur. Zij verdwijnt hierna weer uit beeld.
Nadat verdachte is aangekomen op de [adres 2] zijn door de camera’s bij de nooduitgang, de entree bij de hoofdingang en de fietsenstalling meer bewegingen van zowel verdachte als medeverdachte waargenomen. Nadat verdachte arriveert is te zien dat zij door de nooddeur, waar de gang met de nis op uitkomt, naar binnen kijkt. Zij loopt hierna buitenom naar de hoofdingang, waar zij binnen wordt gelaten door verdachte. Om 19.10 uur is in de gang bij de nooduitgang een silhouet te zien en is een mannelijke stem te horen die zegt: “geen enkel probleem, alles is oké.” Het silhouet lijkt op dat van verdachte. Om 19.16 uur lopen verdachte en medeverdachte vanuit de nis richting de nooddeur waarbij te horen is dat verdachte huilend met medeverdachte praat.
Tussen 19.19 uur en 20.22 uur zijn verdachte en medeverdachte meerdere keren te zien bij de nooduitgang. Zij lopen daarbij heen en weer met tassen en koffers. Te horen is dat medeverdachte om 19.33 uur zegt: “we zijn laat, ik zweer bij Allah dat niemand…ga je werk doen”. Te horen is om 19.46 uur dat verdachte zegt: “omdat ze al dood is”.
Nadat verdachte is aangekomen op de [adres 2] zijn door de camera’s bij de nooduitgang, de entree bij de hoofdingang en de fietsenstalling meer bewegingen van zowel verdachte als medeverdachte waargenomen. Nadat verdachte arriveert is te zien dat zij door de nooddeur, waar de gang met de nis op uitkomt, naar binnen kijkt. Zij loopt hierna buitenom naar de hoofdingang, waar zij binnen word gelaten door medeverdachte. Om 19.10 uur is in de gang bij de nooduitgang een silhouet te zien en is een mannelijke stem te horen die zegt : “geen enkel probleem, alles is oké.” Het silhouet lijkt op dat van verdachte. Om 19.16 uur lopen verdachte en medeverdachte vanuit de nis richting de nooddeur waarbij te horen is dat verdachte huilend met medeverdachte praat.
Tussen 19.19 uur en 20.22 uur zijn verdachte en medeverdachte meerdere keren te zien bij de nooduitgang. Zij lopen daarbij heen en weer met tassen en koffers. Te horen is dat verdachte om 19.33 uur zegt: “we zijn laat, ik zweer bij Allah dat niemand…ga je werk doen”. Te horen is om 19.46 uur dat medeverdachte zegt: “omdat ze al dood is”.
Doodsoorzaak en letsel
Schouwverslag
De schouwarts drs. M. Balai heeft op 21 mei 2016 geconcludeerd dat [slachtoffer] een niet-natuurlijke dood is gestorven en dat er sterke aanwijzingen zijn voor een misdrijf. Zo worden er meerdere uitwendige letsels geconstateerd, zowel verse letsels als oude letsels, over het gehele lichaam en gezicht. Gezien het letsel in de hals en de diffuse puntbloedingen in het gezicht zijn er sterke aanwijzingen voor verwurging of verstikking.
Radiologisch onderzoek Maastricht UMC
Van het slachtoffer is een CT scan van het lichaam en een MRI scan van de hals gemaakt. Radioloog drs. F. Bakers komt naar aanleiding van deze scans tot de volgende conclusie over de letsels en de doodsoorzaak.
Er is een vochtophoping in de onderhuidse weke delen van de hals ter hoogte van de kaakhoek rechts, met ter plaatse ook een opvallend vergrote halslymfeklier, een fractuur aan de rechterzijde van het tongbeen en een bloeduitstorting ter hoogte van het schildklierkraakbeen. Gezien deze radiologische bevindingen kan dit passen bij een verwurging. Bijkomend enige zwelling door vochtophoping in het onderhuidse vetweefstel ter hoogte van het voorhoofd en het jukbeen rechts, doorlopend tot de zwelling rondom de rechterkaakhoek. Deze zwellingen zijn de oorzaak van stomp extern inwerkend geweld.
Op meerdere plaatsen op het lichaam, o.a. rondom de linkerschouder, de onderrug, de heupen en de benen worden vochtophopingen gezien in het onderhuidse vetweefstel. Met grote waarschijnlijkheid zullen dit onderhuidse hematomen zijn. Daarnaast zijn er breuken zichtbaar in het linkerschouderblad en in één enkele rib links aan de achterzijde (rib 9). […] De onderhuidse afwijkingen en de breuken wijzen op recent extern inwerkend geweld, aangezien de breuken geen tekenen van genezing vertonen. […] De keelholte en luchtwegen zijn deels opgevuld met een substantie die eenzelfde aspect heeft als de inhoud van de maag. De substantie in de keelholte belemmert de doorgankelijkheid van de luchtwegen. Ook zijn er vochtophopingen in de longblaasjes beiderzijds. Gehele beeld past zeer waarschijnlijk bij aspiratie (in ademen) van maaginhoud.
De doodsoorzaak is meest waarschijnlijk verwurging en daarbij bemoeilijkte ademhaling door aspiratie van de substantie afkomstig uit de maag.
Rapport NFI van prof. dr. B. Kubat van onderzoek mogelijke niet natuurlijke dood
Bij de sectie is vastgesteld dat er sprake is verschillende letsels, die op verschillende tijdstippen zijn opgetreden, ten gevolge van uitwendig mechanisch geweld.Deze verwondingen moeten volgens de patholoog in ieder geval deels zijn ontstaan door heftig geweld. Dit geweld kan bestaan uit slaan of hard vallen. Bij het slachtoffer is een breuk in het linker schouderblad en een breuk in een rib aan de linkerkant vastgesteld. Ook zijn vele rode tot paarse, onderhuidse, bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen in het gezicht, de romp, armen, benen en rechterhand geconstateerd. Deze verwondingen zijn bij leven ontstaan en kunnen zijn ontstaan in het kader van afweer.
Ten aanzien van het aangetroffen letsel op de hals merkt de patholoog op dat het gaat om bloeduitstortingen in de (diepe) halsspieren, een breuk in de bovenste hoorns van het strottenhoofd en van de rechter grote hoorn van het tongbeen met daarbij meerdere bloeduitstortingen. Ook zijn er bloeduitstortingen in het oogwit en de bindvliezen van de oogleden geconstateerd en was er sprake van bloeduitstortingen en huidbeschadigingen op de mond en de neusrug. Deze letsels kunnen naar het oordeel van de patholoog ontstaan zijn door fors uitwendig geweld, maar ook door samendrukkend of omsnoerend geweld (wurging). Gelet op de verdeling van de bloeduitstortingen in met name de halsspieren, is dit samendrukkend of omsnoerend geweld meer waarschijnlijk de oorzaak.
In de achterste delen van de neus, keelholte, mond en in de hoofdtak van de luchtpijp is maaginhoud gevonden. Dit wijst erop dat de maaginhoud is ingeademd toen het slachtoffer nog in leven was. Dit leidt ertoe dat de luchtwegen worden afgesloten en dat het niet langer mogelijk is om adem te halen. Deze afsluiting kan leiden tot verstikking en kan, aldus de patholoog, het overlijden van [slachtoffer] volledig verklaren.
Alles bij elkaar genomen leidt dit tot de volgende conclusie van Kubat:
Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door verstikking. Deze verstikking is opgetreden ten gevolge van afsluiting van de bovenste luchtwegen door braaksel. Gezien het gegeven dat er geen ziekelijke verklaring gevonden werd die het braken zou kunnen verklaren dient er rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat het braken uitgelokt werd door het oplopen van de aangetroffen traumatische letsels.
Indien er tevens sprake was van wurging/smoren dan hebben zij een bijdrage kunnen hebben
geleverd aan de verstikking waarbij de mate van deze bijdrage niet is aan te geven.
[…]
Op aanvullende vragen naar aanleiding van het rapport verklaart de patholoog dat het op grond van de vorm en de verdeling van de letsels op het lichaam vrijwel uitgesloten is dat deze allemaal, tegelijkertijd, door één val van een trap zijn ontstaan. Dit wordt volgens de patholoog ondersteund door de letseldateringen die een verschillende ouderdom van de letsel aantonen. De letseldateringen van prof. dr. H.W.M. Niessen, patholoog, VU Medisch Centrum, tonen onder meer aan dat letsel in de hals, te weten twee parallel verlopende, oppervlakkige huidbeschadigingen van zes centimeter meerdere minuten voor de dood zijn ontstaan en ook zijn er meerdere letsels enkele tientallen minuten voor het overlijden ontstaan.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De officieren van justitie hebben, onder verwijzing naar hun op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, meer subsidiair ten laste gelegde, kort gezegd, zware mishandeling met voorbedachte raad, de dood ten gevolge hebbende. Ook kan het onder 2 ten laste gelegde worden bewezen. De verdediging heeft, onder verwijzing naar de pleitnota, algehele vrijspraak bepleit.
Vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank het eens dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank komt echter ook tot vrijspraak van het meer, meest en uiterst subsidiair ten laste gelegde.
Geen voorbedachte raad op basis van de chats
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de voorbedachte raad op de zware mishandeling is af te leiden uit een plan om [slachtoffer] dat zou vanaf enkele dagen voor haar dood, vanaf 16 mei 2016, tot stand zijn gekomen en blijken uit Whatsapp-berichten tussen verdachte en haar medeverdachte.
De rechtbank vindt de chatgesprekken zoals die hebben plaatsgevonden op 16 en 17 mei 2016 echter niet duidelijk genoeg om hier een dergelijke verstrekkende betekenis aan te kunnen geven. Uit de bewoordingen van die chatgesprekken kan niet worden afgeleid dat een dergelijk plan is bedacht, zeker nu de context van de desbetreffende gesprekken niet duidelijk genoeg blijkt. Daar komt bij dat, zo blijkt ook uit meerdere verklaringen in het dossier, gecommuniceerd werd in de straattaal van Casablanca en dat (zo heeft de verdediging gesteld) daarin grove en harde bewoordingen worden gebruikt.
Uit de chatgesprekken van 18 mei 2016 tussen verdachte en haar medeverdachte kan, in combinatie met de eigen verklaringen van verdachten, volgens de rechtbank wel worden afgeleid dat medeverdachte een plan heeft gehad om [slachtoffer] iets aan te doen. De rechtbank leidt dit af uit de volgende chats:
- Op 18 mei 2016 om 01:01 uur chat medeverdachte aan verdachte: “Ik weet het wat heeft zij op haar telefoon, alles morgen mijn liefde, zichtbaar worden de waarheid van haar”;
  • Op 18 mei 2016 om 19:07 uur chat medeverdachte aan verdachte: “als je mij haar liet pakken dan hadden we rust”;
  • Op 18 mei 2016 om 19:09 uur chat medeverdachte aan verdachte: “maar hij was nog had niet moeten belemmeren daarstraks anders waren we […] goed nu”. De taaldeskundige verklaart over deze zin dat het woord dat is vertaald als ‘belemmeren’ betekent ‘als jij niet in de weg stond/hinderde/tegen was’.
  • Op 18 mei 2016 vanaf 19:42 uur chat medeverdachte aan verdachte: “als zij weggaat ga ik haar achterna [,] ik pak haar” […] Ik pak haar en ik breng haar naar beneden?????”
  • Op 18 mei 2016 om 20:16 uur chat medeverdachte aan verdachte: “zij is krachteloos [,] als ik haar te pakken had gekregen, owei, dan hadden we onze woede/drift op haar afgereageerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij uit een van de chatgesprekken begrepen heeft dat medeverdachte [slachtoffer] iets aan zou willen doen. Bij de politie verklaart zij dat medeverdachte [slachtoffer] bewusteloos wilde maken en haar mee naar beneden, naar de box, wilde nemen om haar vast te binden en in haar telefoon te kunnen kijken. Uit de chatberichten kan ook worden opgemaakt dat verdachte dit plan van medeverdachte op 18 mei heeft tegengehouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het plan van medeverdachte om het slachtoffer wat aan te doen niet serieus heeft genomen. Deze verklaring vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Er is door verdachte uitgebreid gechat over dit plan met medeverdachte en verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij tegen medeverdachte heeft gezegd dat hij “het” niet moest doen, maar dat hij tegen haar zei dat hij “het” wel wilde doen. Verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat [slachtoffer] wist dat medeverdachte haar iets aan wilde doen en verdachte kan niet verklaren waarom ze [slachtoffer] niet heeft gewaarschuwd.
De rechtbank vindt echter niet dat verdachte uit de chatgesprekken en uit hetgeen de rechtbank bekend is geworden over de overige contacten tussen verdachten, had moeten afleiden dat medeverdachte [slachtoffer] bij een volgende gelegenheid, in dit geval op 19 mei 2016, alsnog iets zou aandoen, laat staan dat verdachte een dergelijk plan ondersteunde.
Daarmee kan, zo vindt de rechtbank, niet op basis van de chats worden bewezen dat verdachte voorbedachte raad had op de zware mishandeling van [slachtoffer] op 19 mei 2016.
Verloop van de gebeurtenissen op 19 mei 2016
Op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat medeverdachte in ieder geval om 18.08 uur met het slachtoffer in de gang bij de nooduitgang was. Op de camerabeelden is te horen dat [slachtoffer] schreeuwende en brullende geluiden maakt. Om 18.11 is een schuivend geluid en neerploffend geluid te horen. Medeverdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer na een val van de trap heeft opgepakt en in de hoek (de rechtbank begrijpt van de nis in de nooduitgang) heeft geplaatst. Om 18.25 uur, [slachtoffer] ligt op dat moment al ten minste 13 minuten in de nis bij de nooduitgang, is op de camerabeelden te zien dat medeverdachte, terwijl hij rustig heen en weer loopt door de gang, belt met een persoon. Uit de verklaringen van verdachten volgt dat ze op dat moment met elkaar bellen. Medeverdachte vertelt aan verdachte dat hij met [slachtoffer] heeft gevochten. Verdachte verklaart over dit gesprek dat medeverdachte haar belde met de vraag: “Ik heb haar geslagen en ik heb haar beneden” en “Wat doe ik met haar? Laat ik haar liggen of maak ik haar dood?”. Dit gesprek wordt om 18.30 uur gevolgd door een foto van medeverdachte aan verdachte waarop te zien is dat [slachtoffer] op de grond ligt in de nis, waar zij later die avond dood is gevonden. De rechtbank merkt op dat, terwijl medeverdachte aan het bellen is, nog steeds kreunende en zuchtende geluiden te horen zijn die aan het slachtoffer worden toegeschreven. Verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat medeverdachte na het sturen van de foto zijn telefoon bij het slachtoffer heeft gehouden en dat zij “mmmm” hoorde.
Om 18.44 uur, 33 minuten nadat medeverdachte het slachtoffer in de nis heeft neergelegd, zijn op de camerabeelden voor het laatst geluiden horen die aan het slachtoffer kunnen worden toegeschreven. Deze geluiden kunnen, zo vindt de rechtbank, kunnen worden omschreven als geluiden die lijken op braken of het stokken van de adem. Geluiden die – gegeven ook de verdere context - duiden op een doodsstrijd. Uit de camerabeelden kan derhalve worden opgemaakt dat het slachtoffer om 18.44 uur nog in leven was. De rechtbank gaat er vanuit dat zij – gelet op de aard van de geluiden in combinatie met de hierna weer te geven doodsoorzaak - (zeer) kort hierna is overleden. Vanaf 18.48, het volgende moment waarvan camerabeelden beschikbaar zijn, is het slachtoffer ook in het geheel niet meer te horen.
Zowel de radioloog Bakers als de patholoog Kubat komen in hun rapporten tot de conclusie dat het slachtoffer is overleden doordat zij is gestikt in haar eigen braaksel en dat dit braken kan zijn veroorzaakt door verwurging. Bakers verklaart zelfs dat verwurging het meest waarschijnlijk is. Gelet op de letseldatering zoals die is vastgesteld door de patholoog Niessen, waarbij is geconstateerd dat enkele minuten voor de dood in de hals twee parallel verlopende huidbeschadigingen van zes centimeter zijn ontstaan, de mogelijke doodsoorzaak, het telefoongesprek dat verdachte om 18.25 uur met medeverdachte heeft gevoerd waarin deze vraagt “laat ik haar liggen, of maak ik haar dood” en de hiervoor aangehaalde verklaring van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er wettig bewijs is dat medeverdachte de keuze heeft gemaakt om [slachtoffer] te doden door haar te verwurgen, waarna het slachtoffer in haar eigen braaksel is gestikt.
Verdachte verschijnt om 19.01 aan de buitenzijde bij de nooddeur en bevindt zich om 19.10 uur in voor het eerst in de gang bij de nis. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat medeverdachte, toen verdachte het slachtoffer zag liggen, tegen haar zei dat hij haar (de rechtbank begrijpt het slachtoffer) bij haar nek had gepakt en haar had gewurgd. Verdachte en medeverdachte verklaren beiden dat verdachte zelf geen geweldshandelingen bij het slachtoffer heeft verricht.
Uit de verklaringen van verdachten, in combinatie met de beelden, leidt de rechtbank af dat verdachte op verzoek van medeverdachte rond 20.07 uur uit een auto in de garage een gordijn heeft gehaald om het slachtoffer toe te dekken. Tevens dragen verdachten koffers en tassen. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij bebloede kleding van medeverdachte en een rol duct tape heeft weggegooid en dat zij kleding en schoenen van medeverdachte heeft meegenomen naar Rotterdam, alwaar zij naderhand is aangehouden.
Geen strafrechtelijke betrokkenheid verdachte bij de dood van het slachtoffer
Op basis van voormelde reconstructie van de gang van zaken op 19 mei 2016 kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de dag zelf betrokken is geweest bij de totstandkoming of de uitvoering van het plan van medeverdachte om het slachtoffer te doden. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat zij verdachte heeft aangemoedigd toen hij haar telefonisch vroeg wat hij met het slachtoffer moest doen. Evenmin heeft zij enige geweldshandeling verricht waardoor het slachtoffer is komen te overlijden. Nu de rechtbank ervan uitgaat dat het slachtoffer vermoedelijk al was overleden op het moment dat verdachte voor het eerst aanwezig was in de gang bij de nooduitgang, kan zij voorts geen feitelijke handelingen hebben verricht of nagelaten waardoor het slachtoffer is komen te overlijden. Het feit dat zij heeft nagelaten direct hulp in te roepen toen ze telefonisch van verdachte hoorde wat er aan de hand was, is, wat daar ook verder van kan worden gezegd, onvoldoende om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het overlijden van het slachtoffer. Van medeplegen is dan ook geen sprake.
De rechtbank komt evenmin tot bewezenverklaring van medeplichtigheid aan zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende. Er is immers geen bewijs dat verdachte de medeverdachte behulpzaam is geweest bij of gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van dit misdrijf. Ook hier geldt dat niet bekend is of verdachte telefonisch iets tegen medeverdachte heeft gezegd wat in dit verband van belang zou kunnen zijn, terwijl het enkele niet onmiddellijk inroepen van hulp, het zich niet onmiddellijk distantiëren en de handelingen van verdachte nadat het slachtoffer al was overleden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zijn om te kwalificeren als een daadwerkelijke bijdrage aan het misdrijf.
De vraag die de rechtbank zich ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer] nog gesteld ziet is of aan verdachte kan worden verweten dat zij schuld heeft aan de dood van het slachtoffer omdat zij heeft nagelaten adequate maatregelen te nemen voor hulpverlening aan het slachtoffer.
Voor bewezenverklaring van dood door schuld is vereist dat de dood van het slachtoffer door het handelen of in dit geval het nalaten van verdachte redelijkerwijs aan verdachte is toe te rekenen.
Verdachte werd op 19 mei 2016 om 18.25 uur door medeverdachte gebeld met de mededeling “Ik heb haar geslagen en ik heb haar beneden” en met de vraag “Wat doe ik met haar? Laat ik haar liggen of maak ik haar dood?”. Dit gesprek werd om 18.30 uur gevolgd door een foto van medeverdachte aan verdachte waarop te zien was dat [slachtoffer] op de grond lag in de nis. Ook hoorde verdachte gekreun. Verdachte heeft hierover verklaard dat
zij dit niet serieus heeft genomen, Nadat zij een foto kreeg met het slachtoffer op de grond, dacht zij dat medeverdachte en het slachtoffer een grap met haar uithaalden. Een zekere mate van ongeloof bij het zien van een schokkende foto vindt de rechtbank voorstelbaar. De rechtbank acht echter de verklaring dat de medeverdachte en het slachtoffer een grap met haar uithaalden niet geloofwaardig, gezien de onderlinge verhoudingen tussen verdachten en het slachtoffer en het plan dat medeverdachte een dag eerder al heeft gehad. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte vanaf 18.25 uur wist dat er iets goed mis was en dat het slachtoffer mogelijk in levensgevaar was.
Zoals hiervoor werd overwogen, gaat de rechtbank ervanuit dat het slachtoffer niet lang na 18.44 uur is overleden. Dit betekent dat het slachtoffer nog een kleine 20 minuten heeft geleefd nadat verdachte voor het eerst door medeverdachte werd gebeld. De rechtbank stelt vast dat verdachte er - onmiddellijk na het telefoontje - niet alles aan heeft gedaan om hulp voor het slachtoffer in te schakelen. Wie weet had het slachtoffer dan nu nog geleefd. Echter, mede gelet op de vermoedelijk korte tijdspanne tussen dit telefoontje en het overlijden van het slachtoffer, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte het gevaar dat het slachtoffer zou komen te overlijden in zodanige mate heeft verhoogd dat dat overlijden redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend als gevolg van haar nalaten tijdig adequate medische hulp in te roepen.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde:
Op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachte, na de dood van [slachtoffer] , met verschillende tassen heen en weer hebben gelopen in de gang bij de nooduitgang. Nadat verdachte in Rotterdam is aangehouden zijn in haar koffer spullen (waaronder een jas met bloedsporen) aangetroffen van medeverdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij niets achter kon laten, maar dat er teveel spullen waren om in de trein mee te nemen naar Rotterdam. Zij verklaarde ter zitting ook dat ze spullen heeft weggegooid die, wanneer ze bij haar zouden zijn aangetroffen, aanwijzingen zouden kunnen geven dat medeverdachte iets met de dood van [slachtoffer] te maken had.
Bij de politie verklaart verdachte dat zij kleding van medeverdachte in de vuilnisbak heeft gegooid voor als de politie haar zou pakken. Dit betrof een blouse met bloed. Zij verklaart eveneens een rol duct tape weg te hebben gegooid. Bij de politie heeft ze voorts verklaard dat ze geen kleding van haarzelf heeft weggegooid, omdat zij niks had aangeraakt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat verdachte zeer doelbewust heeft gehandeld. Het verweer dat verdachte bij het weggooien van de spullen niet de bedoeling had om het politie-onderzoek te frustreren, wordt dan ook verworpen.
Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde begunstiging. Zij heeft Zij is zowel medeverdachte en zichzelf behulpzaam geweest bij het ontkomen aan de nasporing van en aanhouding door ambtenaren van justitie en de politie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 2:
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2016 tot en met 23 mei 2016 in de gemeente Amsterdam en/of Rotterdam, in ieder geval in Nederland, nadat op of omstreeks 19 mei 2016 in de gemeente Amsterdam enig misdrijf, te weten moord was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, één of meer voorwerpen, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/ andere sporen van dat misdrijf, heeft weggemaakt en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken, door
- (met bloed besmeurde) kleding van voornoemde [medeverdachte] en (een rol) ducttape en/of een rugzak in een prullenbak te gooien, in ieder geval weg te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, een situatie zoals bedoeld in artikel 189 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde is. Hierin is vastgelegd dat de gedragingen die bewezen zijn verklaard niet strafbaar zijn als het gaat om het afwenden van vervolging van bloed- of aanverwanten. Verdachte en medeverdachte zijn geen familie van elkaar en zijn ook niet met elkaar getrouwd (geweest). Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen. Het handelen van verdachte is strafbaar geweest.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1, meest subsidiair en onder 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft als strafmaatverweer aangevoerd dat verdachte altijd heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat zij zeer uitgebreide verklaringen heeft afgelegd. Verder dient volgens de verdediging bij een eventuele strafoplegging rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten, wat extra zwaar voor haar was gezien haar jonge leeftijd en het feit dat ze geen Nederlands spreekt. Daarnaast heeft verdachte, sinds ze vrij is, een nieuw leven opgebouwd. Zij heeft een vaste relatie, een woning en een vaste baan. Deze positieve weg dient niet door een nieuwe gevangenisstraf te worden onderbroken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan begunstiging door bebloede kleding en een rugzak van medeverdachte, alsmede een rol ducttape weg te gooien nadat haar partner [slachtoffer] om het leven had gebracht. Dat betekent dat verdachte in dit geval door haar handelen de nasporing of de vervolging van één van de zwaarste misdrijven die de maatschappij kent, moord, moeilijker heeft willen maken. Verdachte beschikte ten tijde van het wegmaken over voldoende aanwijzingen die haar hadden moeten laten inzien dat deze spullen belangrijk zouden kunnen zijn voor politie en justitie en zij heeft voldoende tijd gehad om zich over haar handelen te beraden. Immers, zij had de spullen die zij heeft weggegooid ook kunnen afleveren bij de politie.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring voor het meer subsidiair ten laste gelegde. Nu de rechtbank slechts bewezen acht dat er sprake is van het uiterst subsidiair ten laste gelegde zal een lagere straf opgelegd worden dan door de officier van justitie geëist.
Gezien de feiten en omstandigheden waaronder de dood van [slachtoffer] is veroorzaakt, zoals eerder in dit vonnis uiteengezet, is het extra kwalijk dat verdachte ervoor heeft gekozen om potentieel belangrijke bewijsmiddelen weg te maken uit angst dat de politie bij haar of bij medeverdachte uit zou komen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden op te leggen. De rechtbank kiest niet voor de maximale straf van 6 maanden omdat verdachte meteen heeft verteld aan de politie dat zij kleding heeft weggegooid en dat zij ook de prullenbakken heeft aangewezen waar zij de kleding weggegooid zou hebben.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
-
begunstiging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. T.T. Hylkema en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2018.

Voetnoten

1.De rechtbank ziet ondersteuning voor deze waarneming in de verklaring van verdachte. Zij heeft verklaard dat na het sturen van de foto (om 18.30 uur) een gesprek plaatsvond waarin verdachte zijn telefoon bij het slachtoffer heeft gehouden en zij “mmmm” hoorde.