4.4.Het oordeel van de rechtbank
Heeft verdachte [slachtoffer] opzettelijk gedood?
Zowel de radioloog Bakers als de patholoog Kubat komen in hun rapporten tot de conclusie dat het slachtoffer is overleden doordat zij is gestikt in haar eigen braaksel en dat dit braken kan zijn veroorzaakt door verwurging. Bakers schrijft zelfs dat verwurging het meest waarschijnlijk is.
De rechtbank neemt deze conclusies over. Niet alleen wijst het letsel in de hals (huidbeschadigingen, diverse bloeduitstortingen, gebroken strottenhoofd en gebroken tongbeen) sterk op samendrukkend/omsnoerend geweld op de hals. Ook de zeer talrijke stipvormige bloeduitstortingen in het gezicht passen bij verwurging. Deze ontstaan immers als het bloed uit het gebied boven de omsnoering niet meer kan afvloeien. Een andere oorzaak voor het ontstaan van dergelijke bloeduitstortingen is bij de sectie niet aangetroffen.
Deze bevindingen passen bij de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Zij heeft immers bij de politie verklaard dat toen zij het slachtoffer zag liggen, verdachte tegen haar zei dat hij haar bij haar nek had gepakt en haar had gewurgd.
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer niet gewurgd heeft maar dat hij haar wel bewusteloos heeft gemaakt door zijn hand op haar mond te leggen en met zijn andere hand haar bij de keel te pakken. Dit zou boven in de woning zijn gebeurd. Eenmaal beneden in de nis heeft er volgens verdachte geen geweld meer plaatsgevonden. Wel zou het slachtoffer nog van een trap zijn gevallen. Mogelijk zou deze val van de trap het braken, en daarmee de verstikking hebben uitgelokt, zo stelt de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet te verenigen valt met het aangetroffen letsel. Uit de letseldatering blijkt dat letsel in de hals, te weten twee parallel verlopende, oppervlakkige huidbeschadigingen van zes centimeter rechts voor in de hals, slechts enkele minuten voor de dood is ontstaan. Uit de camerabeelden in de nis blijkt dat het slachtoffer in ieder geval vanaf 18:09 uur in de nis is geweest en dat zij om 18.44 uur nog in leven was. De rechtbank leidt hieruit af dat het letsel in de hals niet al boven in de woning kan zijn ontstaan. Immers, op zijn vroegst is dit letsel enkele minuten voor 18:44 uur ontstaan, toen verdachte al met het slachtoffer in de nis was.
De rechtbank ziet geen enkel aanknopingspunt voor de stelling dat het genoemde letsel in de hals ook op andere wijze zou kunnen zijn ontstaan. Uit de verklaringen van verdachte blijkt in ieder geval niet op welke andere wijze het slachtoffer, enkele minuten voor haar dood, een verwonding aan haar hals zou hebben opgelopen.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte het slachtoffer beneden in de nis heeft gewurgd en dat zij kort daarna is overleden door het inademen van maaginhoud. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd.
Was er sprake van voorbedachte raad?
Chats en eerdere dreigementen
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat de voorbedachte raad is af te leiden uit een plan om [slachtoffer] iets ernstigs aan te doen. Dat plan zou vanaf enkele dagen voor haar dood, vanaf 16 mei 2016, tot stand zijn gekomen en blijken uit de Whatsapp-berichten tussen verdachte en zijn medeverdachte. Dat verdachte al langere tijd het plan had om [slachtoffer] daadwerkelijk te vermoorden blijkt volgens de officieren uit de ingesproken berichten op de telefoon van het slachtoffer en uit diverse getuigenverklaringen over dreigementen die verdachte in de maanden en dagen voorgaand aan de dood van het slachtoffer zou hebben geuit.
De rechtbank vindt met de officieren en de verdediging dat de chatgesprekken zoals die hebben plaatsgevonden op 16 en 17 mei 2016 niet duidelijk genoeg zijn om hier een vooropgezet plan om het slachtoffer van het leven te beroven in te lezen. Uit de bewoordingen van die chatgesprekken kan niet worden afgeleid dat een dergelijk plan is bedacht, zeker nu de context van de desbetreffende gesprekken onvoldoende blijkt. Daar komt bij dat, zo blijkt ook uit meerdere verklaringen in het dossier, gecommuniceerd werd in de straattaal van Casablanca en dat (zo heeft de verdediging gesteld) daarin grove en harde bewoordingen wordengebruikt. Om deze laatste reden acht de rechtbank, anders dan de officieren, ook de eventueel door verdachte geuite mondelinge dreigementen onvoldoende om hieruit de voorbedachte raad van verdachte op de dood van het slachtoffer af te leiden.
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat uit de chatgesprekken van 18 mei 2016 tussen verdachte en zijn medeverdachte, in combinatie met de eigen verklaringen van verdachten, wel kan worden afgeleid dat verdachte een plan heeft gehad om [slachtoffer] iets ernstigs aan te doen. De rechtbank leidt dit af uit de volgende chats:
- Op 18 mei 2016 om 01:01 uur chat verdachte aan medeverdachte: “Ik weet het wat heeft zij op haar telefoon, alles morgen mijn liefde, zichtbaar worden de waarheid van haar”;
- Op 18 mei 2016 om 1:03 uur chat verdachte aan medeverdachte: “Als zij gaat dan ga ik werken en als zij blijft dan ik ga naar buiten tot hij weggaat hij en [naam 1] en ik kom naar binnen voor haar”
- Op 18 mei 2016 om 19:07 uur chat verdachte aan medeverdachte: “als je mij haar liet pakken dan hadden we rust”;
- Op 18 mei 2016 om 19:09 uur chat verdachte aan medeverdachte: “maar hij was nog had niet moeten belemmeren daarstraks anders waren we […] goed nu”. De taaldeskundige verklaart over deze zin dat het woord dat is vertaald als ‘belemmeren’ betekent ‘als jij niet in de weg stond/hinderde/tegen was’.
- Op 18 mei 2016 vanaf 19:42 uur chat verdachte aan medeverdachte: “als zij weggaat ga ik haar achterna [,] ik pak haar” […] Ik pak haar en ik breng haar naar beneden?????”
- Op 18 mei 2016 om 20:16 uur chat verdachte aan medeverdachte: “zij is krachteloos [,] als ik haar te pakken had gekregen, owei, dan hadden we onze woede/drift op haar afgereageerd.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij uit een van de chatgesprekken (de chat van 18 mei 2016 om 1:03 uur) met verdachte heeft begrepen dat verdachte [slachtoffer] iets aan zou willen doen en dat zij hierover heeft gesproken met verdachte en hem heeft tegengehouden. In haar verhoor bij de politie heeft medeverdachte eveneens verklaard dat verdachte [slachtoffer] bewusteloos wilde maken en haar mee naar beneden, naar de box, wilde nemen om haar vast te binden en in haar telefoon te kunnen kijken Ook verdachte zelf heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] bewusteloos wilde maken. De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat verdachte in ieder geval op 18 mei 2016 van plan was om het slachtoffer iets aan te doen. Zoals gezegd kan de rechtbank uit deze chats echter niet afleiden dat hij het slachtoffer ook wilde doden. De rechtbank ziet wel aanwijzingen dat verdachte zijn op 18 mei reeds voorgenomen plan om [slachtoffer] iets aan te doen, op 19 mei alsnog ten uitvoer heeft gebracht.
Verloop van de gebeurtenissen op 19 mei 2016
Op 19 mei 2016 komt verdachte, zo blijkt uit de camerabeelden, ruim een uur na het slachtoffer thuis. Verdachte heeft daarover bij de politie en ter terechtzitting het volgende verklaard. Hij trof [slachtoffer] slapend in haar bed aan. Hij heeft haar toen wakker gemaakt omdat hij dacht dat zij zijn kleding verstopt had in een kast waar alleen zij de sleutel van zou hebben. Toen ze door verdachte wakker werd gemaakt begon ze, volgens verdachte, direct te schreeuwen. Hij heeft vervolgens de mond van het slachtoffer met tape beplakt, maar die haalde zij er weer af. Omdat hij bang was dat de politie zou worden gebeld door het geschreeuw heeft hij zijn hand op de mond van [slachtoffer] gelegd en met zijn andere hand haar keel gepakt om haar bewusteloos te maken. Verdachte verklaart voorts dat hij alleen zijn kleding wilde pakken, maar dat er een gevecht uitbrak omdat [slachtoffer] bleef schreeuwen. Toen het schreeuwen niet ophield deed verdachte een arm om haar nek en toen werd zij slap. Dit gebeurde in de slaapkamer van het slachtoffer en medeverdachte. Omdat verdachte niet wilde dat zijn broers [slachtoffer] bewusteloos zouden vinden in de woning, heeft hij haar naar beneden gedragen richting het trappenhuis bij de nooduitgang. Bij het naar beneden dragen heeft [slachtoffer] hem gebeten waarna verdachte haar heeft laten vallen.
Gelet op de letseldateringen in het dossier gaat de rechtbank er vanuit dat er, zoals verdachte verklaart, boven in de woning geweld is gebruikt door verdachte tegen [slachtoffer] . Er zijn immers meerdere letsels geconstateerd die tussen de tientallen minuten en enkele uren voor het overlijden zijn ontstaan.
Op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat verdachte in ieder geval om 18.08 uur met het slachtoffer in de gang bij de nooduitgang was. Op de camerabeelden is te horen dat [slachtoffer] schreeuwende en brullende geluiden maakt. Om 18.11 is een schuivend geluid en neerploffend geluid te horen. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer na de val van de trap heeft opgepakt en in de hoek (de rechtbank begrijpt van de nis in de nooduitgang) heeft geplaatst. Om 18.25 uur, [slachtoffer] ligt op dat moment al ten minste 13 minuten in de nis bij de nooduitgang, is op de camerabeelden te zien dat verdachte, terwijl hij rustig heen en weer loopt door de gang, belt met een persoon. Uit de verklaringen van verdachten volgt dat ze op dat moment met elkaar bellen. Verdachte vertelt aan medeverdachte dat hij met [slachtoffer] heeft gevochten. Medeverdachte verklaart over dit gesprek dat verdachte haar belde met de vraag: “Ik heb haar geslagen en ik heb haar beneden” en , “Wat doe ik met haar? Laat ik haar liggen of maak ik haar dood?”. Dit gesprek wordt om 18.30 uur gevolgd door een foto van verdachte aan medeverdachte waarop te zien is dat [slachtoffer] op de grond ligt in de nis, waar zij later die avond dood is gevonden. De rechtbank merkt op dat, terwijl verdachte aan het bellen is, nog steeds kreunende en zuchtende geluiden te horen zijn die aan het slachtoffer worden toegeschreven. Medeverdachte heeft bij de politie ook verklaard dat verdachte na het sturen van de foto zijn telefoon bij het slachtoffer heeft gehouden en dat zij “mmmm” hoorde.
Om 18.44 uur, 33 minuten nadat verdachte het slachtoffer in de nis heeft neergelegd, zijn op de camerabeelden voor het laatst geluiden te horen die aan het slachtoffer kunnen worden toegeschreven. Uit de camerabeelden kan derhalve worden opgemaakt dat het slachtoffer om 18.44 uur nog in leven was. De rechtbank gaat ervan uit dat zij – gelet op de aard van de geluiden in combinatie met de hiervoor weergegeven doodsoorzaak - (zeer) kort hierna is overleden. Vanaf 18.48 uur, het volgende moment waarvan camerabeelden beschikbaar zijn, is het slachtoffer ook in het geheel niet meer te horen.
De rechtbank is er op grond van het voorgaande van overtuigd dat verdachte de tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken over zijn handelen en dat hij hierin een weloverwogen keuze heeft gemaakt. Uit de chronologie van de gebeurtenissen op 19 mei 2016 blijkt namelijk niet alleen dat verdachte zich ten minste enkele tientallen minuten heeft kunnen beraden op wat hij met het slachtoffer zou doen, maar ook dat hij daadwerkelijk een moment van reflectie heeft gehad tijdens zijn telefoontje naar medeverdachte om 18.25 uur, gezien zijn vraag aan medeverdachte of hij haar moest laten liggen of moest doden. Verdachte zag derhalve ook zelf een mogelijkheid om tot inkeer te komen. Verdachte, die het slachtoffer al bepaald ongunstig gezind was, heeft er vervolgens evenwel bewust toe besloten om het slachtoffer toch te verwurgen. De rechtbank ziet geen contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachte raad. De verdediging heeft erop gewezen dat verdachte op aanwijzing van de medeverdachte nog heeft geprobeerd om het slachtoffer te helpen met ademhalen. De rechtbank gaat er echter van uit dat op het moment dat de medeverdachte in de nis aankwam het slachtoffer al was overleden. Bovendien ging dit initiatief van de medeverdachte uit, en niet van verdachte. Een en ander doet dan ook niets af aan de tijd en de gelegenheid die verdachte voorafgaand aan de verwurging heeft gehad om zich rekenschap te geven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
Alles overwegend is de rechtbank dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] op 19 mei 2016 opzettelijk en met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht. Het primair ten laste gelegde kan daarmee worden bewezen.
Was er sprake van medeplegen?
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte het bewezen verklaarde tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Zoals hiervoor overwogen, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachte samen een plan hebben gemaakt om [slachtoffer] om het leven te brengen. Bij de chatgesprekken, waar volgens de officieren van justitie uit zou blijken dat er een gezamenlijk plan is geconstrueerd, ontbreekt de juiste context om zulke conclusies te trekken. Ten aanzien van het plan om [slachtoffer] op 18 mei 2016 iets aan te doen merkt de rechtbank op dat medeverdachte juist degene is geweest die verdachte op dat moment heeft tegengehouden. Niet kan worden vastgesteld dat medeverdachte wist dat verdachte het slachtoffer bij een volgende gelegenheid, in dit geval op 19 mei 2016, alsnog iets zou aandoen.
Voorts kan niet worden vastgesteld dat de medeverdachte op de dag zelf betrokken is geweest bij de totstandkoming of de uitvoering van het plan van verdachte om het slachtoffer te doden. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat zij verdachte heeft aangemoedigd toen hij haar telefonisch vroeg wat hij met het slachtoffer moest doen. Nu de rechtbank ervan uitgaat dat het slachtoffer al was overleden op het moment dat medeverdachte voor het eerst aanwezig was in de gang bij de nooduitgang, kan zij in ieder geval geen feitelijke handelingen hebben verricht waardoor het slachtoffer is komen te overlijden. Het feit dat zij heeft nagelaten hulp in te roepen toen ze van verdachte hoorde wat er aan de hand was, is, wat daar ook verder van kan worden gezegd, onvoldoende om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking. Van medeplegen is dan ook geen sprake.