Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres had op 15 maart 2017 haar auto geparkeerd op een fiscale parkeerplaats in Amsterdam, terwijl zij autopech had. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam legde een naheffingsaanslag op van € 41,10, bestaande uit € 3,00 aan parkeerbelasting en € 38,10 aan kosten van de naheffing. Eiseres maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij door autopech niet in staat was om parkeerbelasting te betalen en dat er sprake was van overmacht. Tijdens de zitting op 21 februari 2018 werd deze situatie besproken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er begrip was voor de situatie van eiseres, de parkeerbelasting terecht was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de auto op het moment van de naheffing op een fiscale parkeerplaats stond en dat eiseres in staat was om parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank benadrukte dat persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige niet kunnen meewegen bij de beoordeling van de naheffingsaanslag. De uitspraak concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor proceskostenvergoeding of griffierecht.