4.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 (poging tot diefstal met braak Dirk van den Broek 16 juni 2017)
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als bestuurder van Nissan Qashqai betrokken was bij de poging tot diefstal met braak en overweegt hiertoe als volgt.
Op de camerabeelden van de Dirk van den Broek is te zien dat de bestuurder van de Nissan Qashqai een donkerkleurige trainingsbroek voorzien van rode strepen over de lengte aan de zijkant draagt. Verder draagt deze persoon een donkerkleurige jas waarvan de bovenzijde en de mouwen blauw van kleur zijn en is een grijskleurige capuchon zichtbaar. Deze kledingstukken vertonen een grote gelijkenis met de kleding die verdachte tijdens zijn aanhouding (in verband met de andere zaak) op 2 juli 2017 heeft gedragen. Zo is de donkere trainingsbroek van verdachte ook voorzien van rode strepen aan de zijkant en is zijn vest voorzien van een lichtkleurige capuchon. Bovendien werd op 2 juli 2017 nabij de plaats van aanhouding in de bosjes waaruit verdachte tevoorschijn kwam een zwarte jas met blauwe bovenzijde en blauwe mouwen aangetroffen. Van de bemonstering van deze jas is een DNA-profiel verkregen dat is vergeleken met DNA-profielen uit de Nederlandse DNA-databank. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte deze jas heeft gedragen.
Daarnaast blijkt uit de historische verkeersgegevens dat de telefoon van verdachte op 16 juni 2017 tussen 4:15 en 4:34 uur, dus vlak vóór- en nadat de poging tot diefstal rond 4:24 uur plaatsvond, een zendmast aanstraalt in de directe omgeving van de Dirk van den Broek . In zijn algemeenheid kan er van worden uitgegaan dat een telefoon niet door een ander dan de eigenaar bij zich wordt gedragen. De rechtbank heeft in het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden die maken dat in dit geval behoort te worden getwijfeld of verdachte degene is geweest die zijn telefoon voorhanden had. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte op die momenten in de directe omgeving van de Dirk van den Broek was. Verdachte heeft voor deze aanwezigheid geen verklaring gegeven.
Gelet op deze grote gelijkenis tussen de door de bestuurder gedragen opvallende combinatie van kledingstukken en de door verdachte gedragen combinatie van kledingstukken, in samenhang met de aanwezigheid van verdachte ten tijde van het delict in de directe omgeving van de plaats delict, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bestuurder van de betreffende auto was.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden aangemerkt als medepleger. Verdachte vervoerde in de Nissan Qasqhai de gereedschappen die zijn gebruikt bij de inbraak. Terwijl de mededaders de winkel binnengaan, wacht verdachte in de auto op de rijbaan voor de winkel. Op de camerabeelden is verder te zien dat verdachte op enig moment uit de auto stapt, richting zijn mededaders in de supermarkt loopt en weer terug naar de auto loopt. Hij positioneert de auto goed door een stukje achteruit te rijden. De medeverdachten leggen uiteindelijk de gereedschappen terug in de auto. Verdachte rijdt weg en de mededaders rennen weg in tegengestelde richting van de auto. Verdachte heeft, naast het aan- en afvoeren van de inbrekerswerktuigen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, op de uitkijk gestaan, en getracht de opsporing te bemoeilijken door met de inbrekerswerktuigen in een andere richting te rijden dan de richting waar zijn medeverdachten heenrenden. De rechtbank ziet hierin aanwijzingen voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder deze omstandigheden niet relevant wie de ten laste gelegde feitelijke handelingen (het slaan met een moker op de toegangsdeur, het schoppen en trappen tegen de toegangsdeur en het uitoefenen van geweld op het rolluik) heeft gepleegd. Het voorgaande levert een totaalbeeld op van een samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Allen hebben een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het onder feit 2 ten laste gelegde delict.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal door middel van braak, in vereniging met anderen.
Ten aanzien van feit 1 (ramkraak Pearle opticien 2 juli 2017)
Verdachte is ’s nachts rond 05:00 uur, kort na de melding van de ramkraak, aangehouden in de buurt van de achtergelaten Nissan Qashqai die voor de ramkraak is gebruikt. Verdachte kwam volgens verbalisanten uit de bosjes gerend en vertelde dat hij aan het hardlopen was. In de bosjes troffen verbalisanten vervolgens een jas aan, waar DNA van verdachte op bleek te zitten. De telefoon van verdachte heeft tussen 4:28 uur en 4:37 uur een zendmast nabij de Pearle opticien aangestraald.
Het voorgaande brengt een behoorlijke verdenking van betrokkenheid bij de ramkraak van verdachte met zich, maar is volgens de rechtbank nog niet voldoende om bewezen te verklaren dat verdachte die ramkraak heeft gepleegd. De rechtbank is echter van oordeel dat met behulp van schakelbewijs wél voldoende bewijs voorhanden is. De rechtbank licht dat hieronder toe.
Als de feitelijke gang van zaken ten aanzien van twee aparte strafbare feiten heel erg op elkaar lijkt, kan de betrokkenheid van een verdachte bij het ene feit worden gebruikt als bewijs voor het andere feit. Dit wordt schakelbewijs genoemd. Hiervoor is vereist dat er belangrijke overeenkomsten zijn op essentiële punten. In dat geval maakt de gelijke modus operandi (de handelwijze) het zeer waarschijnlijk dat het ene feit (in dit geval feit 1) op eenzelfde manier heeft plaatsgevonden als het andere feit (in dit geval feit 2).
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de feitelijke gang van zaken ten aanzien van feit 1 en feit 2 dusdanig met elkaar overeenstemt, dat het bewijs dat verdachte één van de daders is van feit 1 mede volgt uit het bewijs voor feit 2. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. In beide gevallen is gebruik gemaakt van dezelfde Nissan Qashqai en in beide gevallen is er een link te leggen met een trainingsbroek met rode strepen en een donkere jas met blauwe accenten. Daarnaast is er in beide gevallen sprake van (mimimaal) drie daders, waarbij twee daders zich niet door middel van de Nissan Qasqhai verplaatsen. Ook wordt er in beide gevallen grof geweld gebruikt om binnen te komen. Tot slot zijn de plaatsen delict dicht bij elkaar gelegen, hebben de inbraken tussen 4 uur en 5 uur ’s ochtends plaatsgevonden, en hebben de inbraken in een tijdsbestek van ongeveer twee weken plaatsgevonden.
Nu de kenmerken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zoveel overeenkomsten vertonen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak door met een auto op de pui van de winkel in te rijden.
Ten aanzien van feit 3 (diefstal auto)
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en de verdediging, ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een auto in vereniging met anderen en overweegt hiertoe als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie kan het aantreffen van een persoon in het bezit van een gestolen goed, betrekkelijk korte tijd nadat dit goed is gestolen, terwijl een aannemelijke verklaring daarvoor ontbreekt, leiden tot wettig en overtuigend bewijs dat deze persoon zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van dat goed. Verdachte en zijn medeverdachten hebben op 16 juni 2017 omstreeks 4:25 uur een gestolen auto gebruikt voor het plegen van een poging tot inbraak in een supermarkt. Uit het dossier blijkt dat, ondanks dat het exacte tijdstip van de diefstal van de auto aan de [straatnaam] te [plaats] niet kan worden vastgesteld, de poging tot inbraak binnen een redelijk korte termijn na de diefstal van de auto heeft plaatsgevonden. De auto was immers op 15 juni 2017 omstreeks 23:30 uur door de aangever geparkeerd. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de auto nog geen vijf uur later gebruikt bij de poging tot inbraak bij de Dirk van den Broek . Verdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven. De rechtbank acht gelet op het zeer korte tijdbestek tussen de diefstal van de auto en het moment van de poging tot inbraak, het ontbreken van een aannemelijke verklaring van verdachte voor het voorhanden hebben van die auto en de uitvoerige mate van samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal samen met zijn medeverdachten heeft gepleegd.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 2 juli 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een filiaal van Pearle opticiens (vestiging: [vestiging] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid (ongeveer 65), merk zonnebrillen, toebehorend aan Pearle opticiens (vestiging: [vestiging] ), waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd filiaal hebben verschaft door middel van braak op de voorpui van voornoemd filiaal, immers zijn hij, verdachte, en zijn mededaders meermalen met een auto op voornoemde voorpui ingereden;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 16 juni 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een filiaal van supermarkt Dirk van den Broek (vestiging [vestiging] ) weg te nemen sigaretten, toebehorend aan voornoemde supermarkt en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en die weg te nemen sigaretten onder hun bereik te brengen door middel van braak op een toegangsdeur en een rolluik van voornoemd filiaal, opzettelijk met zijn mededaders, naar voornoemde supermarkt is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders:
- meermalen met een moker, op voornoemde deur hebben geslagen en
- meermalen tegen voornoemde deur hebben getrapt en geschopt ten gevolge waarvan een gat is ontstaan in de toegangsdeur van voornoemd filiaal en
- meermalen geweld hebben uitgeoefend op een rolluik in voornoemd filiaal;
ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
op of omstreeks 16 juni 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Nissan Qashqai, kenteken [kenteken] ), toebehorend aan [naam 1] en/of [naam 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.