4.2.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 9 november 2017 aangeefster bij haar keel heeft gepakt en geknepen, aan haar haren heeft getrokken en in haar borst heeft geknepen. Zij komt hiertoe op basis van de verklaring van aangeefster, de –getuigenverklaringen van de overige in de garage aanwezige personen, de omschreven camerabeelden en de verklaring van verdachte zelf ter terechtzitting .
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld met welke kracht verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en uit de omschreven camerabeelden volgt dat dit in ieder geval van geringe duur is geweest. De rechtbank is daarom, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat het handelen van verdachte zou kunnen leiden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Hieruit volgt dat de onder 1 ten laste gelegde poging zware mishandeling niet bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij aangeefster niet in haar borst heeft geknepen en niet aan het haar van aangeefster heeft getrokken, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaring van aangeefster wordt op deze specifieke punten immers ondersteund door de verklaringen van twee, onafhankelijke, getuigen.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar de bewuste dag heeft opgewacht bij haar werk en dat hij heeft geprobeerd haar met geweld in zijn auto te trekken. Hij heeft haar aan haar haren getrokken en haar meermalen geslagen op haar kaak met gebalde vuist. Daarnaast heeft hij haar bij haar keel gepakt en haar keel dichtgeknepen, aldus steeds aangeefster.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster, op haar verzoek , heeft opgewacht bij haar werk om haar naar huis te brengen. Hij is uiteindelijk weggegaan omdat er een woordenwisseling was ontstaan. Hij ontkent dat hij enig geweld heeft gebruikt.
De rechtbank gaat grotendeels uit van de lezing van aangeefster, nu deze wordt ondersteund door de bevindingen van de politie ter plaatse. Zij troffen aangeefster aan met een pluk haar in haar hand en zagen dat er een aantal knopen van haar jas miste. Zij zijn daarop met haar naar de plaats van de vermeende mishandeling gelopen en troffen daar de ontbrekende knopen op straat aan. Daarbij zagen zij een blauwe verkleuring in de nek van aangeefster, waarvan het dossier een foto bevat.
Nu niet duidelijk is met welke kracht verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en voor welke tijdsduur hij dit heeft gedaan, kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat het handelen van verdachte zou kunnen leiden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 1 ten laste gelegde poging zware mishandeling.
De bevindingen van de politie en de verklaring van aangeefster in onderlinge samenhang bezien, zijn naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende om tot een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde mishandeling te komen. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het slaan op de kaak van aangeefster, nu daar geen aanvullend bewijs voor is en het voor de hand had gelegen als de politie daarvan ook letsel zou hebben waargenomen bij aangeefster.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het dossier ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal op 23 november 2017 onvoldoende bewijs bevat.
Er is enkel de verklaring van aangeefster dat verdachte haar telefoon in zijn auto heeft gegooid en een telecomanalyse. Uit voornoemde telecomanalyse kan slechts worden afgeleid dat het - door aangeefster gebruikte - telefoonnummer na 23 november 2017 vanaf een bepaald tijdstip geen contact meer heeft gelegd met andere nummers. Op basis hiervan en de verklaring van aangeefster kan de rechtbank met onvoldoende zekerheid vaststellen dat haar mobiel door verdachte is weggenomen en mocht dit al zo zijn, dat verdachte daarbij het oogmerk heeft gehad zich de mobiele telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Het was immers de bedoeling van verdachte dat aangeefster bij hem in de auto zou stappen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar op 9 en 10 oktober 2017 heeft opgewacht bij haar verblijfadres in de flat [naam flat] en haar vervolgens heeft mishandeld. Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij op 9 en op 10 oktober naar aangeefster is gegaan, maar hij ontkent haar te hebben mishandeld.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling op 9 oktober 2017 staat vast dat verdachte in het flatgebouw [naam flat] is geweest, dit volgt ook uit de camerabeelden die zijn gemaakt in de flat. Aangeefster heeft op 9 oktober niets aan de politie gemeld, zij “heeft het gelaten” zoals zij zegt. De letselverklaring van de GGD arts (blz. 26) ziet blijkens de daarin genoteerde toedracht alleen op 10 oktober. Nu het dossier verder enkel de verklaring van aangeefster bevat ten aanzien van de ten laste gelegde gewelddadige handelingen op 9 oktober, is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van een mishandeling op die datum. Schakelbewijs acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, in een geval als dit niet bruikbaar.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling op 10 oktober 2017 heeft aangeefster verklaard dat zij door verdachte werd opgewacht, waarop verdachte haar vervolgens, onder meer, aan haar haren heeft getrokken, haar keel heeft dichtgeknepen, haar op haar (achter)hoofd heeft geslagen en haar in haar gezicht heeft geknepen. Daarna moest zij in zijn busje en heeft hij haar afgezet bij station Diemen-Zuid. Hij is haar vervolgens nog achterna gelopen, maar toen hij doorkreeg dat zij 112 belde is hij snel weggelopen. Deze verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de bevindingen die zijn gedaan op basis van de camerabeelden van station Diemen-Zuid en het bij aangeefster aangetroffen letsel. Op de voornoemde camerabeelden is te zien dat aangeefster met de roltrap naar boven gaat en dat zij meerdere keren achterom kijkt. Vervolgens is verdachte te zien en verdwijnen zij uit beeld. Enkele minuten daarna is te zien dat verdachte de trap af komt lopen, de poortjes met geweld opent en versneld het station uit loopt. Voorts volgt uit de waarnemingen van de politie en de op 10 oktober 2018 opgemaakte letselverklaring dat aangeefster schaafplekken op en een zwelling in haar gezicht heeft, een buil op haar achterhoofd en een kapotte en opgezwollen lip. Deze verwondingen zijn volgens de GGD- arts vers en zij passen bij een deel van de door aangeefster omschreven en ten laste gelegde geweldshandelingen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en dat hij aan haar haren heeft getrokken. Verdachte wordt van deze handelingen dan ook vrijgesproken. De overige geweldshandelingen acht de rechtbank wel bewezen.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte van de onder 4 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 4 ten laste gelegde mishandeling op 9 oktober 2018 wordt vrijgesproken.
Aan verdachte is tot slot ten laste gelegd dat hij aangeefster heeft belaagd, zij heeft daartoe ook een klacht ingediend, zoals de wet vereist. De vraag of er sprake is van belaging hangt af van de aard van de belaging, de duur, de frequentie, de intensiteit van de gedragingen, van de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en aan de invloed van al deze factoren op het persoonlijk leven en persoonlijke vrijheid van aangeefster.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen en haar eerdere overwegingen vast dat verdachte in een periode van ongeveer twee maanden (in oktober en november 2017) aangeefster diverse malen direct heeft benaderd. Hij heeft haar viermaal opgewacht. Hij heeft dit zowel bij haar werkplek als bij haar verblijfadressen gedaan. Daarbij heeft hij haar in ieder geval driemaal mishandeld en enorm angstig gemaakt. Daarnaast heeft hij haar meerdere WhatsApp berichten gestuurd waarin hij haar, onder meer, kankerhoer noemt, haar zegt dat ze haar werk niet redt de volgende dag en dat hij weet dat ze hem bedriegt. Ook heeft verdachte in een korte periode in oktober veelvuldig (tientallen keren per dag, met een uitschieter van 156 keer op 7 oktober 2017) naar aangeefster gebeld.
Hoewel de duur van dit handelen, nog geen twee maanden, betrekkelijk kort was, en er niet dagelijks contact was , is er naar het oordeel van de rechtbank met name door het meermalen opwachten en met geweld -willen- meevoeren van aangeefster sprake van een dermate indringende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk. Verdachte heeft immers door voornoemde gedragingen (fysieke) schade aangericht bij aangeefster en haar grote angst aangejaagd. Dit volgt uit haar aangiftes, de bevindingen van de politie ter plaatse, inhoudende dat aangeefster zeer angstig overkwam, alsmede haar slachtofferverklaring. Het handelen van verdachte heeft zeer grote impact op het dagelijkse leven van aangeefster gehad, zij durfde zich niet meer vrij te bewegen.
Voor de in het kader van belaging vereiste stelstelmatigheid is niet vereist dat er meerdere keren op een dag contact is geweest, zoals de verdediging stelt. Het gaat om het totaalbeeld van de verschillende gedragingen. In dit geval maken deze gedragingen een dermate indringende inbreuk op de levenssfeer van verdachte dat deze tezamen in onderlinge samenhang bezien de verlangde stelselmatigheid opleveren. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank volgt de raadsman ook niet in zijn stelling dat er geen sprake is geweest van belaging, omdat er ook contact is geweest tussen verdachte en aangeefster met haar instemming en op haar initiatief. Mocht dit al het geval zijn, dan staat naar het oordeel van de rechtbank alsnog buiten kijf dat zij in ieder geval in de periode van begin oktober tot en met eind november het contact niet op prijs stelde en dat dit grote angst bij haar veroorzaakte. Zij heeft in deze periode immers meermalen aangifte gedaan tegen verdachte, omdat hij haar lastigviel en zelfs mishandelde. Daarnaast volgt ook uit de WhatsApp berichten dat zij het contact niet prettig vond. Dit kan verdachte redelijkerwijs niet anders geïnterpreteerd hebben.
De rechtbank acht het onder 5 ten laste feit dan ook bewezen.