ECLI:NL:RBAMS:2018:1827

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
13/684512-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en belaging van zijn ex-vriendin met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 27 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling en belaging van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 9 en 23 november 2017, zijn ex-vriendin heeft mishandeld door haar bij de keel vast te pakken, haar te slaan en haar te belagen. De verdachte heeft ook geprobeerd haar telefoon te stelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt, maar sprak de verdachte vrij van enkele beschuldigingen wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan mishandeling en belaging, en legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van 500 euro aan de aangeefster te betalen. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die een lichte verstandelijke beperking en een depressieve stoornis heeft, en besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf om hem te helpen bij zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684512-17
Datum uitspraak: 27 maart 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr.
F.C. van Dijk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G. Palanciyan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 09 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of meermalen, althans eenmaal, de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, althans (meermalen) zodanig de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden dat voornoemde [slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval verstikkend geweld op de keel en/of hals van
voornoemde [slachtoffer] heeft uitgeoefend;
en/of
hij op of omstreeks 09 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn
(ex-)vriendin [slachtoffer] heeft mishandeld door - meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel en/of hals vast te pakken en/of vast te houden en/of meermalen, althans eenmaal, de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, althans (meermalen) zodanig de keel en/of hals vast te pakken en/of vast te houden dat voornoemde [slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval verstikkend
geweld op de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] uit te oefenen en/of
- eenmaal of meermalen aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken en/of te
rukken en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) in de borst van voornoemde [slachtoffer] te
knijpen;
2. hij op of omstreeks 23 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of meermalen, althans eenmaal, de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, althans (meermalen) zodanig de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden dat voornoemde [slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval verstikkend geweld op de keel en/of hals van
voornoemde [slachtoffer] heeft uitgeoefend en/of eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt;
en/of
hij op of omstreeks 23 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn
(ex-)vriendin [slachtoffer] heeft mishandeld door - meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel en/of hals heeft vast te pakken en/of vast te houden en/of meermalen, althans eenmaal, de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, althans
- ( meermalen) zodanig de keel en/of hals vast te pakken en/of vast te houden
dat voornoemde [slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval verstikkend
geweld op de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] uit te oefenen en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht en/of met gebalde vuist) op/tegen het
gezicht van voornoemde [slachtoffer] te stompen en/of te slaan en/of
- eenmaal of meermalen aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken en/of te
rukken;
3. hij op of omstreeks 23 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Apple iPhone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4. hij op of omstreeks 10 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of meermalen, althans eenmaal, de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, althans (meermalen) zodanig de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of vasteghouden dat voornoemde [slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval verstikkend geweld op de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] heeft uitgeoefend;
en/of
hij op of omstreeks 09 oktober 2017 en/of op of omstreeks 10 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn (ex-)vriendin, [slachtoffer] , heeft mishandeld door eenmaal of meermalen (met kracht en/of met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of door aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken en/of te rukken en/of door eenmaal of meermalen
(met kracht) in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te knijpen;
5. hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot en met 23 november 2017 te Amsterdam en/of te Alphen aan den Rijn en/of te Almere, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] veelvuldig te bellen en/of berichten te sturen en/of zich op te houden in de directe nabijheid van voornoemde [slachtoffer] en/of voornoemde [slachtoffer] op te wachten nabij de verblijfplaats en/of nabij het werk van voornoemde [slachtoffer] met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Verdachte wordt ervan beschuldigd zijn ex-vriendin [slachtoffer] (hierna: aangeefster) op verschillende dagen te hebben opgewacht bij haar werk en woning om haar vervolgens fysiek aan te vallen, op een zodanige manier dat het telkens een poging zou zijn haar zwaar letsel toe te brengen en/of een mishandeling. Daarnaast wordt hem verweten haar te hebben belaagd gedurende een bepaalde periode en haar telefoon te hebben gestolen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat al de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden, ook hetgeen alternatief cumulatief ten laste is gelegd onder feiten 1, 2 en 4. Daarbij zou er sprake zijn van een voortgezette handeling. De feiten 2 en 4 kunnen bewezen worden door mede de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring van feit 1 als schakelbewijs te gebruiken, omdat er een patroon in de modus operandi aanwezig is. Ten aanzien van de ten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling heeft de officier van justitie aangevoerd dat het met kracht dichtknijpen van de keel van een ander het voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel bij die ander impliceert. Tot slot kan op basis van de verklaring van aangeefster in samenhang met de telecomanalyse van het nummer van aangeefster, uitgevoerd door de politie, worden vastgesteld dat verdachte de telefoon van aangeefster heeft gestolen, aldus de officier van justitie.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat het (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel bij verdachte niet kan worden vastgesteld, zodat vrijspraak moet volgen van de ten laste gelegde poging zware mishandeling. De raadsman refereert zich ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling . Ten aanzien van de overige feiten heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 9 november 2017 aangeefster bij haar keel heeft gepakt en geknepen, aan haar haren heeft getrokken en in haar borst heeft geknepen. Zij komt hiertoe op basis van de verklaring van aangeefster, de –getuigenverklaringen van de overige in de garage aanwezige personen, de omschreven camerabeelden en de verklaring van verdachte zelf ter terechtzitting .
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld met welke kracht verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en uit de omschreven camerabeelden volgt dat dit in ieder geval van geringe duur is geweest. De rechtbank is daarom, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat het handelen van verdachte zou kunnen leiden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Hieruit volgt dat de onder 1 ten laste gelegde poging zware mishandeling niet bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij aangeefster niet in haar borst heeft geknepen en niet aan het haar van aangeefster heeft getrokken, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaring van aangeefster wordt op deze specifieke punten immers ondersteund door de verklaringen van twee, onafhankelijke, getuigen.
Feit 2
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar de bewuste dag heeft opgewacht bij haar werk en dat hij heeft geprobeerd haar met geweld in zijn auto te trekken. Hij heeft haar aan haar haren getrokken en haar meermalen geslagen op haar kaak met gebalde vuist. Daarnaast heeft hij haar bij haar keel gepakt en haar keel dichtgeknepen, aldus steeds aangeefster.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster, op haar verzoek , heeft opgewacht bij haar werk om haar naar huis te brengen. Hij is uiteindelijk weggegaan omdat er een woordenwisseling was ontstaan. Hij ontkent dat hij enig geweld heeft gebruikt.
De rechtbank gaat grotendeels uit van de lezing van aangeefster, nu deze wordt ondersteund door de bevindingen van de politie ter plaatse. Zij troffen aangeefster aan met een pluk haar in haar hand en zagen dat er een aantal knopen van haar jas miste. Zij zijn daarop met haar naar de plaats van de vermeende mishandeling gelopen en troffen daar de ontbrekende knopen op straat aan. Daarbij zagen zij een blauwe verkleuring in de nek van aangeefster, waarvan het dossier een foto bevat.
Nu niet duidelijk is met welke kracht verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en voor welke tijdsduur hij dit heeft gedaan, kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat het handelen van verdachte zou kunnen leiden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 1 ten laste gelegde poging zware mishandeling.
De bevindingen van de politie en de verklaring van aangeefster in onderlinge samenhang bezien, zijn naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende om tot een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde mishandeling te komen. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het slaan op de kaak van aangeefster, nu daar geen aanvullend bewijs voor is en het voor de hand had gelegen als de politie daarvan ook letsel zou hebben waargenomen bij aangeefster.
Feit 3
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het dossier ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal op 23 november 2017 onvoldoende bewijs bevat.
Er is enkel de verklaring van aangeefster dat verdachte haar telefoon in zijn auto heeft gegooid en een telecomanalyse. Uit voornoemde telecomanalyse kan slechts worden afgeleid dat het - door aangeefster gebruikte - telefoonnummer na 23 november 2017 vanaf een bepaald tijdstip geen contact meer heeft gelegd met andere nummers. Op basis hiervan en de verklaring van aangeefster kan de rechtbank met onvoldoende zekerheid vaststellen dat haar mobiel door verdachte is weggenomen en mocht dit al zo zijn, dat verdachte daarbij het oogmerk heeft gehad zich de mobiele telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Het was immers de bedoeling van verdachte dat aangeefster bij hem in de auto zou stappen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Feit 4
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar op 9 en 10 oktober 2017 heeft opgewacht bij haar verblijfadres in de flat [naam flat] en haar vervolgens heeft mishandeld. Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij op 9 en op 10 oktober naar aangeefster is gegaan, maar hij ontkent haar te hebben mishandeld.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling op 9 oktober 2017 staat vast dat verdachte in het flatgebouw [naam flat] is geweest, dit volgt ook uit de camerabeelden die zijn gemaakt in de flat. Aangeefster heeft op 9 oktober niets aan de politie gemeld, zij “heeft het gelaten” zoals zij zegt. De letselverklaring van de GGD arts (blz. 26) ziet blijkens de daarin genoteerde toedracht alleen op 10 oktober. Nu het dossier verder enkel de verklaring van aangeefster bevat ten aanzien van de ten laste gelegde gewelddadige handelingen op 9 oktober, is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van een mishandeling op die datum. Schakelbewijs acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, in een geval als dit niet bruikbaar.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling op 10 oktober 2017 heeft aangeefster verklaard dat zij door verdachte werd opgewacht, waarop verdachte haar vervolgens, onder meer, aan haar haren heeft getrokken, haar keel heeft dichtgeknepen, haar op haar (achter)hoofd heeft geslagen en haar in haar gezicht heeft geknepen. Daarna moest zij in zijn busje en heeft hij haar afgezet bij station Diemen-Zuid. Hij is haar vervolgens nog achterna gelopen, maar toen hij doorkreeg dat zij 112 belde is hij snel weggelopen. Deze verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de bevindingen die zijn gedaan op basis van de camerabeelden van station Diemen-Zuid en het bij aangeefster aangetroffen letsel. Op de voornoemde camerabeelden is te zien dat aangeefster met de roltrap naar boven gaat en dat zij meerdere keren achterom kijkt. Vervolgens is verdachte te zien en verdwijnen zij uit beeld. Enkele minuten daarna is te zien dat verdachte de trap af komt lopen, de poortjes met geweld opent en versneld het station uit loopt. Voorts volgt uit de waarnemingen van de politie en de op 10 oktober 2018 opgemaakte letselverklaring dat aangeefster schaafplekken op en een zwelling in haar gezicht heeft, een buil op haar achterhoofd en een kapotte en opgezwollen lip. Deze verwondingen zijn volgens de GGD- arts vers en zij passen bij een deel van de door aangeefster omschreven en ten laste gelegde geweldshandelingen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en dat hij aan haar haren heeft getrokken. Verdachte wordt van deze handelingen dan ook vrijgesproken. De overige geweldshandelingen acht de rechtbank wel bewezen.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte van de onder 4 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 4 ten laste gelegde mishandeling op 9 oktober 2018 wordt vrijgesproken.
Feit 5
Aan verdachte is tot slot ten laste gelegd dat hij aangeefster heeft belaagd, zij heeft daartoe ook een klacht ingediend, zoals de wet vereist. De vraag of er sprake is van belaging hangt af van de aard van de belaging, de duur, de frequentie, de intensiteit van de gedragingen, van de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en aan de invloed van al deze factoren op het persoonlijk leven en persoonlijke vrijheid van aangeefster.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen en haar eerdere overwegingen vast dat verdachte in een periode van ongeveer twee maanden (in oktober en november 2017) aangeefster diverse malen direct heeft benaderd. Hij heeft haar viermaal opgewacht. Hij heeft dit zowel bij haar werkplek als bij haar verblijfadressen gedaan. Daarbij heeft hij haar in ieder geval driemaal mishandeld en enorm angstig gemaakt. Daarnaast heeft hij haar meerdere WhatsApp berichten gestuurd waarin hij haar, onder meer, kankerhoer noemt, haar zegt dat ze haar werk niet redt de volgende dag en dat hij weet dat ze hem bedriegt. Ook heeft verdachte in een korte periode in oktober veelvuldig (tientallen keren per dag, met een uitschieter van 156 keer op 7 oktober 2017) naar aangeefster gebeld.
Hoewel de duur van dit handelen, nog geen twee maanden, betrekkelijk kort was, en er niet dagelijks contact was , is er naar het oordeel van de rechtbank met name door het meermalen opwachten en met geweld -willen- meevoeren van aangeefster sprake van een dermate indringende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk. Verdachte heeft immers door voornoemde gedragingen (fysieke) schade aangericht bij aangeefster en haar grote angst aangejaagd. Dit volgt uit haar aangiftes, de bevindingen van de politie ter plaatse, inhoudende dat aangeefster zeer angstig overkwam, alsmede haar slachtofferverklaring. Het handelen van verdachte heeft zeer grote impact op het dagelijkse leven van aangeefster gehad, zij durfde zich niet meer vrij te bewegen.
Voor de in het kader van belaging vereiste stelstelmatigheid is niet vereist dat er meerdere keren op een dag contact is geweest, zoals de verdediging stelt. Het gaat om het totaalbeeld van de verschillende gedragingen. In dit geval maken deze gedragingen een dermate indringende inbreuk op de levenssfeer van verdachte dat deze tezamen in onderlinge samenhang bezien de verlangde stelselmatigheid opleveren. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank volgt de raadsman ook niet in zijn stelling dat er geen sprake is geweest van belaging, omdat er ook contact is geweest tussen verdachte en aangeefster met haar instemming en op haar initiatief. Mocht dit al het geval zijn, dan staat naar het oordeel van de rechtbank alsnog buiten kijf dat zij in ieder geval in de periode van begin oktober tot en met eind november het contact niet op prijs stelde en dat dit grote angst bij haar veroorzaakte. Zij heeft in deze periode immers meermalen aangifte gedaan tegen verdachte, omdat hij haar lastigviel en zelfs mishandelde. Daarnaast volgt ook uit de WhatsApp berichten dat zij het contact niet prettig vond. Dit kan verdachte redelijkerwijs niet anders geïnterpreteerd hebben.
De rechtbank acht het onder 5 ten laste feit dan ook bewezen.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 09 november 2017 te Amsterdam, zijn (ex-)vriendin [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen, voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel vast te pakken en vast te houden en de keel dicht te knijpen en
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken en
- in de borst van voornoemde [slachtoffer] te knijpen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
hij op of omstreeks 23 november 2017 te Amsterdam, zijn (ex -)vriendin [slachtoffer] heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel vast te pakken en dicht te knijpen en
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
op 10 oktober 2017 te Amsterdam, zijn (ex-)vriendin, [slachtoffer] , heeft mishandeld door tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en door (met kracht) in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te knijpen;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
hij in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 23 november 2017 te Amsterdam en te Almere, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] veelvuldig te bellen en berichten te sturen en voornoemde [slachtoffer] op te wachten nabij de verblijfplaats en nabij het werk van voornoemde [slachtoffer] met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen;

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en voorgaande overwegingen. Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft verzocht daarbij de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen. Daarnaast heeft hij gevorderd dat aan verdachte een contact- en locatieverbod wordt opgelegd en dat hij bij overtreding van een van deze verboden telkens twee weken in hechtenis wordt genomen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank verdachte niet vrijspreekt, verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen welke langer is dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft hij verzocht om het overige gedeelte gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in een betrekkelijk korte periode aangeefster drie keer mishandeld. Daarnaast heeft hij haar, onder meer hierdoor, maar ook door haar veelvuldig te bellen en haar vervelende berichten te sturen, stelselmatig lastiggevallen. Aangeefster heeft veel last en angst ondervonden van deze ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit. Verdachte heeft laten zien geen oog te hebben voor de persoon en de belangen van het slachtoffer, nu hij aangeefster telkens heeft opgewacht, haar meerdere vervelende berichten heeft gestuurd en haar bovendien heeft mishandeld. Ten overstaan van de politie en ook ter terechtzitting neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en wuift deze weg door aangeefster als schuldige aan te wijzen. De rechtbank acht daarbij tekenend dat verdachte ten aanzien van feit 1 ter terechtzitting heeft verklaard dat het allemaal wel meeviel en dat hij haar niet “echt” heeft mishandeld, terwijl hij wel erkende dat hij haar bij haar keel had vastgepakt en haar mobiel had weggegooid. Hij bestempelde deze gedragingen als kleinigheden die er niet “echt” toe doen. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Hoe ingrijpend de gevolgen van deze feiten zijn geweest, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op de door de aangeefster ingediende vordering van de benadeelde partij. Het handelen van verdachte is intimiderend geweest en heeft bij aangeefster langdurige gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de over verdachte meest recent uitgebracht rapportages te weten:
- het psychologisch Pro Justitia Rapport, gedateerd 13 februari 2018, opgesteld door D.J. Burck, GZ-psycholoog; en
- het over verdachte uitgebrachte aanvullende reclasseringsadvies, gedateerd 11 maart 2018, opgesteld door N. Boogaard, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Uit het psychologische rapport volgt dat verdachte een lichte verstandelijke beperking heeft en dat hij ook lijdt aan een persisterende depressieve stoornis. Aangenomen mag worden dat van deze gebrekkige ontwikkeling ook sprake was ten tijde van het ten laste gelegde. De depressieve stoornis is ontstaan na het overlijden van zijn broer. Aangenomen mag worden dat het vermogen van verdachte om de situatie (de rechtbank begrijpt de situatie tussen hem en aangeefster) en handelingsalternatieven te overzien als gevolg van de lichte verstandelijke beperking in combinatie met de persisterende depressieve stoornis zodanig beperkt is geweest dat dit aanleiding geeft om verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Verdachte staat open voor hulp. Deze hulp zou kunnen bestaan uit ambulante behandeling op laag-intensieve basis voor de duur van één tot twee jaar. Het is daarbij van belang dat het volgen van de behandeling in de praktijk geen obstakel wordt voor werkhervatting. Daarnaast wordt een contactverbod met aangeefster geadviseerd.
Het reclasseringsadvies ligt in lijn met het voornoemde rapport en daarin wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en contactverbod.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is, maar dat er in de voornoemde omstandigheden aanleiding is om daarvan een gedeelte voorwaardelijk op te leggen. Dit om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en om zijn behandeling en begeleiding zeker te stellen. De rechtbank zal hem daarom tevens de door de reclassering gevorderde bijzondere voorwaarden opleggen, met uitzondering van het contact- en locatieverbod, aangezien dit verbod aan verdachte in het kader van de maatregel van artikel 38v Sr opgelegd zal worden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens aangeefster en het in belang van zijn eigen behandeling is, zal deze maatregel, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, mede gelet op de partiële vrijspraak, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting deels af te wijken van de eis van de officier van justitie, in die zin dat aan verdachte een kortere gevangenisstraf wordt opgelegd, te weten vijf maanden gevangenisstraf waarvan twee maanden voorwaardelijk.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreekse schade heeft geleden.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een bedrag ter hoogte van € 648,- aan materiële schadevergoeding gevorderd en een bedrag ter hoogte van € 650,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu de rechtbank de onder 3 ten laste gelegde diefstal van de telefoon van de benadeelde partij niet bewezen acht, wijst zij de vordering, voor zover zij ziet op de kosten voor de telefoon, te weten € 648,-, af.
Uit de vordering van de benadeelde partij komt naar voren dat zij als gevolg van het gepleegde feit erg angstig is geworden en kampt met slaapproblemen. Het komt de rechtbank dan ook redelijk voor dat verdachte een bedrag aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen. De rechtbank schat de immateriële schade gelet op haar bewezenverklaring, op € 500,- euro. De vordering zal op dit punt tot dat bedrag worden toegewezen, met de wettelijke rente. Voor het overige deel wordt de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, het onder 2 eerste cumulatief/alternatief, het onder 3 en het onder 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, onder 2 cumulatief/alternatief, het onder 4 tweede cumulatief/alternatief en het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op
ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde:
mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
belaging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen een week na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht, en zich daarna gedurende de proeftijd blijft melden zolang en zo frequent als de reclassering nodig acht;
2. zich gedurende zijn proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, op de tijden en plaatsen als door of namens die behandelaar/instelling.
Daarbij moet rekening gehouden worden dat er ruimte blijft voor werkhervatting;
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaar
1. zich
nietzal
ophoudenbinnen een straal van 100 (honderd) meter van de navolgende adressen: [adres 1] , [adres 2] en A. [adres 3] en;
2.
op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting om te voldoen aan de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] , beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , toe tot een bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro)bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen de som van
€ 500,- (vijfhonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en D.W. van Putten- de Waard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bouwman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 maart 2018.