Op 27 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Algerije, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met braak uit een oliebollenkraam op 27 november 2017 te Amsterdam. De officier van justitie, mr. P.J. Borst, vorderde een strafmaatregel van twee jaar ISD (Inrichting voor Stelselmatige Daders). Tijdens de zitting werd het bewijs besproken, waaronder de aangifte van de eigenaar van de oliebollenkraam en verklaringen van getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal met braak, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en concludeerde dat het uiterst onaannemelijk was dat iemand anders de inbraak had gepleegd.
De rechtbank legde de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, omdat de verdachte een veelpleger was en er een hoog recidiverisico bestond. De rechtbank baseerde haar beslissing op het reclasseringsadvies, dat aangaf dat de verdachte in een vicieuze cirkel zat van detentie en delicten, en dat er geen alternatieven voor de ISD-maatregel waren. De rechtbank benadrukte dat de ISD-maatregel niet alleen diende ter beveiliging van de maatschappij, maar ook om de verdachte te helpen bij een terugkeer naar zijn geboorteland. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. S.C. van Klaveren. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.