ECLI:NL:RBAMS:2018:1697

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
23 maart 2018
Zaaknummer
13/689276-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid bij diefstal van kratten

Op 13 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan diefstal van (statiegeld)kratten. De zaak kwam ter terechtzitting op 27 februari 2018, waar de officier van justitie, mr. P.J. Borst, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het samen met anderen wegnemen van kratten in Breukelen en Yerseke. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had deelgenomen aan de diefstal en dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, zowel van het medeplegen als van de medeplichtigheid aan de diefstal. De benadeelde partij, een bedrijf dat schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf af, omdat de verdachte zich niet schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/689276-16
Datum uitspraak: 13 maart 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende aan de [adres] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.J. Borst, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Bogaerts, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2016 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een hok) heeft weggenomen 22, althans een hoeveelheid kratten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 1] en/of [naam tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat hok en/of die kratten heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kratten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door over en/of in voornoemd hok te klimmen, in elk geval door middel van inklimming;
2.
hij op of omstreeks 06 maart 2016 te Yerseke, gemeente Reimerswaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 1200 kratten (met een waarde van ongeveer 4800,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan bedrijf [naam bedrijf B.V.] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat bedrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kratten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door over een hek van voornoemd bedrijf te klimmen, in elk geval door middel van inklimming;
Subsidiair:
een thans nog onbekende persoon op of omstreeks 06 maart 2016 te Yerseke, gemeente Reimerswaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 1200 kratten (met een waarde van ongeveer 4800,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan bedrijf [naam bedrijf B.V.] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan voornoemde thans nog onbekende persoon en/of zijn mededader(s) en/of aan hem, verdachte, waarbij voornoemde thans nog onbekende persoon en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat bedrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kratten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door over een hek van voornoemd bedrijf te klimmen, in elk geval door middel van inklimming, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 5 maart 2016 tot en met 6 maart 2016 te Utrecht en/of te Yerseke, gemeente Reimerswaal en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door op zijn, verdachte's naam, een bestelauto/vrachtauto te huren en/of met deze gehuurde bestelauto/vrachtauto te rijden naar voornoemd bedrijf en/of voornoemde bestelauto/vrachtauto ter beschikking te stellen van/aan voornoemde thans nog onbekende persoon en/of diens mededader(s) (welke voornoemde auto werd gebruikt bij voornoemde misdrijf).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal, zoals ten laste gelegd onder 1. Verder is zij van mening dat verdachte medeplichtig is aan een diefstal, zoals onder 2. subsidiair ten laste is gelegd. Zij komt hiertoe op grond van de huurovereenkomst van het autoverhuurbedrijf, de camerabeelden ten aanzien van feit 1, de aangiftes, de verklaring van verdachte dat hij de huurder van de vrachtauto was en de GPS-gegevens van de vrachtauto.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Uit de schriftelijke pleitnotities en hetgeen zij in aanvulling daarop ter terechtzitting naar voren heeft gebracht volgt dat de raadsvrouw zich op het standpunt stelt dat verdachte van het onder 1. en 2. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Uit de camerabeelden ten aanzien van feit 1 volgt niet dat verdachte de persoon is geweest die de kratten in de vrachtauto heeft geladen. Voorts is er zowel ten aanzien van het onder 1. als 2. primair ten laste gelegde, geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking geweest, waardoor het bestanddeel ‘in vereniging’ niet bewezen kan worden verklaard. Tot slot is aan het dubbele opzet-vereiste bij medeplichtigheid niet voldaan zodat verdachte ook ten aanzien van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voltooien van het delict. Bij de vorming van haar oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de stukken van het procesdossier volgt dat verdachte één van de inzittenden was van de Volkswagen Transporter (met kenteken [kenteken 1] ), bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 1] , en dat zij hierin kwamen aanrijden bij het tankstation. Kort hierna stopte eveneens een vrachtauto (met kenteken [kenteken 2] ), gehuurd op naam van verdachte. Hier aangekomen stapten zij uit de Volkswagen Transporter, liepen zij naar het emballagehok en keken zij naar binnen, waarna verdachte met twee anderen de winkel van het tankstation binnenliep. Nadat hij zijn aankoop afrekende, stapte hij de Volkswagen Transporter in en reed hij weg. In de tijd dat verdachte in de winkel van het tankstation was, hebben andere personen kratten in de vrachtauto geladen. Hieruit volgt ten eerste dat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan enige wegnemingshandeling. Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld op grond van wettige bewijsmiddelen dat verdachte met zijn handelingen een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict heeft geleverd.
Het enige wat aan verdachte is toe te schrijven is dat hij een vrachtauto op zijn naam heeft gehuurd, waar betreffende kratten zijn ingeladen en dat mogelijk een of meer personen die bij hem in de auto zaten de kratten hebben weggenomen. Dit is echter onvoldoende om tot voldoende bewijs te komen voor het ten laste gelegde feit.. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen en wordt verdachte vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde.
4.3.2.1. Vrijspraak van het onder 2. primair ten laste gelegde
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Uit het procesdossier volgt niet dat verdachte zelf pleger van de diefstal is geweest of nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer daders. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
4.3.2.2. Vrijspraak van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde
Het staat voor de rechtbank vast dat verdachte de persoon is geweest die de vrachtauto heeft gehuurd bij [naam verhuurbedrijf] , welke vrachtauto op 6 maart 2016 is gebruikt om een groot aantal kratten te stelen bij [naam bedrijf B.V.] te Yerseke. Verdachte heeft hieromtrent verklaard dat hij de vrachtauto had gehuurd omdat hij deze nodig had voor zijn werk als verhuizer.
Om tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid te komen, is dubbel opzet vereist: verdachte dient opzet te hebben op de ondersteuning die hij verleent en hij dient opzet te hebben op het misdrijf waarbij hij behulpzaam is. Verdachte moet dus hebben geweten of redelijkerwijs hebben moeten vermoeden dat er een misdrijf gepleegd zou worden met de door hem gehuurde vrachtauto. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte enig opzet heeft gehad op een misdrijf. Dit volgt in ieder geval niet uit de enkele omstandigheid dat hij de vrachtauto ter beschikking heeft gesteld. Hierdoor is niet aan het dubbel opzet-vereiste voor medeplichtigheid voldaan en wordt verdachte vrijgesproken van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde [naam bedrijf B.V.] , t.n.v. [persoon 2] (feit 2) vordert € 3.966,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte, ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde, wordt vrijgesproken.

6.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 26 september 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 15/027824-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 april 2015 van de politierechter in het arrondissementspakket Noord-Holland (locatie Haarlem), waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Niet gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel af te wijzen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [naam bedrijf B.V.] , t.n.v. [persoon 2] (feit 2) niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van 13 april 2015.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.