ECLI:NL:RBAMS:2018:1676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
13/049806-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en mishandeling van voormalige partner met onware beschuldigingen op sociale media

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van stalking en mishandeling van zijn voormalige partner. De zaak kwam ter terechtzitting op 7 maart 2018, waar de officier van justitie, mr. M.D. Braber, de vordering indiende. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.M. Hof, ontkende de beschuldigingen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de aangifte van de benadeelde partij, de voormalige partner van de verdachte, die melding maakte van stelselmatige bedreigingen en mishandelingen. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met het openbaar maken van naaktfoto's en het fysiek toebrengen van letsel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn voormalige partner gedurende een bepaalde periode heeft gestalkt door herhaaldelijk dreigende berichten te sturen via e-mail en sociale media. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 september 2014 de benadeelde partij heeft mishandeld door haar vast te pakken en haar neus en mond dicht te houden, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde feit, omdat dit niet als smaad of laster kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met de benadeelde partij. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/049806-15 (Promis)
Datum uitspraak: 21 maart 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hof naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] en haar advocaat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – samengevat - verweten dat hij zijn voormalige partner heeft gestalkt, mishandeld en op een Facebookpagina een onware beschuldiging over haar heeft geplaatst. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 augustus 2014 tot en met 9 oktober 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, (telkens) meermalen, althans eenmaal via email en/of Google Drive en/of LinkedIn en/of Facebook en/of Skype en/of telefonisch contact gezocht en/of dreigend de woorden toegevoegd:
- " Ik geef je twee uur de tijd" en/of
-"Ik kan heel makkelijk dingen regelen dat jij doet wat ik zeg. Er zijn genoeg middelen voor dat. Nu ga ik een van die sturen" en/of
- " Al je foto’s word te zien van iedereen en iedereen krijgt een details over jouw vreemdgaan. In het biggen met [persoon] en ik en nu met jouw [benaming] ", althans woorden van die aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer] uitgescholden voor hoer en/of
- die [slachtoffer] gedreigd met het verspreiden van naaktfoto's van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] )
-meermalen, althans eenmaal met kracht heeft vastgepakt en/of gegrepen bij de armen en/of nek en/of
-heeft geduwd tegen het lichaam van die [slachtoffer] ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is komen te vallen en/of
- de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft dicht gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 7 oktober 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel op de Facebookpagina van de werkgever van voornoemde [slachtoffer] ( [bedrijf]
) - zakelijk weergegeven meermalen, althans eenmaal berichten geplaatst met de tekst: [slachtoffer] is de grootste huur van Nederland, terwijl verdachte wist dat dit/deze tenlastegelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat steunbewijs voor de aangiftes ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 3
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en met de verdediging – het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen, omdat het genoemde bericht niet als smaad of laster is te kwalificeren. Het bericht waarin aangeefster “de grootste huur (
de rechtbank begrijpt: hoer) van Nederland” wordt genoemd, is zonder meer beledigend. Belediging is een strafbaar feit, maar dat is niet wat verdachte ten laste is gelegd. Voor een veroordeling voor smaad of laster vereist de wet dat sprake is van een ‘tenlastelegging van een bepaald feit’, in andere woorden: van een beschuldiging (van bijvoorbeeld een misdrijf of een bepaald feit dat in strijd is met de positieve moraal). De rechtbank is van oordeel dat het bericht niet als zodanig is aan te merken. Gelet hierop dient verdachte van het ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van feit 1
De rechtbank acht de onder feit 1 ten laste gelegde stalking wel bewezen. Uit de aangifte en klacht van [slachtoffer] blijkt dat vanuit het e-mailadres van verdachte, [mailadres] , in een relatief korte periode verschillende e-mailberichten naar aangeefster zijn verstuurd, waarin de afzender dreigde naaktfoto’s van haar openbaar te maken. Daarnaast zijn vanuit het Facebook-account op naam van verdachte in diezelfde periode berichten geplaatst over aangeefster op de Facebook-pagina van haar werkgever, [bedrijf] , waarvan zij ook lid was en melding van kreeg. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het mailadres [mailadres] door hem wordt gebruikt en hij een Facebookprofiel onder de naam [verdachte] heeft. De aangifte wordt tevens ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat met het bovengenoemde mailadres dreigende berichten zijn verstuurd naar aangeefster.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting voor het eerst verklaard dat hij de betreffende e-mailberichten niet naar aangeefster heeft verstuurd en geen berichten op de Facebook-pagina van [bedrijf] heeft geplaatst, maar dat zijn accounts mogelijk gehackt zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit scenario niet aannemelijk is. Verdachte is al geruime tijd bekend met het strafrechtelijk onderzoek tegen hem, maar heeft op geen enkel eerder moment hierover verklaard of met betrekking tot de gestelde hack aangifte gedaan. Verdachte heeft dit verder op geen enkele wijze nader onderbouwd en heeft bovendien bij de politie na het voorhouden van één van de dreigmails verklaard dat hij “die brieven wel heeft verstuurd”.
De rechtbank zal niet bewezen verklaren dat de stalking ook heeft bestaan uit het contact zoeken via Skype, LinkedIn, telefoon en Google Drive. Daarvoor bevat het dossier onvoldoende bewijs. Het bekijken van een LinkedIn-profiel en het uploaden van foto’s op een eigen Google Drive-account (mogelijk gekoppeld aan dat van aangeefster) kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als het zoeken van contact. De
printscreenvan de gemiste Skype-oproep vermeldt geen datum, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of dit heeft plaatsgevonden in de periode dat verdachte heeft gedreigd naaktfoto’s van aangeefster te delen. Tot slot geldt voor het telefonisch contact dat uit het dossier volgt dat verdachte aangeefster twee keer heeft gebeld, namelijk op 3 en 13 oktober 2014. Aangeefster heeft de telefoon op 3 oktober 2014 niet opgenomen. Niet kan worden vastgesteld of verdachte op dat moment het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets (niet) te doen, te dulden of haar vrees aan te jagen. Het telefoongesprek op 13 oktober 2014 vond plaats buiten de ten laste gelegde periode.
Alhoewel e-mail- en Facebookberichten in een relatief korte periode door verdachte zijn verstuurd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer] . Het betrof immers berichten van een zeer dreigende aard, die kort op elkaar en op steeds meer indringende wijze aan aangeefster zijn verzonden.
Bewezenverklaring van feit 2
De rechtbank acht de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer] , die voldoende ondersteuning vindt in het dossier. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard op 15 september 2014 in de ochtend bij aangeefster thuis te zijn geweest. De buurvrouw van aangeefster heeft diezelfde ochtend geschreeuw gehoord en heeft kort daarna aangeefster voor haar deur gezien met letsel. De politie heeft tot slot kort na het incident eveneens letsel waargenomen bij aangeefster.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op tijdstippen in de periode van 6 oktober 2014 tot en met 9 oktober 2014 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, via email en Facebook contact gezocht en de woorden toegevoegd:
- "Ik geef je twee uur de tijd" en

-"Ik kan heel makkelijk dingen regelen dat jij doet wat ik zeg. Er zijn genoeg middelen voor dat. Nu ga ik een van die sturen" en

- "Al je foto’s word te zien van iedereen en iedereen krijgt een details over jouw vreemdgaan. In het biggen met [persoon] en ik en nu met jouw [benaming] ".
Ten aanzien van feit 2
op 15 september 2014 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer]
- eenmaal met kracht heeft vastgepakt bij de armen en

-heeft geduwd tegen het lichaam van die [slachtoffer] ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is komen te vallen en

- de neus en mond van die [slachtoffer] heeft dicht gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen. Voorts vordert de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod te worden opgelegd. Verdachte mag gedurende de proeftijd geen contact opnemen met [slachtoffer] en haar kinderen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt, rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn ex-partner, aangeefster [slachtoffer] , mishandeld, door haar vast te pakken bij haar arm, te duwen waardoor zij op de grond is komen te vallen en door de neus en mond van haar dicht te houden, waardoor zij letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. De rechtbank beschouwt deze mishandeling als een inbreuk op haar lichamelijke integriteit en daarmee als een ernstig feit.
Daarnaast heeft verdachte aangeefster gedurende enkele dagen stelselmatig lastiggevallen. Verdachte heeft [slachtoffer] veelvuldig en op indringende wijze via Facebook benaderd en e-mails gestuurd, waarin hij dreigde naaktfoto’s van aangeefster openbaar te maken. De verdachte heeft door dit grensoverschrijdende gedrag inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner en haar op deze manier angst aangejaagd, hetgeen ook naar voren is gekomen in de door [slachtoffer] opgestelde slachtofferverklaring.
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen strafblad heeft. Verdachte heeft sinds het incident geen nieuwe feiten gepleegd. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat het oude feiten betreffen, hoewel dit ook aan verdachte te wijten is door meerdere keren niet aanwezig te zijn geweest ter terechtzitting.
Al met al ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen, omdat het gevaar voor recidive niet groot is. Wel acht de rechtbank het passend dat verdachte, ondanks het aanzienlijke tijdsverloop, nog een straf voelt voor de door hem gepleegde stalking en mishandeling, en zal aan hem een taakstraf voor de duur van 80 uur opleggen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 641,62 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit € 170,31 reis- en verletkosten, € 152,32 reiskosten in het kader van fysio- en manuele therapie, € 318,99 expertisekosten en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen ter hoogte van € 518,99 aan materiële schadevergoeding bestaande uit € 200,- reis- en verletkosten en reiskosten voor fysio- en manuele therapie en € 318,99 expertisekosten en € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat voor het overige deel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 170,31 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit reis- en verletkosten en de immateriële schadevergoeding te matigen. Verder verzoekt de raadsvrouw de incassokosten af te wijzen en de wettelijke rente uit te splitsen per kostenpost. De vordering van de benadeelde partij dient voor het overige deel te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank waardeert de materiële schade op € 170,31 bestaande uit reis- en verletkosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening. De rechtbank acht de vordering die betrekking heeft op de reiskosten voor fysio- en manuele therapie onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is voorts van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de vordering die betrekking heeft op de expertisekosten rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 920,31, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
belaging.
ten aanzien van feit 2
mishandeling.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 (veertig) dagen.
Wijst de vordering van [slachtoffer] , toe tot
€ 920,31 (zegge negenhonderdtwintig euro en eenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] ,
€ 920,31 (zegge negenhonderdtwintig euro en eenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van
18 dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en M. Snijders Blok- Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Todorov, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2018.