11.11Leidsestraat heeft niet ingestemd met de beëindiging van de onderhuurovereenkomst per 1 juli 2016.
12. Mignon heeft gevorderd, samengevat, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de onderhuurovereenkomst tussen Mignon en Leidsestraat moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst die is onderworpen aan het 230a-regime;
II. voor recht verklaart dat deze onderhuurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd tegen 1 juli 2016 en op die datum zal eindigen;
met veroordeling van Leidsestraat in de proceskosten en de nakosten.
13. Leidsestraat heeft verweer gevoerd dat strekt afwijzing van de vordering van Mignon.
14. Op de standpunten van partijen zal hierna voor zover relevant verder worden ingegaan.
15. Het verweer dat Mignon niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij geen ontruiming heeft aangezegd en de voorvraag naar het toepasselijk huurregime alleen in een verzoekschriftprocedure ex artikel 7:230 lid 1 BW kan worden voorgelegd, wordt verworpen. Er is geen rechtsregel die eraan in de weg staat om de gevraagde verklaringen voor recht in een dagvaardingsprocedure te vorderen. Het feit dat geen ontruiming is aangezegd, of dat de opzegging onvoldoende blijk zou geven van een keuze voor een regime maakt dit oordeel niet anders. Een andersluidend oordeel zou alleen maar leiden tot een voortdurende situatie van rechtsonzekerheid. De kantonrechter zal daarom onderzoeken welk huurregime op de huurovereenkomst van toepassing is.
16. Volgens Mignon is de onderhuurovereenkomst onderworpen aan de regels van 7:230a e.v. BW. Volgens Leidsestraat gaat het om bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW.
17. Mignon heeft haar betoog naar de kern genomen gegrond op het feit dat een apotheker een vrije beroepsoefenaar is, die net als de huisarts en advocaat zijn uitgesloten van de werking van het 290-regime. De bestemming van de onderhuurovereenkomst is apotheek. Andere activiteiten zijn niet toegestaan. Verder heeft zij gesteld dat partijen omtrent het gebruik van het gehuurde een duidelijke scheiding tussen de activiteiten van de apotheek en de (de door Mignon geëxploiteerde) drogist voor ogen heeft gestaan, zodat zij elkaar niet zouden beconcurreren. De apotheek staat los van de drogist, wordt duidelijk gemarkeerd als apotheek en heeft een zeer beperkt oppervlakte dat toegankelijk is voor klanten. De producten worden verstrekt door de apotheker of de apothekersassistenten. De primaire taak van een apotheek is verstrekking van medicatie op recept. Slechts een beperkt deel van de inkomsten van een gemiddelde apotheek komt uit de verkoop van zonder recepten verkrijgbare artikelen. Voor zover Leidsestraat een andere situatie bepleit is dat ongeloofwaardig en in strijd met de gemaakte afspraken, aldus nog steeds Mignon .
18. Leidsestraat heeft het betoog van Mignon bestreden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat Mignon erkent dat de heer [naam 3] bij de verkoop van de aandelen van Mignon aan [beheerdersorganisatie] in juli 2006 als voorwaarde heeft gesteld de onderhuur van het gehuurde aan Leidsestraat , die ter plaatse van het gehuurde daarvoor ook al haar apotheek exploiteerde. De huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde is in dit kader opgesteld door de heer [naam 3] en hiermee is ingestemd door de heer [naam manager] . Expliciet hebben partijen bedoeld om het gehuurde te gebruiken als 290-bedrijfsruimte, hetgeen blijkt uit het gebruikte model en de Algemene Bepalingen, die zien op 290-bedrijfsruimte. [naam 3] zou niet hebben ingestemd met een ander, minder bescherming biedend regime. Het gebruik kwalificeert ook als 290-bedrijfsruimte, nu de apotheek in de bedrijfsruimte wordt geëxploiteerd in samenhang met de drogist en de parfumerie en zij blijkens de pui aan de Leidsestraat als één geheel “Drogist, apotheek en parfumerie” naar buiten worden gepresenteerd. Een groot deel van de verkoop van de apotheek betreft producten zonder recept. Producten van de apotheek kunnen ook bij de Drogist worden afgerekend, aldus nog steeds Leidsestraat .
19. Voorop wordt gesteld dat voor de kwalificatie van het gehuurde beslissend is hetgeen partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst omtrent het gebruik van het gehuurde voor ogen heeft gestaan, mede in aanmerking genomen de inrichting van he gehuurde. De kantonrechter overweegt hierover als volgt
20. Mignon heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist de door Leidsetraat geschetste omstandigheden bij het aangaan de van de huurovereenkomst. Deze omstandigheden, tezamen met het feit dat voor de huurovereenkomst een 290-bedrijfsruimte model is gebruikt vormen een belangrijke indicatie dat partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst een gebruik van het gehuurd binnen het regime van artikel 7:290 e.v. BW voor ogen heeft gestaan.
21. Als onbetwist staat vast dat de exploitatie van Leidsestraat sinds 2001 per 1 juli 2006 ongewijzigd is voortgezet en inhoudt de dagelijkse verkoop aan particulieren van zelfzorggeneesmiddelen en huidverzorgingsproducten, alsmede van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen op recept. Deze activiteiten hebben het karakter van een kleinhandelsbedrijf.
22. Feitelijk worden in de apotheek geen geneesmiddelen bereid, zo is onbetwist naar voren gebracht. Voor zover het gaat om de verkoop van geneesmiddelen op recept (die qua aantal volgens Leidsestraat minder is dan de producten zonder recept, precieze cijfers van Leidsestraat zijn niet voorhanden, maar worden wel gesteund door de landelijke cijfers) is de professionele bemoeienis in de bedrijfsruimte aldus niet zichtbaar voor het publiek. Dat professionele kennis is vereist voor de verkoop van (zelfzorg) geneesmiddelen doet onvoldoende af aan het feit dat het karakter van kleinhandelsbedrijf domineert in de apotheek.
23. De omstandigheid dat een apotheker een vrije beroepsbeoefenaar is geldt formeel gezien nog steeds, maar Mignon heeft geen (nieuwe) gezichtspunten aangeleverd waarom materieel anders (dan de lijn in de rechtspraak) zou moeten worden geoordeeld over de beperkte betekenis daarvan in de wijze waarop Leidsestraat de apotheek exploiteert. Mignon heeft verwezen naar andere vrije beroepsbeoefenaren, maar een advocaat en een huisarts verkopen doorgaans geen producten aan een balie die algemeen toegankelijk is voor het publiek. Die verwijzing kan Mignon dus niet baten.
24. De door Mignon aangevoerde inrichting van het gehuurde leidt niet tot een ander oordeel. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende komen vast te staan dat de apotheek zich met de drogist en de parfumerie als één geheel presenteren en via dezelfde ingang voor het publiek toegankelijk is. Dit winkelkarakter wordt verder bevestigd in het feit dat de producten van de apotheek ook bij de drogist kunnen worden afgerekend. Mignon heeft naar voren gebracht, dat deze afrekenmogelijkheid thans niet meer bestaat. Vastgesteld kan echter worden dat deze samenwerking bij het aangaan van de huurovereenkomst partijen wel voor ogen stond.
25. Mignon heeft ook nog gewezen op de andere kleur van het vloeroppervlak van de apotheek en de (recente) aanwezigheid van stellingen als afscheiding van de rest van de bedrijfsruimte waarin de drogist en de parfumerie zijn gevestigd. Deze afscheiding doet echter niets af aan het karakter van kleinhandelsbedrijf van de apotheek.
26. Mignon heeft tot slot aangevoerd dat zij er nooit mee heeft ingestemd dat de verkoop van zelfgeneesmiddelen en huidverzorgingsproducten de verkoop van geneesmiddelen op recept overtreft, omdat zij zich hiermee concurrentie zou aandoen. Dienaangaande wordt opgemerkt dat de Samenwerkingsovereenkomst van 28 juni 2006 voorziet in afspraken op dit punt (sub iv). Dit argument legt voor de vraag naar het toepasselijk huurregime onvoldoende gewicht in de schaal. Immers, overeind blijft dat een belangrijk deel van de apotheek zich richt op de verkoop op andere producten dan de verstrekking van geneesmiddelen op recept. Voorts gaat het bij de verstrekking van geneesmiddelen (ook) om de verkoop van (elders) fabrieksmatig bereide geneesmiddelen.
27. Leidsestraat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van plaatsgebondenheid van de apotheek in het gehuurde. Weliswaar is dat niet doorslaggevend, maar deze omstandigheid biedt wel steun aan hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld.
28. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat het gehuurde is onderworpen aan het regime van artikel 7:290 e.v. BW. Hieruit vloeit voor dat de onder I gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
29. Met betrekking tot de onder II gevorderde verklaring voor recht wordt het volgende overwogen. Uit de stellingen van Mignon maakt de kantonrechter op dat Mignon bij dit deel van de vordering ervan uitgaat dat het gehuurde, anders dan hiervoor is geoordeeld, is onderworpen aan het regime van artikel 7:230a BW. Dat is niet het geval. Ingevolge 7:295 lid 1 BW blijft de huurovereenkomst na de dag waartegen rechtsgeldig is opgezegd van rechtswege van kracht tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op de vordering van de verhuurder als bedoeld in artikel 7:295 lid 2 BW. Daargelaten de vraag of Mignon rechtsgeldig heeft opgezegd ( Leidsestraat heeft dat betwist, omdat in de opzegging onvoldoende duidelijk de opzegrond(en) zijn vermeld) kan de huurovereenkomst niet zijn geëindigd per 1 juli 2016. Dit deel van de vordering zal reeds daarom worden afgewezen.
30. Mignon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.