3.3Het oordeel van de rechtbank
Gedeeltelijke vrijspraak van het onder 2 en 6 ten laste gelegde “gemeen gevaar voor personen”.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het onder 2 en 6 ten laste gelegde, niet bewezen, voor zover ten laste is gelegd dat gemeen gevaar voor personen, te weten de bewoners van het gebouw waarin de geldautomaat zich bevond en/of de nabij die geldautomaat gevestigde winkeliers te duchten was. Gelet hierop zal verdachte van deze delen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Poging tot plofkraak op 5 juli 2017 op IJburg (feit 1 en 2)
In de nacht van 4 op 5 juli 2017 is door het observatieteam van de Eenheid Amsterdam een observatie uitgevoerd op IJburg. Rond 04.10 uur zien de verbalisanten twee motorscooters aan komen rijden bij een geldautomaat van de Rabobank. Op elke scooter zitten twee personen, die donker gekleed zijn en gezichtsbedekking dragen. De vier personen stappen vervolgens van de scooters af. Eén van hen blijft bij een van de scooters staan, die op korte afstand van de geldautomaat staat. Twee andere personen lopen naar de geldautomaat. Eén van hen heeft een lange staaf bij zich, wat later een zogenoemde ‘pizzaschuif’ met een explosieve stof blijkt te zijn. Deze persoon rolt een draad uit van de pizzaschuif naar de stroombron, die op enige afstand van de geldautomaat bij de vierde persoon is neergezet. De andere persoon die naar de geldautomaat is gelopen en op wiens kleding een reflecterende streep op de borst en benen zichtbaar is, heeft een tas bij zich met daarin gereedschap, waaronder een breekijzer.
De twee personen bij de geldautomaat forceren vervolgens met een breekijzer de geldlade van de geldautomaat. Op dat moment grijpt het arrestatieteam in, waarna alle vier de personen op de vlucht slaan. De persoon die bij de scooter is blijven wachten, vlucht op de scooter en komt tijdens zijn vlucht met de scooter ten val. Bij de aanhouding blijkt dit verdachte te zijn. Verdachte heeft ter zitting bekend betrokken te zijn geweest bij de plofkraak. Ook de andere verdachten zijn aangehouden en inmiddels veroordeeld.
Op basis van de hiervoor omschreven gedragingen van alle vier verdachten gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij een ieder een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de omschreven uitvoeringshandelingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
De voornoemde uitvoeringshandelingen hebben eveneens gemeen gevaar voor goederen opgeleverd. Uit het explosievenonderzoek blijkt dat de gebruikte explosieve constructie had kunnen afgaan, waardoor ten minste schade aan de geldautomaat had kunnen ontstaan. Bovendien blijkt uit, het feit dat verdachte en zijn medeverdachten bezig waren met het plegen van een plofkraak, dat hun opzet ook gericht was op het teweegbrengen van een ontploffing
Poging tot plofkraak op 25 mei 2017 te Schoonhoven (feit 5 en 6)
Vanwege de betrokkenheid van verdachte bij de plofkraak op IJburg heeft een doorzoeking in de woning van verdachte plaatsgevonden.
Aldaar heeft de moeder van verdachte verklaard dat hij gebruik maakte van telefoonnummer [nummer] . Verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
Onderzoek naar de historische telefoongegevens van dit nummer heeft het volgende opgeleverd Op 24 mei 2017 maakte de telefoon tussen 10:02-10:08 uur en om 21:25 uur gebruik van zendmasten in Schoonhoven. Op 25 mei 2017 maakte de telefoon tussen 05:28-05:30 uur gebruik van een zendmast in Lopik, wat in de omgeving van Schoonhoven is. ’s Avonds maakte het nummer om 22:07, 22:12 en 22:13 uur gebruik van een zendmast in Schoonhoven. Op 26 mei 2017 maakte het nummer om 15:29 uur gebruik van een zendmast in Schoonhoven.
De rechtbank leidt uit deze gegevens af dat verdachte niet alleen op de avond van de plofkraak in Schoonhoven was, maar ook de dag ervoor en erna.
Dit wordt bevestigd door verdachte. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een persoon, wiens naam hij niet wil noemen, een aantal keer naar Schoonhoven heeft gereden.
Dit was zowel overdag als in de nacht. Hij dacht dat deze persoon naar familie in Schoonhoven ging. Hij kreeg hier tankgeld voor.
Deze persoon heeft hem ook de tas met kleding gegeven die in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de tas heeft gekeken en de kleding niet heeft aangeraakt. Deze persoon is dezelfde als de persoon die hem heeft benaderd voor de plofkraak op IJburg.
De verklaring van verdachte dat hij wel in Schoonhoven is geweest maar niets te maken heeft gehad met de poging plofkraak, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daartoe is het volgende redengevend.
Bij de doorzoeking is in de kamer van verdachte een tas met kleding aangetroffen.
In deze tas zaten twee jassen, twee bivakmutsen, een trainingsbroek, een paar schoenen en een hoofdlamp. Deze kleding is vergeleken met de kleding van de daders van de plofkraak, zoals te zien op camerabeelden. Hieruit blijkt dat de daders van de plofkraak soortgelijke jassen droegen zoals bij verdachte aangetroffen, gebruik maakten van bivakmutsen, een van de daders dezelfde soort schoenen droeg, en een van de daders een hoofdlamp droeg.
Voorts is op één van de jassen het DNA van verdachte aangetroffen.
Dat verdachte niet in de tas heeft gekeken en de kleding niet heeft aangeraakt is gelet op de aangetroffen DNA van verdachte op die kleding, ongeloofwaardig.
Daarnaast is op één van de bivakmutsen het DNA van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Hij was ook aanwezig bij de plofkraak op IJburg.
Nu verdachte geen aannemelijke alternatieve verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in Schoonhoven en gelet op de bij hem aangetroffen kleding, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte betrokken was bij de poging tot het plegen van de plofkraak in Schoonhoven.
Daarnaast ziet de rechtbank ziet een vergelijkbare modus operandi als bij de plofkraak op IJburg.
Door drie verdachten is met een zogenoemde pizzaschuif in de geforceerde gelduitgiftelade van de geldautomaat een explosief aangebracht. De daarop verwachte explosie is echter uitgebleven, waarna de drie personen zijn vertrokken.
Op basis van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat – evenals bij de plofkraak op IJburg – sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewust samenwerking, waarbij een ieder een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvoeringshandelingen, dat er sprake is geweest van medeplegen van een poging tot plofkraak.
Deze uitvoeringshandelingen hebben bovendien gemeen gevaar voor goederen opgeleverd. Uit het explosievenonderzoek blijkt dat de gebruikte ammoniumnitraatspringstof had kunnen afgaan, waardoor ten minste schade aan de geldautomaat had kunnen ontstaan, en het opzet van de daders gericht was op het teweegbrengen van een ontploffing.