ECLI:NL:RBAMS:2018:1601

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
C/13/626933 / HA ZA 17-360
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overboeking en zorgplicht van banken in geval van foutieve betalingen

In deze zaak vorderde eiser, die al geruime tijd bankiert bij ABN Amro, een hoofdelijke veroordeling van ABN Amro en ING tot betaling van € 77.019,99, na onterecht overboeken van bedragen naar een verkeerde rekening. Eiser had op 5 en 6 februari 2014 via internetbankieren twee overboekingen gedaan, maar door een foutief ingevoerd rekeningnummer kwamen de bedragen op de rekening van een derde terecht. Eiser ontdekte de fout op 1 maart 2014 en meldde dit bij ABN Amro. Ondanks pogingen van ABN Amro om de bedragen terug te vorderen, werd de vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat ABN Amro niet aansprakelijk was voor de fout van eiser, aangezien banken niet verplicht zijn om naam-nummer controles uit te voeren. De rechtbank concludeerde dat de eigen schuld van eiser zo zwaar woog dat de schade voor zijn rekening kwam. De vorderingen werden afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van zowel ABN Amro als ING.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/626933 / HA ZA 17-360
Vonnis van 21 maart 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. B. Santen te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] , ABN Amro en ING genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 oktober 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van de op 8 februari 2018 gehouden comparitie met de daarin genoemde stukken en proceshandelingen,
  • de brief van de raadsman van ABN Amro van 20 februari 2018 met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal,
  • de akte vermindering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] bankiert al geruime tijd bij ABN Amro. Op 5 en 6 februari 2014 heeft hij via het internetbankierenprogramma van ABN Amro van zijn betaalrekening twee overboekingen gedaan van respectievelijk € 22.000 en € 70.019,99. Het was de bedoeling de gelden over te maken naar zijn spaarrekening bij Nationale Nederlanden. Daartoe diende hij het IBAN-nummer van Nationale Nederlanden [IBAN-nummer 1] te gebruiken en het door Nationale Nederlanden aan [eiser] toegekende referentienummer [referentienummer] te vermelden.
[eiser] heeft bij beide overboekingen in het digitale overboekingsformulier zijn eigen naam als begunstigde en als rekeningnummer van de begunstigde ingevuld: [referentienummer] . Na invulling van dit nummer is een pop-up op het scherm verschenen, waarin werd gevraagd of [eiser] het IBAN-nummer [IBAN-nummer 2] bedoelde. [eiser] heeft de betalingen naar dit nummer vervolgens geaccordeerd.
2.2.
De houder van de rekening met het nummer [IBAN-nummer 2] is [naam 1] (hierna: [naam 1] .). Hij heeft het op zijn rekening van [eiser] ontvangen geld in twee delen op 19 respectievelijk 20 februari 2014 overgeboekt naar de rekening van zijn zoon [naam 2] (hierna: [naam 2] .) bij ING. [naam 2] . heeft vervolgens het geld overgemaakt naar twee andere spaarrekeningen die hij bij ING aanhoudt en naar een rekening van hem bij ABN Amro. Van de ING-rekeningen is het geld in gedeeltes overgemaakt naar een betaalrekening van [naam 2] . bij ING, waarvan het vervolgens in de periode tot 18 maart 2014 grotendeels is opgenomen dan wel uitgegeven.
2.3.
Op 1 maart 2014 heeft [eiser] ontdekt dat het geld niet op zijn spaarrekening terecht was gekomen. Hij heeft op die dag bij ABN Amro gemeld dat de bedragen abusievelijk op een onjuist rekeningnummer waren overgeboekt.
2.4.
Bij brief van 4 maart 2014 heeft ABN Amro aan [eiser] geschreven, voor zover hier van belang:
“Wij hebben uw navraag van EUR 70.019,99 geboekt van rekeningnummer (…) in behandeling genomen. Voor 28 maart 2014 zullen wij u antwoord geven. (…)”
2.5.
Bij brief van 5 maart 2014 heeft ABN Amro [naam 1] . aangeschreven met het verzoek de ten onrechte naar zijn rekening overgemaakte bedragen terug te storten. Verder is in die brief opgenomen dat de klant vanaf 26 maart 2014 aan ABN Amro kan vragen de naam en adresgegevens van [naam 1] . te verstrekken. Op deze brief is niet gereageerd.
2.6.
Op 5 maart 2014 heeft ABN Amro ING geïnformeerd over de betaling van [eiser] naar de rekening van [naam 1] . en dat [eiser] stelde dat dit een onjuiste betaling betrof.
2.7.
Op 10 maart 2014 heeft ABN Amro nog een brief gestuurd aan [naam 1] . met het verzoek de gelden terug te betalen.
2.8.
[eiser] heeft op 14 maart 2014 conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van [naam 1] . bij ING.
2.9.
ING heeft [eiser] bij brief van 21 maart 2014 bericht dat het op 14 maart 2014 gelegde beslag geen doel heeft getroffen.
2.10.
Bij brief van 25 maart 2014 heeft ABN Amro aan [eiser] de gegevens van [naam 1] . verstrekt.
2.11.
Bij vonnis van 11 april 2014 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank onder meer de vordering van [eiser] tegen ING om de door hem onterecht overgeboekte bedragen terug te storten, althans deze veilig te stellen, afgewezen.
2.12.
Bij vonnis van 14 januari 2015 van deze rechtbank zijn [naam 1] . en [naam 2] . hoofdelijk veroordeeld om aan [eiser] € 92.019 te betalen, vermeerderd met rente en kosten. In dat geding is [naam 1] . niet verschenen. In het vonnis is onder meer overwogen dat [naam 2] . zich samen met [naam 1] . het van [eiser] afkomstige geld heeft toegeëigend en dat zij samen onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld.
2.13.
Bij brief van 23 mei 2016 heeft ABN Amro in antwoord op een brief van de raadsman van [eiser] van 26 april 2016 aan hem geschreven, voor zover hier van belang:
“Wij hebben een onderzoek ingesteld en de bank vergoed de schade niet. Cliënt heeft al eerder geklaagd over hetzelfde onderwerp. Aanvullend op onze brieven van 20 februari 2015 en 15 mei 2014 lichten wij het volgende toe.
(…)
Adresboekfunctie
Cliënt verwijt ABN AMRO dat de adresboekfunctie binnen Internet Bankieren op 5 en 6 februari 2014 niet werkte. Als gevolg daarvan stelt Cliënt dat hij een onjuiste combinatie van naam en bankrekeningnummer heeft ingevoerd, hetgeen tot de foutieve betalingen heeft geleid.
Op 5 en 6 februari 2014 heeft ABN Amro geen verstoring met de adresboekfunctie gehad. Voorafgaande aan de betalingen op 5 februari 2014 stond nummer [referentienummer] niet in het Internet Bankieren adresboek van Cliënt. Cliënt heeft op 5 februari 2014 (…) het volgende adres: Nationale Nederlanden, rekeningnummer [IBAN-nummer 2] in zijn adresboek toegevoegd. Op 31 oktober 2014 (…) heeft Cliënt dit adres gewijzigd naar rekeningnummer [IBAN-nummer 3] .
Foutief IBAN rekeningnummer
(…)
Cliënt heeft zelf een verkeerd bankrekeningnummer ingevoerd. Cliënt had het geld moeten overboeken naar het (algemene) bankrekeningnummer van Nationale Nederlanden met in de omschrijving nummer [referentienummer] . Voor eigen fouten is de rekeninghouder zelf verantwoordelijk. Volgens artikel 9.2 van de Voorwaarden Betaaldiensten Particulieren (januari 2014) is de bank niet verplicht om te controleren of de naam van de begunstigde en andere gegevens in de opdrachten van Cliënt juist zijn. De bank voert opdrachten uit op basis van het rekeningnummer van de begunstigde dat Cliënt in de opdracht vermeldt.
Controleren bankrekening
Als derde punt verwijt Cliënt de bank dat er geen gebruik is gemaakt van het Internet Bankieren ingebouwde controlemechanisme voor de juistheid van het bankrekeningnummer.
De bank is niet verplicht tot naam-nummer controle. Buiten dit feit om is rekeningnummer [IBAN-nummer 2] een bestaand correct rekeningnummer. Waar het hier om gaat is dat Cliënt überhaupt geen geld over had moeten maken naar nummer [referentienummer] maar naar het algemene nummer van Nationale Nederlanden.
Veilig stellen gelden
Cliënt stelt dat ABN AMRO niet alles in het werk heeft gesteld om ING ertoe te bewegen de ontvangen betalingen veilig te stellen.
De bank van de opdrachtgever moet een redelijke inspanning doen om het bedrag terug te verkrijgen. Dit is wettelijk geregeld. De banken in Nederland hebben hiervoor een de volgende procedure afgesproken. De bank van de opdrachtgever vraagt hierbij de NAW-gegevens van de ontvanger van het geld op en stuurt aan de ontvanger een verzoek tot terugbetaling. Als de ontvanger niet reageert mag de bank de NAW-gegeven aan de opdrachtgever verstrekken. De opdrachtgever kan dan zelf contact zoeken met de ontvanger van het geld. De bank van de ontvanger speelt geen rol in de procedure die de Nederlandse banken met elkaar hebben afgesproken. In artikel 4 van de ABN AMRO Voorwaarden Cliëntrelatie is bepaald dat de bank foutieve boekingen kan herstellen. Het gaat hier om fouten van de bank zelf, niet om vergissingen van de opdrachtgever van een betaling.
ABN AMRO heeft na de melding van Cliënt op 4 maart 2014, op 5 en 10 maart 2014 de ontvanger van het geld benaderd. De ontvanger van het geld heeft niet binnen de hiervoor gestelde termijn gereageerd. ABN AMRO heeft vervolgens aan Cliënt op 25 maart 2014 de naam, adres en woonplaats gegevens vrijgegeven van de ontvanger van het geld en daarmee aan haar plicht voldaan. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermindering van eis – samengevat – hoofdelijke veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van ABN Amro en ING tot betaling van € 77.019,99, vermeerderd met rente en kosten en verminderd met door [eiser] uit hoofde van het door hem onder het UWV ten laste van [naam 1] . gelegde derdenbeslag te ontvangen bedragen.
3.2.
Daartoe stelt hij kort gezegd dat ABN Amro en ING hun zorgplicht jegens hem hebben geschonden.
[eiser] verwijt ABN Amro dat de adresboekfunctie op 5 en 6 februari 2014 niet werkte en dat daardoor een onjuiste combinatie van rekeningnummer en naam is ingevoerd waardoor de foute betalingen hebben plaatsgevonden, dat een onjuist nummer verscheen dat noch aan hem noch aan Nationale Nederlanden toebehoorde, ondanks het feit dat hij zijn eigen naam had ingevoerd en dat het internetbankierenprogramma van ABN Amro ten onrechte niet heeft gecontroleerd of het bankrekeningnummer klopte. ABN Amro had gezien de ongebruikelijke en substantiële hoogte van de over te boeken bedragen een extra nummercontrole moeten uitvoeren.
Na [eiser] ’ eerste melding heeft ABN Amro niet al het mogelijke gedaan om ING ertoe te bewegen de betalingen ongedaan te maken, althans de rekeningen van [naam 1] . te blokkeren. Zij heeft terugbeltoezeggingen niet gehonoreerd en [eiser] pas in een te laat stadium de gegevens van [naam 1] . gegeven. ABN Amro kon gelet op de lange klantrelatie met [eiser] en het feit dat het evident was dat hij een fout had gemaakt bij de overboekingen niet volstaan met het sturen van een briefje aan [naam 1] . Zij had ING ervan moeten overtuigen direct actie te ondernemen. Overigens heeft ABN Amro inzage in het dossier geweigerd waardoor [eiser] niet kan nagaan waaruit haar inspanningen hebben bestaan zodat [eiser] stelt dat zij geen enkele inspanning heeft verricht.
[eiser] verwijt ING dat zij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door na de melding van de onjuiste overboekingen niet onverwijld al het mogelijke te doen om de betalingen ongedaan te maken althans tenminste de betaalrekening van [naam 1] . en [naam 2] . zodanig te blokkeren dat de gelden zoveel mogelijk hadden kunnen worden veiliggesteld. ING wist dat het geld zich op hun rekeningen bevond en dat zij onrechtmatig handelden. Zij had daarom maatregelen moeten nemen. De algemene bankvoorwaarden bepalen dat de bank bevoegd is een fout te herstellen en een onterechte overboeking ongedaan te maken. Ze bepalen ook dat de cliënt geen oneigenlijk of onrechtmatig gebruik mag maken van de rekening. Daarom kon ING de rekeningen blokkeren. Als ING voortvarender was opgetreden, hadden de gelden veilig gesteld kunnen worden. Door dat na te laten heeft ING in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt en dus onrechtmatig gehandeld. ING had in elk geval de gelden, in afwachting van definitieve duidelijkheid over de vraag of de betalingen onverschuldigd zijn gedaan, veilig moeten stellen zolang ze binnen haar domein waren. Zij had in elk geval de overboeking van de rekening van [naam 1] . naar die van [naam 2] . en de contante opnames van de rekening van [naam 2] . moeten blokkeren. Het was immers evident dat zij niet bevoegd waren om over de gelden te beschikken.
3.3.
ABN Amro en ING voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van [eiser] ’ verwijten aan ABN Amro met betrekking tot het faciliteren en het uitvoeren van de overboekingen op 5 en 6 februari 2014 geldt het volgende.
4.2.
Uitgangspunt is dat banken (automatische) overboekingen niet controleren en dat zij dat ook niet hoeven te doen (zie de Richtlijn nr. 2007/64/EG betreffende betalingsdiensten in de interne markt en artikel 7:542 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Banken hoeven dus geen naam-/nummercontrole uit te voeren. Wanneer een betaalopdracht wordt uitgevoerd op basis van een unieke identificator, zoals in dit geval een bankrekeningnummer, wordt de betaalopdracht geacht correct te zijn uitgevoerd wat betreft de met dat nummer gespecificeerde begunstigde.
4.3.
Dit betekent dat een bank niet aansprakelijk is voor het uitvoeren van een betaalopdracht als een klant per ongeluk een onjuist nummer intoetst, zoals in de onderhavige zaak door [eiser] is gedaan. Dat de adresboekfunctie van ABN Amro niet goed werkte, zoals [eiser] stelt en ABN Amro heeft bestreden, maakt dat niet anders. Dit kan niet tot het oordeel leiden dat ABN Amro aansprakelijk is voor de vervolgens bij het handmatig invoeren van het beoogde rekeningnummer door de klant gemaakte fout. Het blijft ook dan de verantwoordelijkheid van de klant om hetgeen hij heeft ingetoetst, zorgvuldig te controleren. Dat heeft [eiser] niet gedaan, ondanks dat daar extra aanleiding voor was doordat hij naar eigen zeggen van de wijs was gebracht door het niet functionerende adresboek en niet eerder naar een IBAN-nummer had overgeboekt.
Het feit dat [eiser] geld naar een andere rekening heeft overgemaakt dan hij wilde is ook geen gevolg van het door de IBAN-converter gesuggereerde rekeningnummer dat correspondeerde met het rekeningnummer van [naam 1] ., maar is slechts het gevolg van het feit dat [eiser] , ten onrechte, het referentienummer van zijn bij Nationale Nederlanden aangehouden spaarrekening heeft ingetoetst in plaats van het rekeningnummer van Nationale Nederlanden.
Ten slotte geldt dat zelfs indien ABN Amro jegens [eiser] gehouden zou zijn een extra controle van het ingetoetste rekeningnummer uit te voeren door middel van het overnemen van (een deel van) dat nummer op zijn e-dentifier, welke verplichting ABN Amro gemotiveerd betwist, dan zou dit er niet toe hebben geleid dat [eiser] de overboekingen niet zou hebben verricht. Terecht voert ABN Amro aan dat [eiser] bij die extra controle dan eveneens het – in zijn ogen immers juiste – nummer [referentienummer] zou hebben ingevuld en de betalingen met de daarmee gegenereerd code zou hebben geaccordeerd. Of die extra controle bij overboekingen van grote bedragen nog (standaard) gebruikt werd door ABN Amro, hetgeen [eiser] stelt en ABN Amro betwist, kan dus in het midden blijven.
4.4.
Het voorgaande betekent dat ABN Amro geen verwijten kunnen worden gemaakt ten aanzien van het faciliteren en uitvoeren van de overboekingen. Daarbij wordt nog overwogen dat zelfs indien dat anders zou zijn, dan sprake is van zodanig zwaar wegende eigen schuld aan de zijde van [eiser] dat de schade als gevolg van een eventuele fout van ABN Amro geheel voor zijn rekening zou dienen te blijven. Het is immers [eiser] die de betaling heeft geaccordeerd zonder dat hij zich ervan heeft vergewist dat het rekeningnummer klopte hetgeen, zoals hiervoor is overwogen, wel op zijn weg had gelegen.
4.5.
Met betrekking tot de verwijten van [eiser] aan ABN Amro en ING ten aanzien van hun handelen vanaf 1 maart 2014 wordt als volgt overwogen.
ABN Amro heeft ten verweer aangevoerd dat zij, met het sturen van twee brieven naar [naam 1] . en, toen deze niet reageerde, het verstrekken van diens gegevens aan [eiser] , heeft voldaan aan de door alle Nederlandse banken overeengekomen en in dit soort gevallen gehanteerde interbancaire procedure “Onverschuldigde betaling”. Deze procedure is, zo heeft ABN Amro onweersproken aangevoerd, het resultaat van een afweging van de belangen van degene die meent onverschuldigd te hebben betaald en die van de ontvanger wiens recht op privacy en ongestoord gebruik van zijn betaalrekening in het geding zijn.
4.6.
[eiser] heeft niet, althans onvoldoende, betwist dat ABN Amro heeft gehandeld zoals in genoemde procedure is voorgeschreven. [eiser] stelt evenwel dat ABN Amro meer had moeten doen omdat hij al lang klant is van ABN Amro en het evident was dat de overboekingen het resultaat waren van een vergissing van [eiser] . ABN Amro had er, aldus [eiser] , daarom bij ING op moeten aandringen om het geld van [eiser] veilig te stellen, bijvoorbeeld door overboekingen ongedaan te maken of de rekeningen van [naam 1] . en [naam 2] . te blokkeren. Ook stelt [eiser] dat ABN Amro te laat de gegevens van [naam 1] . aan hem heeft doorgegeven.
4.7.
Terecht heeft ABN Amro betoogd dat het niet in haar macht lag om ING ertoe te bewegen om tot blokkering van de rekeningen van haar cliënt [naam 1] over te gaan dan wel overboekingen ongedaan te maken. Zelfs al zou ABN Amro dit indringend aan ING hebben verzocht, dat was het immers nog geheel aan ING geweest om te beoordelen of sprake zou zijn van een situatie waarin zij jegens [eiser] , een derde, gehouden was om actie te ondernemen. Om een dergelijke verplichting van ING te kunnen aannemen is nodig dat ING wetenschap had van een gevaar voor een derde, in dit geval [eiser] (Hoge Raad 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399, Van den Berg). De mededeling van [eiser] dat het niet zijn bedoeling was geweest het geld naar [naam 1] . over te maken en dat dat zou blijken uit het feit dat bij de naam van de begunstigde niet [naam 1] ., maar [eiser] was vermeld, is onvoldoende om te oordelen dat die wetenschap bij ING aanwezig was. De betalingen en opnames die door [naam 1] . en [naam 2] . zijn gedaan maken dat niet anders. Daaruit kan ING evenmin met voldoende mate van zekerheid afleiden dat [naam 1] . geen recht had op het geld dat aan hem door [eiser] was overgemaakt, dat [naam 2] . geen recht had op het geld dat zijn vader aan hem had overgemaakt en dat zij slechts beoogden zich het geld van [eiser] toe te eigenen. Hierbij is van belang dat ING ook rekening moet houden met de belangen van haar cliënten die zich op het standpunt kunnen stellen wel recht te hebben op de hen overgemaakte gelden en jegens wie de bank onrechtmatig zou kunnen handelen indien zij zonder voldoende aanleiding overgaat tot blokkade van hun rekeningen of – mogelijk nog ingrijpender – stornering van een overboeking.
Het voorgaande betekent dat zelfs als ABN Amro druk op ING had uitgeoefend, hetgeen zij naar het oordeel van de rechtbank niet hoefde, dit niet tot een andere uitkomst had geleid omdat er onvoldoende aanwijzingen waren op grond waarvan ING actie had kunnen ondernemen om de gelden zeker te stellen. Ook de verwijten ter zake aan de zijde van ING gaan dus niet op.
4.8.
Het verwijt dat ABN Amro te lang heeft gewacht met het doorgeven van de persoonsgegevens waardoor – zo begrijpt de rechtbank [eiser] – [eiser] niet eerder zelf actie kon ondernemen jegens [naam 1] ., kan [eiser] evenmin baten. Ook indien de aan [naam 1] . gegunde termijn tot 26 maart 2014 onredelijk lang zou zijn geweest, blijkt uit het door [eiser] op 14 maart 2014 ten laste van [naam 1] . onder ING gelegde beslag dat hij voor 14 maart 2014 al over die gegevens beschikte. Meer van belang is echter dat het geld van [eiser] ten tijde van zijn ontdekking op 1 maart 2014 al van de rekening van [naam 1] . was overgemaakt naar de rekening van zijn zoon. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien welk voordeel [eiser] gehad zou hebben indien hij de gegevens van [naam 1] . direct op 1 maart 2014 zou hebben ontvangen. Het is immers niet het tijdsverloop na 1 maart 2014 maar het verstrijken van de drie weken voordat de verkeerde overboekingen werden ontdekt die de verhaalspositie van [eiser] ten opzichte van [naam 1] . hebben verslechterd en dat is niet aan ABN Amro of ING te verwijten maar aan [eiser] zelf.
4.9.
De slotsom is dat de vorderingen zullen worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten aan de zijde van ABN Amro en ING, tot op heden ten aanzine van zowel ING als ABN Amro begroot op € 1.924 voor vastrecht en € 2.842 (2 punten x tarief € 1.421) voor salaris advocaat.
Daarnaast zal [eiser] worden veroordeeld in de nakosten, op de wijze als hierna vermeld. De door ABN Amro gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van ABN Amro, tot op heden begroot op € 4.766,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van ING, tot op heden begroot op € 4.766,00,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Visser en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: EMH