ECLI:NL:RBAMS:2018:1548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
6340826 CV EXPL 17-22104
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na winkeldiefstal afgewezen wegens onvoldoende schadeberekening en teruggegeven goederen

In deze zaak vorderde de Stichting OverlastDonatie Amsterdam (SODA) een schadevergoeding van € 181,- van een vrouw die in september 2016 goederen had gestolen bij een Albert Heijn. De vrouw had de gestolen goederen teruggegeven en SODA stelde dat Albert Heijn hierdoor schade had geleden. De kantonrechter oordeelde dat SODA onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde schade. De schadeberekening was gebaseerd op een standaardbedrag dat niet overeenkwam met de feitelijke situatie, aangezien de handelingen die SODA had opgevoerd niet allemaal hadden plaatsgevonden en de tijdsinvestering veel korter was geweest dan de twee uur die SODA als uitgangspunt had genomen. Bovendien had Albert Heijn in het aangifteformulier aangegeven dat er na teruggave van de goederen geen schade was geleden. De kantonrechter wees de vordering van SODA af en veroordeelde SODA in de proceskosten, die op nihil werden begroot omdat de gedaagde in persoon procedeerde. Het vonnis werd uitgesproken op 22 maart 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6340826 CV EXPL 17-22104
vonnis van: 22 maart 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting OverlastDonatie Amsterdam (SODA)

gevestigd te Amersfoort
eiseres
nader te noemen: SODA
gemachtigde: J.J. Sikkema
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 14 september 2017 met producties;
- antwoord;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 16 januari 2018. Voor SODA zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] werkzaam bij deurwaarderskantoor [naam deurwaarderskantoor] . [gedaagde] is niet verschenen. Ter zitting heeft Soda nog producties overhandigd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
SODA is volgens het register van de Kamer van Koophandel opgericht in 2006 en heeft ten doel om ondernemers te begeleiden bij het beperken van de schade ten gevolge van criminaliteit in het bedrijf. SODA staat onder toezicht van de landelijke Stichting Directe Aansprakelijkstelling Aan Daders (DAAD).
1.2.
In de Raad van Toezicht van stichting DAAD functioneren als toezichthouder Politie, VNO-NCW/MKB Nederland en het Verbond van Verzekeraars. De Staat, in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, verleent ambtelijke ondersteuning.
1.3.
SODA heeft een standaard minimum schadebedrag voor winkeldiefstal als volgt vastgesteld:
Handeling Tijd in min Uurtarief Totaal
A. Observeren, aanspreken en aanhouden verdachte 15 € 82,72 € 20,68
B. Ophouden van de verdachte en alarmeren van de politie 30 € 82,72 € 41,36
C. Assisteren bij het ophouden door een winkelmedewerker 30 € 53,81 € 41,36
D. Overdragen van de verdachte aan de politie 15 € 82,72 € 26,59
E. Diverse communicatie en administratie
(het doen van aangifte, terugzoeken van videobeelden,
afboeken van gestolen of defecte artikelen, administreren
van de ontvangst, archivering, beantwoorden vragen politie) 30 € 82,72 € 20,68
Subtotaal 150,67
BTW 21% 31,64
Subtotaal 182,31
Afgerond tarief 181,-
Voor de handelingen onder A, B, D en E is het tarief van een assistent- bedrijfsleider gehanteerd en voor de handeling onder C het tarief van een winkelmedewerker.
1.4.
Tussen Albert Heijn B.V. en SODA is een “overeenkomst van lastgeving (cessie ter incasso)” tot stand gekomen, waarin onder meer is vermeld:
Albert Heijn B.V. geeft voor haar winkelvestigingen zoals aangegeven in bijgaande lijst, aan (…) SODA de last (opdracht) de vordering als gevolg van de regeling Directe Aansprakelijkstelling Winkeliers in het belang van de benadeelde geheel naar eigen inzicht van SODA bij de schuldenaar te incasseren, waarbij SODA in eigen naam namens de benadeelde rechtshandelingen zal mogen verrichten, alsmede de daarmee samenhangende rechten zal mogen effectueren (…).
1.5.
Uit een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal en de verklaring van beveiligingsbeambte [naam beveiligingsbeambte] blijkt het volgende: Op 25 september 2016 vanaf 14:43 uur heeft een beveiligingsbeambte bij het Albert Heijn filiaal gelegen aan het [adres] [gedaagde] gadegeslagen en gezien dat zij producten in haar rugtas stopte die zij niet ter betaling aanbood bij de kassa. Nadat zij wegliep uit de winkel zijn de tassen van [gedaagde] gecontroleerd en bleek dat zij 16 producten niet had afgerekend. Om 15:00 uur is zij aangehouden voor winkeldiefstal. Om 15:15 uur heeft de politie [gedaagde] overgenomen en heeft de assistent supermarktmanager tegen [gedaagde] aangifte gedaan van diefstal. De goederen zijn met toestemming teruggenomen. Het aangifteformulier vermeldt: “
Na teruggave van de goederen is er geen schade.”
1.6.
SODA heeft [gedaagde] per brief van 27 september 2016 aansprakelijk gesteld voor de schade van Albert Heijn en haar verzocht € 181,- te betalen aan Soda. Op 17 oktober 2016 en 27 maart 2017 is een herinnering verstuurd.

Vordering en verweer

2. SODA vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling aan haar van € 181,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2016 en met € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten alsmede met de proceskosten.
3. SODA stelt daartoe dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Albert Heijn door winkeldiefstal te plegen en dat Albert Heijn daardoor minimaal een standaardbedrag van € 181,00 aan schade heeft geleden. SODA heeft de berekening van de indirecte schade laten toetsen door HL Audit B.V. te Nijkerk. In het door HL Audit opgemaakte rapport is het bedrag van € 181,- als proportioneel en juridisch houdbaar gekwalificeerd. Als lasthebber van Albert Heijn B.V. is SODA bevoegd deze schade te vorderen, alsmede de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, aldus SODA.
4. [gedaagde] ontkent niet dat zij uit een filiaal van Albert Heijn goederen heeft gestolen. Zij geeft toe dat ze die feiten niet had moeten plegen, maar zij was indertijd even de weg kwijt. Zij lijdt aan een meervoudige PTSS stoornis en heeft last van paniekaanvallen, reden waarom ze niet ter zitting kan verschijnen. [gedaagde] bestrijdt dat de winkel zoveel tijd kwijt is geweest met het afronden van de winkeldiefstal. Ze heeft meteen meegewerkt en de spullen teruggegeven. Ook heeft zij ter plekke aangeboden eventuele schade meteen te voldoen. Daar is Albert Heijn niet op ingegaan.
5. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.

Beoordeling

6. Soda treedt op grond van lastgeving (“cessie ter incasso”) in deze procedure op voor Albert Heijn B.V. als benadeelde. Beoordeeld moet worden of de onrechtmatige daad van [gedaagde] , die door haar niet wordt betwist, bij Albert Heijn B.V. heeft geleid tot schade ter grootte van het gevorderde bedrag.
7. Tot uitgangspunt wordt genomen dat de door [gedaagde] gepleegde winkeldiefstal oponthoud en overlast heeft veroorzaakt en dat dit in beginsel tot schade voor Albert Heijn B.V. leidt.
8. SODA heeft een forfaitair bedrag aan schade gevorderd, dat zij heeft vastgesteld aan de hand van een abstracte schadeberekening. Daarbij heeft zij handelingen benoemd die gemiddeld genomen in geval van een winkeldiefstal (minimaal) moeten worden verricht, met de daarvoor benodigde tijd in minuten en verschillende uurtarieven. Zij noemt als wettelijke grondslag voor de gevorderde schadevergoeding artikel 6:96 lid 1 BW.
9. Aan de hand van het overgelegde aangifteformulier kan worden vastgesteld dat de handelingen die bij de berekening van de schade in aanmerking zijn genomen, in dit specifieke geval lang niet allemaal hebben plaatsgevonden. De handelingen hebben in totaal niet de twee uur geduurd, die door SODA als standaard zijn aangehouden. Het begin van de observatie tot en met de overdracht aan de politie heeft in dit geval slechts ongeveer een half uur geduurd. Deze tijdsinvestering komt niet overeen met die op grond waarvan het gevorderde bedrag van € 181,- aan schade tot stand is gekomen. De vertegenwoordigers van het deurwaarderskantoor ter zitting konden de gehanteerde uitgangspunten en de daarop gebaseerde schadeberekening niet verder toelichten. Het door HL Audit opgemaakte rapport konden zij niet overleggen, omdat dit een vertrouwelijk rapport is, zo hebben zij verklaard. SODA heeft daarmee onvoldoende aanknopingspunten gegeven om tot een reële schatting van de geleden schade te komen.
10. Overigens wordt in aanmerking genomen dat - zoals onbetwist door [gedaagde] is aangevoerd - de gestolen goederen zijn teruggegeven en dat Albert Heijn B.V. op het (standaard)formulier van aangifte heeft ingevuld dat er na teruggave van de goederen geen schade is geleden.
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het gevorderde wordt afgewezen.
12. SODA wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Nu [gedaagde] in persoon procedeert, worden deze kosten begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt SODA in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.