ECLI:NL:RBAMS:2018:1525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
13/698685-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel met een babbeltruc

Op 16 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen medeplegen van oplichting in vereniging en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte heeft samen met medeverdachten ouderen opgelicht door zich voor te doen als pakketbezorger en hen te verzoeken een klein bedrag te pinnen voor de ontvangst van bloemen of pakketten. Tijdens het pinnen werd de pincode opgeslagen en de bankpas van het slachtoffer verwisseld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de organisator was van deze criminele activiteiten en dat hij een leidende rol speelde in het geheel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die financiële schade hebben geleden door de oplichtingen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten en de strafmaat gemotiveerd, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie van de oplichtingen zijn meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/698685-17
Datum uitspraak: 16 maart 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] ,
thans verblijvende in [detentieplaats] .

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. Heus, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A. Neslo, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/698686-17) en [medeverdachte 2] (13/698654-17).

2. Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. Oplichting in vereniging van [benadeelde 1] op 24 juli 2017 in Aalsmeer, door zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloemenbezorger waarbij voor ontvangst van een pakket en/of een bloemstuk en/of een bos bloemen een bedrag van twee euro moest worden gepind waarbij die [benadeelde 1] werd bewogen tot de afgifte van haar bankpas en/of haar pincode en/of een geldbedrag. Subsidiair is de poging hiertoe ten laste gelegd;
2. Oplichting in vereniging van elf personen in de periode 6 juni 2017 tot en met 24 juli 2017 in Amsterdam en/of Uithoorn en/of Nieuw-Vennep en/of Almere en/of Hoofddorp en/of Haarlem, door zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloembezorger waarbij voor ontvangst van een pakket en/of een bloemstuk en/of een bos bloemen een bedrag van twee euro moest worden gepind en er een bankpas op naam van een ander persoon werd teruggegeven waarbij de aangevers werden bewogen tot afgifte van hun bankpas en/of pincode en/of een geldbedrag;
3. Diefstal in vereniging van geldbedragen toebehorende aan elf personen, door middel van een valse sleutel, in de periode van 6 juni 2017 tot en met 24 juli 2017 in Amsterdam en/of Uithoorn en/of Nieuw-Vennep en/of Almere en/of Hoofddorp en/of Haarlem.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis gevoegd.

3. Inleiding

De rechtbank leidt uit het dossier en hetgeen op de zitting van 2 maart 2018 is behandeld het volgende af.
Op 1 augustus 2017 is door het Openbaar Ministerie het opsporingsonderzoek ‘13ARIA’ gestart. Dit onderzoek is gericht op een dadergroep die zich zou bezighouden met een serie oplichtingen dan wel diefstallen middels een babbeltruc. De modus operandi is als volgt. De slachtoffers – veelal op hoge leeftijd – worden bezocht door een persoon die is gekleed in kleding van Post NL / TNT. Hen wordt een bos bloemen, een boeket bloemen of een bloemstukje aangeboden waarvoor zij een bedrag van twee euro moeten betalen. Dit bedrag kan alleen worden gepind. Tijdens het pinnen wordt de pincode opgeslagen in het ‘pinapparaat’ en nadat de betaling is voldaan, wordt de bankpas van het slachtoffer omgewisseld voor een andere soortgelijke pinpas. De persoon beschikt daardoor over zowel de pinpas als de pincode van het slachtoffer. Zeer korte tijd later wordt geld opgenomen van de rekening van het slachtoffer.

4. Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is voor alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft zich daarbij op het volgende gebaseerd.
Op 24 juli 2017 wordt medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) op heterdaad aangehouden in Aalsmeer. Ze draagt een T-shirt van Post NL en heeft een ‘pinapparaat’ en een bankpas van een van de slachtoffers bij zich. Ze bekent en verklaart onder meer dat “ [bijnaam verdachte] ” en “ [persoon 1] ” ook zijn betrokken. “ [bijnaam verdachte] ” geeft de opdrachten, levert de kleding van Post NL en het ‘pinapparaat’, geld voor een bloemstuk, stickers met de naam en het adres van een persoon en bankpassen om terug te geven. Bovendien haalt hij haar op en brengt hij haar naar de adressen. Ze gaan meerdere adressen per dag af. Na een adres gaat ze terug in de auto en krijgt dan een volgend adres en een nieuwe pinpas. Ze geeft het ‘pinapparaat’ aan “ [bijnaam verdachte] ” zodat hij de pincode eruit kan halen. “ [persoon 1] ” is volgens [medeverdachte 2] vermoedelijk de pinner.
Dat “ [bijnaam verdachte] ” de bijnaam van verdachte is, blijkt onder meer uit het feit dat de zilveren Seat waarin “ [bijnaam verdachte] ” rijdt van de vriendin van verdachte is, uit observaties en een tap op het telefoonnummer van “ [bijnaam verdachte] ” en uit de herkenning door [medeverdachte 2] .
Tevens peilen allebei de telefoons van verdachte in alle twaalf zaken uit op de plaats delict. Hij is overal bij, ook al is hij niet de pinner of degene die aanbelt. Dit past bij de rol die hij volgens [medeverdachte 2] heeft, namelijk die van organisator, de man op de achtergrond die de informatie en spullen levert en die anderen rondrijdt. Dit wordt ook bevestigd doordat bij verdachte thuis TNT-kleding en een mobiel pinapparaat zijn aangetroffen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van alle ten gelegde feiten verzocht. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Er valt te betwijfelen of de afgelegde verklaringen van [medeverdachte 2] betrouwbaar zijn. Er zijn vele tegenstrijdigheden te vinden in haar verklaringen, haar handelingen komen niet overeen met de kleine rol die zij zichzelf toedicht en zij verklaart op meerdere punten kennelijk leugenachtig. Dit maakt dat haar verklaringen niet betrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebezigd als bewijs voor enige betrokkenheid van verdachte bij de aan hem ten laste gelegde feiten, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw is tevens van mening dat de fotoconfrontatie (waarbij [medeverdachte 2] verdachte herkent als “ [bijnaam verdachte] ”) zoals deze is uitgevoerd niet voldoet aan de eisen van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. De herkenning kan dan ook niet worden gebruikt voor de bewijslevering en dient hiervan te worden uitgesloten.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat met het gegeven dat het telefoonnummer van verdachte heeft aangestraald in de omgeving van de woning van de slachtoffers niet kan worden gesteld dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die bij de strafbare feiten was betrokken. Verdachte had namelijk een huisgenoot aan wie hij zijn simkaart uitleende. De huisgenoot heeft de simkaart vaker gebruikt waardoor verdachte niet kan uitsluiten dat deze huisgenoot ook bij de strafbare feiten is betrokken.
In dat kader zijn de door de raadsvrouw overlegde persberichten volgens haar opvallend omdat precies dezelfde modus operandi wordt beschreven als in onderhavige zaken. Deze gevallen dateren van na de aanhouding van verdachte, waardoor de overtuiging bestaat dat de mensen aan wie deze zaken kunnen worden toegerekend nog steeds actief zijn, waaronder wellicht de huisgenoot van verdachte. Overigens wordt bij geen van de aangiftes een signalement opgegeven van een persoon die overeenkomt met het signalement van verdachte. Ook is bij geen van deze zaken verdachte herkend als pinner.
Tot slot zijn bij de doorzoeking van de vriendin van verdachte een TNT-jas en een mobiel pinapparaat gevonden. Het is waarschijnlijk dat de TNT-jas toebehoort aan de broer van zijn vriendin, omdat hij bij TNT heeft gewerkt. Het mobiel pinapparaat is aangeschaft vanwege de overname van een café, aldus de raadsvrouw.
4.3
Nadere overwegingen ten aanzien van de aangedragen verweren
De rechtbank oordeelt als volgt over de door de raadsvrouw van verdachte aangedragen verweren.
Verklaringen [medeverdachte 2]De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 2] onbetrouwbaar zouden zijn en daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank verwerpt dit verweer en zal uitleggen waarom.
[medeverdachte 2] is meerdere malen door de politie verhoord. In deze verhoren heeft zij belastend over “ [bijnaam verdachte] ” verklaard, namelijk dat “ [bijnaam verdachte] ” de leider was, dat zij de spullen en de namen en adressen van de beoogde slachtoffers van hem kreeg, dat “ [bijnaam verdachte] ” hen rondreed in zijn zilveren Seat (kenteken [nummer 1] ), dat zij zich via haar werktelefoon moest melden bij “ [bijnaam verdachte] ”, dat zij dan terug moest naar de auto waar zij het pinapparaat en de pasjes moest inleveren, dat zij een afspraak had dat zij 10% van de winst zou krijgen en dat zij het geld van hem kreeg. Zij werkte samen met nog een andere jongen, “ [persoon 1] ”, die vermoedelijk het geld pinde.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 2] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Haar verklaringen zijn op de hoofdlijnen consistent, met uitzondering van enkele details. Zij heeft vanaf haar aanhouding openheid van zaken gegeven en belast daarmee ook zichzelf, wat zij niet had hoeven doen. Bovendien worden delen van haar verklaringen ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en de bewijsmiddelen in het dossier.
FotoconfrontatieDe raadsvrouw van verdachte heeft eveneens aangevoerd dat de fotoconfrontatie onbetrouwbaar is en niet als overtuigend bewijs kan worden aangemerkt, nu deze niet volgens de eisen van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek heeft plaatsgevonden.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer van de raadsvrouw. In het verhoor op 25 juli 2017 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de persoon op de foto die aan haar wordt getoond “ [bijnaam verdachte] ” is. In het verhoor op 26 juli 2017 trekt zij die herkenning in en herkent zij “ [bijnaam verdachte] ” op de foto van verdachte die haar dan wordt getoond.
De rechtbank merkt nog op dat de confrontatie zoals die is uitgevoerd bij [medeverdachte 2] een enkelvoudige confrontatie door middel van een foto betreft. Juist deze vorm van confrontatie kan betrouwbaar worden geacht indien deze wordt gebruikt ter identificatie van een verdachte die men al kende (bijvoorbeeld uit de buurt of onder een bijnaam), zoals bij [medeverdachte 2] het geval was.
TelecomgegevensDe raadsvrouw van verdachte heeft een alternatieve verklaring aangedragen voor het feit dat het telefoonnummer van verdachte heeft aangestraald in de omgeving van de adressen van de slachtoffers. De huisgenoot van verdachte, van wie de verdediging geen personalia heeft genoemd, zou namelijk regelmatig de simkaart van verdachte hebben gebruikt. Verdachte kan daarom niet uitsluiten dat die huisgenoot betrokken is bij de strafbare feiten, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank acht dit een ongeloofwaardige verklaring voor het aanstralen van het telefoonnummer van verdachte in de omgeving van de adressen van de slachtoffers. Het dossier bevat hiervoor in het geheel geen aanknopingspunten en verdachte heeft niets willen verklaren om deze verklaring aannemelijk te maken. De door de raadsvrouw aangedragen verklaring is daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet gemaakt en onvoldoende onderbouwd.
TNT-jasDe raadsvrouw van verdachte heeft naar voren gebracht dat het waarschijnlijk is dat de aangetroffen TNT-jas van de broer van de vriendin van verdachte is, omdat hij bij TNT heeft gewerkt en vaak bij de vriendin van verdachte vertoefde (waar de jas is aangetroffen).
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de TNT-jas in de woning van de vriendin van verdachte is aangetroffen en dat verdachte toegang tot deze woning had, waardoor hij de beschikking had over de jas. Hoe deze jas in de woning terecht is gekomen en aan wie de jas toebehoorde, is daarom irrelevant.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie ten laste gelegde feiten ten aanzien van alle zaaksdossiers.
De rechtbank ziet in de combinatie verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een groep die in korte tijd een aantal slachtoffers heeft gemaakt door middel van oplichting via een babbeltruc en vervolgens geld van de rekeningen van de slachtoffers heeft gepind. De rolverdeling was als volgt: verdachte was de leider dan wel de organisator, [medeverdachte 2] heeft een aantal keren (4) de slachtoffers opgelicht door zich te kleden als medewerker van Post NL, de slachtoffers een bedrag van twee euro te laten ‘pinnen’ voor een bloemstuk of een bos bloemen en ondertussen de bankpas te verwisselen en [medeverdachte 1] was in een aantal gevallen (8) de pinner.
De aan de rechtbank voorgelegde zaaksdossiers kennen dezelfde modus operandi. De slachtoffers zijn op hoge leeftijd en hebben allen verklaard dat een man of vrouw aanbelde die zich voordeed als bezorger van een bloemstuk, een bos bloemen of een pakket. Er moest een bedrag van twee euro worden gepind voor ontvangst daarvan. Tijdens het zogenaamde pinnen werd de pincode van de slachtoffers in het apparaat opgeslagen, werden de pinpassen verwisseld en kregen de slachtoffers – naar later bleek – een andere pinpas terug. Korte tijd later werd geld van de rekeningen van de slachtoffers gepind. Uit onderzoek is tevens gebleken dat de pinpassen van de slachtoffers werden doorgegeven. Zo werd de pinpas van slachtoffer 4 teruggegeven aan slachtoffer 2, kreeg slachtoffer 4 zelf de pinpas van slachtoffer 8 en kreegt slachtoffer 8 de pinpas van slachtoffer 7. Slachtoffer 3 kreeg de pinpas van slachtoffer 5 en slachtoffer 12 kreeg de pinpas van slachtoffer 6. De overige slachtoffers kregen ook pinpassen van andere personen. De zaaksdossiers zijn op deze manier aan elkaar ‘gelinkt’.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Het plan werd besproken in de auto van verdachte waar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook aanwezig waren. Verdachte verzorgde de kleding voor [medeverdachte 2] en het pinapparaat. [medeverdachte 2] ging vervolgens op pad en kwam daarna met de pinpas en pincode terug naar de auto. De verkregen goederen werden ingeleverd en [medeverdachte 1] ging naar de pinautomaat. Het gepinde geld werd ingeleverd bij verdachte en verdeeld. Hierover waren onderling afspraken gemaakt.
De bijdragen van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren allen van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen. Zonder verdachte was er geen plan, geen pinapparaat, geen namen en adressen van beoogde slachtoffers en geen kleding van Post NL. Zonder [medeverdachte 2] waren de pinpassen en pincodes niet aanwezig die nodig waren om het geld van de rekeningen van de slachtoffers weg te nemen. Zonder [medeverdachte 1] was er geen gepind geld en dus ook geen winst.
De rechtbank neemt ten aanzien van verdachte hierbij nog het volgende in aanmerking.
Verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1][medeverdachte 2] heeft bij haar aanhouding op 24 juli 2017 en in haar latere verklaringen [bijnaam verdachte] aangewezen als leider. Hij zorgde voor de namen en adressen van de beoogde slachtoffers, hij reed [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] rond in de zilveren Seat en hij incasseerde en verdeelde het geld. Zelf heeft zij ten aanzien van een aantal zaaksdossiers bekend dat zij de rol had van (zogenaamde Post NL) bezorger en dat zij, terwijl de slachtoffers geld moesten pinnen voor het aan hen aangeboden bloemstuk (of bos bloemen of pakketje), de pinpassen van de slachtoffers verwisselde.
De politie heeft onderzoek gedaan naar wie “ [bijnaam verdachte] ” is. Via de politiesystemen is gezocht op de zilveren Seat met het door [medeverdachte 2] genoemd kenteken [nummer 1] . Hieruit kwam één voertuig op naam van de vriendin van verdachte [persoon 2] . Dit voertuig bleek ook te worden gebruikt door verdachte. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] in een van haar verhoren verdachte herkend als “ [bijnaam verdachte] ” en heeft zij de herkenning op de zitting bevestigd. De conclusie volgt daarom dat “ [bijnaam verdachte] ” de bijnaam van verdachte is.
TelecomUit CIOT-informatie blijkt dat het telefoonnummer [nummer 2] op naam van verdachte staat.
[medeverdachte 2] heeft onder meer verklaard dat zij een werktelefoon (Alcatel 1054) van “ [bijnaam verdachte] ” heeft gekregen waarin een nummer met ‘ [nummer 3] ’ staat. Dat is het nummer van “ [bijnaam verdachte] ”. Uit onderzoek aan de telefoon blijkt dat er zestien nummers in de telefoon geprogrammeerd staan. Vijftien nummer zijn kennelijk voorgeprogrammeerd (voicemail, klantenservice et cetera). Er stond één contact opgeslagen, te weten [nummer 4] ). In combinatie met de informatie van [medeverdachte 2] volgt de conclusie dat het telefoonnummer [nummer 4] in gebruik is bij verdachte.
Beide telefoons stralen in alle twaalf de zaaksdossiers cell-id’s aan in de omgeving van de plaats delict.
Aangetroffen voorwerpenDe woning van [persoon 2] , de vriendin van verdachte, op het adres [adres 2] is op 4 september 2017 doorzocht. Hierbij zijn onder meer twee TNT-jassen, een TNT-trui en een mobiel pinapparaat aangetroffen en in beslag genomen. De aangetroffen voorwerpen bevestigen de rol die verdachte voornamelijk door [medeverdachte 2] wordt toegedicht, namelijk de organisator dan wel degene die de spullen verzorgde.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht – kort gezegd – bewezen dat verdachte:
1. op 24 juli 2017 in Aalsmeer met een ander [benadeelde 1] heeft opgelicht door bij de woning van die [benadeelde 1] aan te bellen, zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloemenbezorger en die [benadeelde 1] ter plaatse te verzoeken om een bedrag van twee euro te pinnen voor ontvangst van een bos bloemen, waarbij die [benadeelde 1] is bewogen tot afgifte van haar bankpas en pincode;
2. in de periode 6 juni 2017 tot en met 24 juli 2017 in Amsterdam en Uithoorn en Nieuw-Vennep en Almere en Hoofddorp en Haarlem met anderen elf personen heeft opgelicht door naar de woning van die personen te gaan en zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloembezorger, voornoemde personen te verzoeken om een bedrag van twee euro te pinnen voor ontvangst van een pakket en/of bloemstuk en/of bos bloemen en vervolgens een bankpas op naam van een ander persoon terug te geven, waarbij die personen zijn bewogen tot afgifte van zijn/haar bankpas en pincode;
3. in de periode van 6 juni 2017 tot en met 24 juli 2017 in Nieuw-Vennep en Almere en Hoofddorp en Haarlem, in elk geval in Nederland, met anderen geldbedragen van in totaal 34.930,02 euro heeft gestolen van elf personen, aan wie die geldbedragen toebehoorden, door middel van valse sleutels, te weten bankpassen op naam van die elf personen met bijbehorende pincode.
De volledige tekst van de bewezenverklaring is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.
5. Het bewijs
De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.
6. De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.
7. Motivering van de straf
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenis voor de duur van 40 (veertig) maanden gevorderd. Zij heeft bij haar strafeis betrokken de ernst van het feiten, het aantal feiten dat zij bewijsbaar acht, de rol van verdachte als organisator, de eerdere veroordelingen van verdachte voor soortgelijke feiten en het feit dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn acties.
7.2
Het standpunt van de raadsvrouw van verdachte
Primair heeft de raadsvrouw van verdachte vrijspraak bepleit waardoor geen straf of maatregel moet volgen. Subsidiair is zij van mening dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet redelijk en passend zou zijn, omdat de medeverdachten een grote rol bij het bewezenverklaarde hebben gespeeld, zij bekennend hebben verklaard en maar korte tijd in voorarrest hebben gezeten. Zij heeft daarom verzocht de gevangenhouding van verdachte onmiddellijk op te heffen. Meer subsidiair heeft zij verzocht om geen langere straf op te leggen dan de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft gezeten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden en zal uitleggen waarom.
Ernst van de feitenVerdachte heeft zich in de periode van 6 juni 2017 tot en met 24 juli 2017 schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal met een valse sleutel. Door middel van een babbeltruc zijn van twaalf slachtoffers de pinpas en pincode afhandig gemaakt waarmee in elf gevallen korte tijd later geld van hun rekening is opgenomen. Uit de vorderingen tot schadevergoeding die zijn ingediend, blijkt dat de slachtoffers erg zijn geschrokken en het vertrouwen in hun medemens hebben verloren. Ook voelen zij zich onveiliger in hun eigen woning, omdat de oplichting bij hen aan de deur heeft plaatsgevonden. Bovendien hebben zij financiële schade geleden.
Hoewel verdachte niet zelf de babbeltruc uitvoerde of zelf met de afgenomen pinpas geld van de rekeningen van de slachtoffers opnam, had hij een groot aandeel in het geheel. Hij was de leider dan wel de organisator, hij verzorgde de benodigdheden, zoals de outfits van Post NL, het mobiele pinapparaat en de bloemstukjes, de namen en adressen van de beoogde slachtoffers en hij reed de anderen rond. De afgenomen bankpassen, pincodes en het geld moesten weer bij hem worden ingeleverd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende aannemelijk geworden dat verdachte de bedenker van het plan is geweest en dat hij slechts uit eigen financieel gewin heeft gehandeld. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
Persoonlijke omstandighedenVerdachte heeft zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen waardoor er geen aanknopingspunten zijn die in positieve zin kunnen worden meegewogen.
Strafblad van verdachteUit het strafblad van verdachte (uitdraai van 6 februari 2018) blijkt dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten en dat hij hiervoor langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen.
De strafGelet op de ernst van de feiten, het aantal feiten in een relatief korte periode en de rol die verdachte daarbij had, komt alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking. De rechtbank vindt de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden en zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 40 (veertig) maanden.
8. De benadeelde partijen
8.1
De benadeelde partij [benadeelde 2]
Op 31 januari 2018 heeft de benadeelde partij [benadeelde 2] het wensenformulier ingevuld en ingediend waaruit blijkt dat hij zijn schade wil vorderen, maar hij heeft dit verder niet onderbouwd. Het voegingsformulier is niet ontvangen.
Op grond van artikel 36f Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor toepassing hiervan kan de rechtbank eveneens de hoogte van de schade vaststellen aan de hand van het dossier.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het onduidelijk is of de schade door de bank is vergoed, zoals in vergelijkbare zaken gebruikelijk is.
De rechtbank constateert dat het niet duidelijk is of de schade door de bank is vergoed, maar overweegt tegelijkertijd dat het de benadeelde partij vrij staat om niet de bank, maar de verdachte aan te spreken voor zijn schade.
Uit het dossier volgt dat er € 2.650 (tweeduizendzeshonderdvijftig euro) van de rekening van de benadeelde partij is weggenomen. Door de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 is hem dus rechtstreeks schade toegebracht. Het komt de rechtbank dan ook niet ongegrond of onrechtmatig toe dat de geleden schade wordt vergoed, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 17 juli 2017.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregelIn het belang van [benadeelde 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
HoofdelijkHet te vergoeden bedrag van € 2.650 (tweeduizendzeshonderdvijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte en [medeverdachte 1] opgelegd, omdat zij als medeplegers de oplichting hebben begaan en het geld van de rekening hebben weggenomen.
8.2
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft € 360 (driehonderdzestig euro) aan materiële schadevergoeding gevorderd. Dit bedrag ziet op via de apotheek besteld maandverband voor haar dochter. Daarnaast heeft zij mondeling aan de officier van justitie laten weten dat zij het geld dat van haar rekening is weggenomen, vergoed wil zien.
Ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor het maandverband voor de dochter van de benadeelde partij, te weten een bedrag van € 360 (driehonderdzestig euro), oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 is toegebracht. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dit deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan desgewenst dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor wat betreft het overige deel, te weten een bedrag van € 560 (vijfhonderdzestig euro) dat ziet op het weggenomen geld van de rekening van de benadeelde partij, geldt ook hier dat de rechtbank op grond van artikel 36f Wetboek van Strafrecht ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen. Voor toepassing hiervan kan de rechtbank eveneens de hoogte van de schade vaststellen aan de hand van het dossier.
Ook bij deze vordering is het niet duidelijk of de schade al door de bank is vergoed, maar de rechtbank overweegt dat het de benadeelde partij vrij staat om niet de bank, maar de verdachte aan te spreken voor zijn schade.
Uit het dossier volgt dat er € 560 (vijfhonderdzestig euro) van de rekening van de benadeelde partij is weggenomen. Door de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 is haar dus rechtstreeks schade toegebracht. Het komt de rechtbank dan ook niet ongegrond of onrechtmatig toe dat de geleden schade wordt vergoed, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 14 juli 2017.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregelIn het belang van [benadeelde 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
HoofdelijkHet te vergoeden bedrag van € 560 (vijfhonderdzestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgelegd, omdat zij als medeplegers de oplichting hebben begaan en het geld van de rekening hebben weggenomen.
8.3
De benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft € 1.250 (twaalfhonderdvijftig euro) aan materiële schadevergoeding en € 1.250 (twaalfhonderdvijftig euro) aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade ziet op het geld dat van haar rekening is weggenomen. Uit de vordering blijkt tevens dat een deel van de materiële schade, groot € 1.100 (elfhonderd euro), al door ING is vergoed. Dit betekent dat de totale niet-vergoede schade een bedrag van € 1.400 (veertienhonderd euro) bedraagt.
Vast staat dat de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 rechtstreeks schade is toegebracht. De gevorderde (nog niet vergoede) materiële schadevergoeding van € 150 (honderdvijftig euro) komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is voldoende onderbouwd. Deze zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 17 juli 2017.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 250 (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 17 juli 2017.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregelIn het belang van [benadeelde 4] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
HoofdelijkHet te vergoeden bedrag van € 400 (vierhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte en [medeverdachte 1] opgelegd, omdat zij als medeplegers de oplichting hebben begaan en het geld van de rekening hebben weggenomen.
8.4
De benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft € 60,83 (zestig euro drieëntachtig cent) aan materiële schadevergoeding en € 100 (honderd euro) aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade ziet op gemaakte bel- en reiskosten.
Vast staat dat de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 rechtstreeks schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is voldoende onderbouwd. Deze zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 6 juni 2017.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregelIn het belang van [benadeelde 5] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9. Het beslag
9.1
De beslaglijst
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Personenauto [nummer 1] (Seat Leon [jaartal] , kleur grijs) (goednummer: 5444635);
Geld 90 EUR (goednummer: 5445488);
4 STK Bankpas (goednummer: 5446164);
1 STK Harddisk (Western Digital) (goednummer 5444988).
Het inbeslaggenomen voorwerp met nummer 1 (de personenauto) is reeds teruggegeven aan de kentekenhouder.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft als volgt beslist.
Teruggave aan verdachteDe inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met de nummers 2 en 4 (het geld en de harddisk) worden teruggegeven aan verdachte.
Verbeurd verklarenHet in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp met nummer 3 (de bankpassen) dat aan verdachte toebehoort, moet worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien de bankpassen bij het begaan van de bewezen geachte feiten zijn gebruikt.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van oplichting
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2]toe
tot een bedrag van € 2.650 (tweeduizendzeshonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] , te betalen de som van € 2.650 (tweeduizendzeshonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een vervangende hechtenis voor de duur van 36 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3]toe
tot een bedrag van € 560 (vijfhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3] , te betalen de som van € 560 (vijfhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een vervangende hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 4]toe
tot een bedrag van € 400 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde 4] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 4] , te betalen de som van € 400 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een vervangende hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 5]toe
tot een bedrag van € 160,83 (honderdzestig euro drieëntachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 juni 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde 5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 5] , te betalen de som van € 160,83 (honderdzestig euro drieëntachtig), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 juni 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een vervangende hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Gelast
de teruggave aan verdachtevan:
  • Geld 90 EUR (goednummer: 5445488);
  • 1 STK Harddisk (Western Digital) (goednummer 5444988).

Verklaart verbeurd:

- 4 STK Bankpas (goednummer: 5446164).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.