ECLI:NL:RBAMS:2018:1522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
13/698654-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel met gebruik van een babbeltruc

Op 16 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen medeplegen van oplichting in vereniging en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte, geboren in 1997, werd op 24 juli 2017 op heterdaad aangehouden terwijl zij zich voordeed als pakketbezorger. Tijdens het onderzoek bleek dat zij samen met medeverdachten een dadergroep vormde die ouderen oplichtte door hen te laten pinnen voor een bloemstuk, waarna hun bankpas en pincode werden ontfutseld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met haar medeverdachten, een nauwe en bewuste samenwerking had en dat haar rol in de oplichtingen en diefstallen substantieel was. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf van 240 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en haar blanco strafblad, maar vond de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaarwegend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/698654-17
Datum uitspraak: 16 maart 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. Heus, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. F.N. Dijkers, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/698685-17) en [medeverdachte 2] (13/698686-17).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. Oplichting in vereniging van [persoon 1] op 24 juli 2017 in [plaats] , door zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloemenbezorger waarbij voor ontvangst van een pakket en/of een bloemstuk en/of een bos bloemen een bedrag van twee euro moest worden gepind waarbij die [persoon 1] werd bewogen tot de afgifte van haar bankpas en/of haar pincode en/of een geldbedrag;
2. Oplichting in vereniging van elf personen in de periode 6 juni 2017 tot en met 24 juli 2017 in Amsterdam en/of Uithoorn en/of Nieuw-Vennep en/of Almere en/of Hoofddorp en/of Haarlem, door zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloembezorger waarbij voor ontvangst van een pakket en/of een bloemstuk en/of een bos bloemen een bedrag van twee euro moest worden gepind en er een bankpas op naam van een ander persoon werd teruggegeven waarbij de aangevers werden bewogen tot afgifte van hun bankpas en/of pincode en/of een geldbedrag;
3. Diefstal in vereniging van geldbedragen toebehorende aan elf personen, door middel van een valse sleutel, in de periode van 6 juni 2017 tot en met 24 juli 2017 in Amsterdam en/of Uithoorn en/of Nieuw-Vennep en/of Almere en/of Hoofddorp en/of Haarlem.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis gevoegd.

3.Inleiding

De rechtbank leidt uit het dossier en hetgeen op de zitting van 2 maart 2018 is behandeld het volgende af.
Op 1 augustus 2017 is door het Openbaar Ministerie het opsporingsonderzoek ‘13ARIA’ gestart. Dit onderzoek is gericht op een dadergroep die zich zou bezighouden met een serie oplichtingen dan wel diefstallen middels een babbeltruc. De modus operandi is als volgt. De slachtoffers – veelal op hogere leeftijd – worden bezocht door een persoon die is gekleed in kleding van Post NL / TNT. Hen wordt een bos bloemen, een boeket bloemen of een bloemstukje aangeboden waarvoor zij een bedrag van twee euro moeten betalen. Dit bedrag kan enkel worden gepind. Tijdens het pinnen wordt de pincode opgeslagen in een apparaat en nadat de betaling is voldaan, wordt de bankpas van het slachtoffer omgewisseld voor een andere soortgelijke pinpas. De persoon beschikt daardoor over zowel de pinpas als de pincode van het slachtoffer. Zeer korte tijd later wordt geld opgenomen van de rekening van het slachtoffer.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is in de zaaksdossiers 1 (feit 1), 2, 3, 9 en 10 (feiten 2 en 3). Zij heeft zich daarbij op het volgende gebaseerd.
Op 24 juli 2017 wordt verdachte op heterdaad aangehouden in [plaats] . Ze draagt een T-shirt van Post NL en heeft een ‘pinapparaat’ en een bankpas van een van de slachtoffers bij zich. Ze bekent betrokkenheid bij oplichting en verklaart onder meer dat “ [bijnaam 1 medeverdachte] ” en “ [bijnaam 2 medeverdachte] ” daar ook bij zijn betrokken. “ [bijnaam 1 medeverdachte] ” geeft de opdrachten, levert de kleding van Post NL en het ‘pinapparaat’, geld voor een bloemstuk, stickers met de naam en adres van een persoon en bankpassen om terug te geven. Bovendien haalt hij haar op en brengt hij haar naar de adressen. Ze gaan meerdere adressen per dag af. Na een adres gaat ze terug in de auto en krijgt dan een volgend adres en een nieuwe pinpas. Ze geeft het ‘pinapparaat’ aan “ [bijnaam 1 medeverdachte] ” zodat hij de pincode eruit kan halen. “ [bijnaam 2 medeverdachte] ” is volgens verdachte vermoedelijk de pinner.
Verdachte heeft bekend voor het eerst te hebben meegedaan aan een babbeltruc op 14 juli 2017. Ze denkt geen buit te hebben gemaakt en weet niet meer zeker of het in Haarlem was. Op die dag hebben de oplichtingen in zaaksdossiers 9 en 10 plaatsgevonden. In die gevallen was een jonge vrouw met donker haar en een buitenlands uiterlijk degene die aanbelde en peilen beide telefoons van verdachte uit in de omgeving van de plaats delict. Dit is voldoende bewijs voor het medeplegen van oplichting in die zaaksdossiers, aldus de officier van justitie.
Op 20 juli 2017 is verdachte weer op pad geweest (zaaksdossier 2) en kan ze zich niet meer goed herinneren of ze op 19 juli 2017 (zaaksdossier 3) heeft meegedaan. In deze zaaksdossiers peilt de telefoon van verdachte uit in de omgeving van de plaats delict en klopt haar signalement met het signalement van degene die heeft aangebeld en de wisseltruc heeft uitgevoerd. Bovendien is bij verdachte een pinbon met datum 20/07/2017 om 12.53.57 uur voor twee euro aangetroffen (zaaksdossier 2).
Ten aanzien van de diefstal met valse sleutels in de zaaksdossiers 1, 2, 3, 9 en 10 kan medeplegen worden bewezen, aldus de officier. Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat ze wist dat er met de door haar ontfutselde pinpassen en pincodes geld zou worden gepind. Ze zou immers 10% krijgen. Verdachte heeft willens en wetens een essentiële bijdrage geleverd – zonder pinpas en pincode kon er immers geen geld worden opgenomen.
4.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat hij ten aanzien van feit 1 en feit 2, zaaksdossiers 2, 3, 9 en 10, geen verdere opmerkingen heeft. Voor de overige zaaksdossiers van feit 2 (zaaksdossiers 4, 5, 6, 7, 8, 11 en 12) blijkt uit de bewijsmiddelen niet van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte. Zij heeft geen uitvoeringshandeling verricht noch blijkt uit enig bewijsmiddel dat er bij haar opzet bestond op het medeplegen van die ten laste gelegde oplichtingen. Zij moet daarom worden vrijgesproken ten aanzien van die zaaksdossiers.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Haar aandeel valt maximaal te kwalificeren als medeplichtigheid en dat is verdachte niet ten laste gelegd. Haar aandeel bij de oplichtingen en het daarna afstaan van de pinpassen kan slechts worden bezien als behulpzaam zijn bij en/of vergemakkelijken van de gekwalificeerde diefstallen van het geld. Zij was immers niet aanwezig bij het pinnen en haar geringe rol blijkt uit het feit dat zij geen evenredig deel van de opbrengst kreeg. Het opzet van verdachte bestond enkel uit de anderen in de gelegenheid te stellen om het geld te kunnen stelen. Haar opzet bestond niet op de tezamen en in vereniging plegen van die diefstallen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet kan worden veroordeeld voor het medeplegen van alle diefstallen die onder feit 3 ten laste zijn gelegd, nu verdachte enkel bij vier van deze zaaksdossiers (op enige wijze) betrokken is geweest. In de overige zeven zaaksdossiers blijkt niets van enige betrokkenheid van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat verdachte zich ten aanzien van de zaaksdossiers 1, 2, 3, 9 en 10 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging door een valse sleutel.
De rechtbank ziet in de combinatie verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) een groep die in korte tijd een aantal slachtoffers heeft gemaakt door middel van oplichting via een babbeltruc en vervolgens geld van de rekeningen van de slachtoffers heeft gepind. De rolverdeling was als volgt: [medeverdachte 1] was de leider dan wel de organisator, verdachte heeft een aantal keren (4) de slachtoffers opgelicht door zich te kleden als medewerker van Post NL, de slachtoffers een bedrag van twee euro te laten ‘pinnen’ voor een bloemstuk of een bos bloemen en ondertussen de bankpas te verwisselen en [medeverdachte 2] was in een aantal gevallen (8) de pinner.
De aan de rechtbank voorgelegde zaaksdossiers kennen dezelfde modus operandi. De slachtoffers zijn op hoge leeftijd en hebben allen verklaard dat een man of vrouw aanbelde die zich voordeed als bezorger van een bloemstuk, een bos bloemen of een pakket. Er moest een bedrag van twee euro worden gepind voor ontvangst daarvan. Tijdens het zogenaamde pinnen werd de pincode van de slachtoffers in het apparaat opgeslagen, werden de pinpassen verwisseld en kregen de slachtoffers – naar later bleek – een andere pinpas terug. Korte tijd later werd geld van de rekeningen van de slachtoffers gepind. Uit onderzoek is tevens gebleken dat de pinpassen van de slachtoffers werden doorgegeven. Zo werd de pinpas van slachtoffer 4 teruggegeven aan slachtoffer 2, kreeg slachtoffer 4 zelf de pinpas van slachtoffer 8 en kreeg slachtoffer 8 de pinpas van slachtoffer 7. Slachtoffer 3 kreeg de pinpas van slachtoffer 5 en slachtoffer 12 kreeg de pinpas van slachtoffer 6. De overige slachtoffers kregen ook pinpassen van andere personen. De zaaksdossiers zijn op deze manier aan elkaar ‘gelinkt’.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Het plan werd besproken in de auto van [medeverdachte 1] waar verdachte en [medeverdachte 2] ook aanwezig waren. [medeverdachte 1] zorgde voor de kleding voor verdachte en het pinapparaat. Verdachte ging vervolgens op pad en kwam daarna met de pinpas en pincode terug naar de auto. De verkregen goederen werden ingeleverd en [medeverdachte 2] ging naar de pinautomaat. Het gepinde geld werd ingeleverd bij [medeverdachte 1] en verdeeld. Hierover waren onderling afspraken gemaakt.
De bijdragen van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren allen van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen. Zonder [medeverdachte 1] was er geen plan, geen pinapparaat, geen namen en adressen van beoogde slachtoffers en geen kleding van Post NL. Zonder verdachte waren de pinpassen en pincodes niet aanwezig die nodig waren om het geld van de rekeningen van de slachtoffers weg te nemen. Zonder [medeverdachte 2] was er geen gepind geld en dus ook geen winst.
De rechtbank neemt ten aanzien van verdachte hierbij nog het volgende in aanmerking.
Verklaring verdachteVerdachte heeft bekend op het moment dat zij op 24 juli 2017 werd aangehouden. Zij heeft verklaard dat zij de spullen (outfit van Post NL, mobiel pinapparaat, bloemstukje et cetera) van “ [bijnaam 1 medeverdachte] ” kreeg. Ze gaan meerdere adressen per dag af waarbij verdachte doet alsof ze van Post NL is. Ze zegt tegen het slachtoffer dat er nog twee euro moet worden gepind voor de bezorgkosten en ondertussen verwisselt ze de pinpas van het slachtoffer voor een pinpas die zij zelf bij zich heeft. Ze geeft vervolgens alles aan “ [bijnaam 1 medeverdachte] ” zodat hij de pincode uit het pinapparaat kan halen. “ [bijnaam 1 medeverdachte] ” haalt haar op en brengt haar naar de adressen. Ze werkt samen met “ [bijnaam 2 medeverdachte] ” die vermoedelijk de pinner is. Zelf is ze drie à vier keer meegegaan en zou ze 10% van de opbrengst krijgen. In totaal heeft ze ongeveer tussen de € 300 en € 500 verdiend.
Aangetroffen goederenBij haar aanhouding op 24 juli 2017 draagt verdachte een T-shirt van Post NL en is zij onder andere in het bezit van meerdere pinpassen, waaronder de afgenomen pinpas van [persoon 1] (feit 1). Daarnaast heeft zij een mobiel pinapparaat bij zich. Uit onderzoek blijkt dat in dit apparaat meerdere pincodes die overeenkomen met de pincodes van enkele slachtoffers zijn opgeslagen met de datum waarop deze pincodes zijn ingevoerd.
TelecomVerdachte heeft verklaard dat zij haar privé-telefoon (met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (# [telefoonnummer 1] ) moest inleveren als zij op pad ging en dat zij van [bijnaam 1 medeverdachte] een werktelefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 2] (# [telefoonnummer 2] ) kreeg. Zij moest zich, als zij klaar was, via deze werktelefoon weer melden. In de zaaksdossiers 1, 2, 3, 9 en 10 stralen beide telefoonnummers cell-id’s aan in de omgeving van de plaats delict.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht – kort gezegd – bewezen dat verdachte:
op 24 juli 2017 in [plaats] met een ander [persoon 1] heeft opgelicht door bij de woning van die [persoon 1] aan te bellen, zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloemenbezorger en die [persoon 1] ter plaatse te verzoeken om een bedrag van twee euro te pinnen voor ontvangst van een bos bloemen, waarbij die [persoon 1] is bewogen tot afgifte van haar bankpas en pincode;
in de periode 14 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 in Uithoorn en Haarlem met anderen vier personen heeft opgelicht door naar de woning van die personen te gaan en zich voor te doen als (TNT)pakketbezorger en/of bloembezorger, voornoemde personen te verzoeken om een bedrag van twee euro te pinnen voor ontvangst van een pakket en/of bloemstuk en/of bos bloemen en vervolgens een bankpas op naam van een ander persoon terug te geven, waarbij die personen zijn bewogen tot afgifte van zijn/haar bankpas en pincode;
in de periode van 14 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 in Haarlem, in elk geval in Nederland, met anderen geldbedragen van in totaal 9.060 euro heeft gestolen van vier personen, aan wie die geldbedragen toebehoorden, door middel van valse sleutels, te weten bankpassen op naam van die vier personen met bijbehorende pincode.
De volledige tekst van de bewezenverklaring is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

5.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uur gevorderd met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Zij heeft daarbij gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland worden gekoppeld.
De officier heeft bij haar strafeis betrokken de ernst van de feiten en het aantal feiten dat zij bewijsbaar acht. Ten voordele van verdachte neemt zij mee dat verdachte geen relevant strafblad heeft, zij alleen een uitvoerende rol had, verdachte heeft bekend en heeft meegewerkt met het onderzoek en dat zij spijt heeft betuigd. Ook houdt zij rekening met het reclasseringsadvies.
8.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte, haar blanco strafblad, het feit dat zij sinds haar schorsing heeft samengewerkt met de Waag en de Reclassering, dat zij weer een opleiding volgt en dat zij zich van meet af aan coöperatief heeft opgesteld. Deze omstandigheden rechtvaardigen in de ogen van de raadsman dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd langer dan de duur van het voorarrest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren. Daarnaast zal zij aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 17 november 2017.
Ernst van de feitenVerdachte heeft zich in de periode van 14 juli 2017 tot en met 24 juli 2017 schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal met een valse sleutel. Door middel van een babbeltruc zijn van twaalf slachtoffers de pinpas en pincode afhandig gemaakt waarmee korte tijd later geld van hun rekening is opgenomen. Verdachte heeft bekend dat zij in een viertal gevallen als medewerker van Post NL optrad om op die wijze de pinpas en pincode aan de slachtoffers te ontfutselen. Uit de vorderingen tot schadevergoeding die zijn ingediend, blijkt dat de slachtoffers erg zijn geschrokken en het vertrouwen in hun medemens hebben verloren. Ook voelen zij zich onveiliger in hun eigen woning, omdat de oplichting bij hen aan de deur heeft plaatsgevonden. Bovendien hebben zij financiële schade geleden.
Verdachte wist dat de slachtoffers tot een kwetsbare doelgroep behoorden. Zij zag immers door haar uitvoerende rol dat voornamelijk mensen op (zeer) hoge leeftijd de deur openden en haar verhaal geloofden. Desondanks bleef verdachte meedoen en dat alleen om wat extra geld te verdienen om op vakantie te gaan. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Persoonlijke omstandighedenVerdachte heeft op zitting verklaard dat zij bij haar oma woont en dat zij momenteel vijf dagen per week naar school gaat. Ze volgt de opleiding Manager Detailhandel. Daarnaast werkt ze twee dagen per week in een broodjesbar. Tot slot heeft verdachte een traject lopen bij de Waag waarin ze wekelijks op gesprek gaat. De gesprekken gaan onder meer over haar opvoeding, haar relatie met haar moeder en hoe het komt dat zij bepaalde beslissingen neemt. Verdachte heeft verklaard hier veel baat bij te hebben.
De reclassering heeft in haar rapport van 17 november 2017, opgesteld door E. Aasman, opgemerkt dat zij zich afvraagt of verdachte voldoende in staat is kritisch naar zichzelf en haar tekortkomingen te kijken en of zij problemen voldoende op waarde schat. Dit zal mogelijk ook in verband staan met haar leeftijd. Ze is nog niet uit-ontwikkeld, maar lijkt hierbij hulp nodig te hebben. Verdachte heeft aangegeven open te staan voor hulp bij het krijgen van inzicht in haar (delict)gedrag.
StrafbladUit het strafblad van verdachte (uitdraai van 6 februari 2018) blijkt dat zij een nagenoeg blanco strafblad heeft.
De strafGelet op de ernst van de feiten, het aantal feiten in een relatief korte periode en de rol die verdachte daarbij had, komt alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking.
De rechtbank ziet echter ook de aangedragen persoonlijke omstandigheden, het rapport van de reclassering en het feit dat verdachte vanaf haar aanhouding heeft meegewerkt en opening van zaken heeft gegeven.
De rechtbank zal daarom een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren opleggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Zij zal daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering is geadviseerd.

8.De benadeelde partijen

8.1
De benadeelde partij [persoon 2]
Op 31 januari 2018 heeft de benadeelde partij [persoon 2] het wensenformulier ingevuld en ingediend waaruit blijkt dat hij zijn schade wil vorderen, maar hij heeft dit verder niet onderbouwd. Het voegingsformulier is niet ontvangen.
Op grond van artikel 36f Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor toepassing hiervan kan de rechtbank eveneens de hoogte van de schade vaststellen aan de hand van het dossier.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat zij verdachte vrijspreekt van het deel van de tenlastelegging waarop de schade van de benadeelde partij ziet.
8.2
De benadeelde partij [persoon 3]
De benadeelde partij [persoon 3] heeft € 360 (driehonderdzestig euro) aan materiële schadevergoeding gevorderd. Dit bedrag ziet op via de apotheek besteld maandverband voor haar dochter. Daarnaast heeft zij mondeling aan de officier van justitie laten weten dat zij het geld dat van haar rekening is weggenomen, vergoed wil zien.
Ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor het maandverband voor de dochter van de benadeelde partij, te weten een bedrag van € 360 (driehonderdzestig euro), oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 is toegebracht. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dit deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan desgewenst dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor wat betreft het overige deel, te weten een bedrag van € 560 (vijfhonderdzestig euro) dat ziet op het weggenomen geld van de rekening van de benadeelde partij, geldt dat de rechtbank op grond van artikel 36f Wetboek van Strafrecht ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen. Voor toepassing hiervan kan de rechtbank eveneens de hoogte van de schade vaststellen aan de hand van het dossier.
Bij deze vordering is het niet duidelijk of de schade al door de bank is vergoed, maar de rechtbank overweegt dat het de benadeelde partij vrij staat om niet de bank, maar de verdachte aan te spreken voor zijn schade.
Uit het dossier volgt dat er € 560 (vijfhonderdzestig euro) van de rekening van de benadeelde partij is weggenomen. Door de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 is haar dus rechtstreeks schade toegebracht. Het komt de rechtbank dan ook niet ongegrond of onrechtmatig toe dat de geleden schade wordt vergoed, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 14 juli 2017.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregelIn het belang van [persoon 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
HoofdelijkHet te vergoeden bedrag van € 560 (vijfhonderdzestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgelegd, omdat zij als medeplegers de oplichting hebben begaan en het geld van de rekening hebben weggenomen.
8.3
De benadeelde partij [persoon 4]
De benadeelde partij [persoon 4] heeft € 1.250 (twaalfhonderdvijftig euro) aan materiële schadevergoeding en € 1.250 (twaalfhonderdvijftig euro) aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade ziet op het geld dat van haar rekening is weggenomen. Uit de vordering blijkt tevens dat een deel van de materiële schade, groot € 1.100 (elfhonderd euro), al door ING is vergoed. Dit betekent dat de totale niet-vergoede schade een bedrag van € 1.400 (veertienhonderd euro) bedraagt.
De rechtbank zal de vordering afwijzen, omdat zij verdachte vrijspreekt van het deel van de tenlastelegging waarop de vordering ziet.
8.4
De benadeelde partij [persoon 5]
De benadeelde partij [persoon 5] heeft € 60,83 (zestig euro drieëntachtig cent) aan materiële schadevergoeding en € 100 (honderd euro) aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade ziet op gemaakte bel- en reiskosten.
De rechtbank zal de vordering afwijzen, omdat zij verdachte vrijspreekt van het deel van de tenlastelegging waarop de vordering ziet.

9.Het beslag

9.1
De beslaglijst
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Pet (cap) (goednummer: 542537);
1 STK Trui (Post NL) (goednummer: 5424006);
1 STK Sticker (goednummer: 5424089);
1 STK Mobiel pinapparaat (goednummer: 5423855);
1 STK Shirt (TNT) (goednummer: 5423856).
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewaren voor de rechthebbendeDe inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met de nummers 1, 2 en 5 (de pet, de trui en het shirt) worden bewaard voor de rechthebbende.
Onttrekking aan het verkeerHet inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp met nummer 4 (het gemanipuleerde mobiele pinapparaat) moet onttrokken worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerd bezit van dit voorwerp in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Verbeurd verklarenHet in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp met nummer 3 (de sticker) dat aan verdachte toebehoort, moet worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp de bewezen geachte feiten zijn begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van oplichting
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis tussen 09.00 uur en 12.00 uur meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit nodig acht;
wordt verplicht zich te laten behandelen bij de Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 3]toe
tot een bedrag van € 560 (vijfhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 3] , te betalen de som van € 560 (vijfhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juli 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een vervangende hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Wijst af de vorderingen van de benadeelde partijen
[persoon 2] , [persoon 4]en
[persoon 5].
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • 1 STK Pet (cap) (goednummer: 542537);
  • 1 STK Trui (Post NL) (goednummer: 5424006);
  • 1 STK Shirt (TNT) (goednummer: 5423856).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK Mobiel pinapparaat (goednummer: 5423855).
Verklaart verbeurd:
1 STK Sticker (goednummer: 5424089).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.