ECLI:NL:RBAMS:2018:1520

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
13/706674-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met witwassen

Op 16 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/706674-15, waarin de officier van justitie op 6 februari 2018 een vordering heeft ingediend tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het witwassen van € 24.880. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1966 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, een bedrag van € 24.880 heeft verkregen door middel van het strafbare feit van witwassen. De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op dit bedrag, dat overeenkomt met het bedrag dat in de bewezenverklaring van het eerdere vonnis is genoemd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van 19 april 2017 betrokken, waarin is vastgesteld dat er in totaal € 47.590 is gestort op de bankrekeningen van de veroordeelde en medeverdachten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de familiebanden tussen de betrokkenen, het aannemelijk is dat iedereen voordeel heeft genoten van de gestorte bedragen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van het ontnomen bedrag van € 24.880 aan de Staat opgelegd, en dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. D. Spaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De oudste rechter was niet in staat om het vonnis te ondertekenen, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op de zitting van 16 maart 2018.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/706674-15 (ontneming)
Datum uitspraak: 16 maart 2018
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/706674-15, tegen:
[veroordeelde], hierna te noemen [veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1966,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1. Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering, van de op de vordering betrekking hebbende stukken en van wat door de officier van justitie, mr. A.K. Kooij, naar voren is gebracht.

2. De vordering

Onderzoek van de zaakDe vordering van de officier van justitie van 6 februari 2018 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 47.590.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft het feit waarvoor [veroordeelde] in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.
Requisitoir van de officier van justitieIn zijn requisitoir op de zitting van 2 maart 2018 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte geen wederrechtelijk verkregen voordeel meer heeft als hij de door de benadeelde partij [benadeelde] gevorderde schade heeft vergoed. De officier heeft daarom gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil wordt gesteld.

3. Grondslag van de vordering

[veroordeelde] is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2018 veroordeeld ter zake van het witwassen van € 24.880.

4. Het wederrechtelijk verkregen voordeel

Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeelDe rechtbank baseert zich bij het vaststellen van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de feiten en omstandigheden die in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 19 april 2017 zijn vermeld.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Uit het onderzoek is gebleken dat er € 22.710 door de Belastingdienst is overgemaakt op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] en € 24.880 op de bankrekening van [veroordeelde] . Dit is in totaal € 47.590. Het gestorte geld werd vrijwel direct weer opgenomen in bedragen van € 1.000. Omdat alle verdachte en de medeverdachten familie zijn, is het aannemelijk dat iedereen voordeel heeft genoten. Hoe een eventuele verdeling heeft plaatsgevonden, is niet uit het onderzoek naar voren gekomen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeelNaar het oordeel van de rechtbank heeft [veroordeelde] door middel van voornoemd strafbaar feit voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 24.880, overeenkomstig het in de bewezenverklaring genoemd geldbedrag in het vonnis van 16 maart 2018 ten aanzien van voornoemd strafbaar feit.

5. De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op
€ 24.880.

6. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 24.880.
Legt op aan
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van € 24.880 (vierentwintigduizendachthonderdtachtig euro) aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.