Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat binnen de voor eiser geldende terugkijktermijn van vijf jaar in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens zijn geregistreerd:
1. eiser is op [datum 1] 2014 onherroepelijk veroordeeld wegens diefstal in vereniging met braak (artikel 310 in samenhang met artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht (WvSr)) tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde zich te gedragen naar de aanwijzingen van de hulpverlenende instantie. Deze proeftijd is op 24 maart 2016 geëindigd. De tenuitvoerlegging van hetgeen bij veroordeling van 4 september 2013 voorwaardelijk is opgelegd is gelast;
2. eiser is op [datum 2] 2013 onherroepelijk veroordeeld wegens diefstal in vereniging (artikel 310 in samenhang met artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4°, van het WvSr) tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie met een proeftijd van twaalf maanden;
3. eiser is op [datum 3] 2012 onherroepelijk veroordeeld wegens mishandeling (artikel 300, eerste lid, van het WvSr) en heling (artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a, van het WvSr) tot een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Daarnaast is aan eiser een maatregel van schadevergoeding van € 175,- opgelegd, subsidiair 3 dagen jeugddetentie.
Op grond van de in het JDS aangetroffen justitiële gegevens heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat die, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd (het objectieve criterium). Hoewel verweerder het belang van eiser bij afgifte van de VOG erkent en bij de belangenafweging rekening heeft gehouden met eisers jeugdige leeftijd, heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving zwaarder weegt dan het belang van eiser bij afgifte van de VOG (het subjectieve criterium). Daarvoor is eiser te recent met justitie in aanraking gekomen vanwege strafbare feiten die niet te verenigen zijn met het doel van de aanvraag. Omdat eiser meermalen met justitie in aanraking is gekomen, waarbij sprake is van recidive ten aanzien van vermogensdelicten, en mede gelet op het korte tijdsverloop, acht verweerder de kans aanwezig dat eiser opnieuw met justitie in aanraking komt. Het gegeven dat twee zaken licht zijn afgedaan, legt daarom voor verweerder onvoldoende gewicht in de schaal om anders te oordelen.