Beoordeling
5. Tussen partijen is allereerst in discussie of [B.V.] al dan niet een non-conform bed heeft geleverd. Artikel 7:17 BW bepaalt dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt onder meer dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. [eiseres] stelt dat het bed niet voldoet aan de conformiteitseis, want (a) een goed bed gaat ongeveer 25 jaar mee, (b) het bed is niet geschikt voor normaal gebruik, want de natuurlijke materialen, en dan met name het paardenhaar, trekken motten aan, (c) [B.V.] heeft verzwegen dat larven zich graag nestelen in bedden gemaakt van natuurlijke materialen, in het bijzonder paardenhaar en (d) [B.V.] heeft zich op diverse manieren gepresenteerd als een exclusieve producent van “hand made beds” van natuurlijke materialen van de hoogste kwaliteit en duurzaamheid. [B.V.] heeft hier tegenover aangevoerd dat de levensduur van het door [eiseres] gekochte bed inderdaad 25 jaar zou kunnen bedragen, maar dat de aanwezigheid van een kledingmot in huis niets van doen heeft met het bed. [B.V.] betwist dat motten afkomen op paardenhaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat men ongedierte (waaronder motten) uit huizen moet weren om schade aan producten waarin wol is verwerkt te voorkomen.
6. De kantonrechter overweegt het navolgende. Uitgangspunt is dat [eiseres] mocht verwachten dat zij haar bed gedurende 25 jaar zou kunnen gebruiken en dat zij bij een normaal gebruik van het bed er geen rekening mee hoefde te houden dat zich op enig moment een grote hoeveelheid larven en motten in haar bed zou bevinden. In aanvulling op haar stellingen in de dagvaarding, heeft [eiseres] ter zitting de mogelijkheid geopperd dat er reeds bij aankoop ongedierte in het bed aanwezig was. Aangezien [eiseres] het bed reeds twee jaar in haar bezit had voordat zij de motten ontdekte, komt dit de kantonrechter onwaarschijnlijk voor. [eiseres] heeft deze stelling, die door [B.V.] wordt betwist, ook verder niet onderbouwd. Aan deze mogelijkheid wordt dan ook voorbij gegaan. Veel meer in de rede ligt dat de motten op enig moment de slaapkamer van [eiseres] zijn binnen gekomen en zich op en in het bed hebben genesteld. Deze gang van zaken wordt ook ondersteund door hetgeen [B.V.] heeft aangevoerd, namelijk dat het om de kledingmot gaat, die in de woning van [eiseres] is gekomen en eitjes heeft gelegd op het bed, waaruit vervolgens larven zijn ontstaan die zich door het matras heen hebben geknaagd. [eiseres] heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat het om de kledingmot gaat, maar ter zitting heeft [B.V.] toegelicht dat zij tot deze conclusie is gekomen nadat zij het bed en de aangetroffen beestjes verder heeft onderzocht, zodat er in beginsel geen reden bestaat om hieraan te twijfelen.
7. Vervolgens is de vraag aan de orde of het bed bepaalde eigenschappen heeft, waardoor een verhoogde kans op (de innesteling van) motten bestaat. [eiseres] stelt dat dit het geval is. De natuurlijke materialen die in het bed zijn verwerkt, en dan met name het paardenhaar, trekken motjes aan. Dit heeft de ongedierteverdelger die haar woning heeft gereinigd aan haar verteld, aldus [eiseres] . [B.V.] betwist dat paardenhaar motten aantrekt, maar erkent dat motten graag eitjes leggen op zaken waarin wol is verwerkt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de standpunten van beide partijen de conclusie worden getrokken, dat de in het bed verwerkte natuurlijke materialen (de wol en/of het paardenhaar) een verhoogde kans op (de innesteling van) motjes met zich meebrengen. [B.V.] heeft ter zitting ook verklaard dat een andere klant hetzelfde is overkomen en dat haar geen gevallen bekend zijn van bedden die gemaakt zijn van niet-natuurlijke (synthetische) materialen. [B.V.] wordt niet in haar verweer gevolgd dat het een feit van algemene bekendheid is dat motten graag eitjes leggen op zaken waarin wol is verwerkt. Het had op de weg van [B.V.] als professionele verkoper van luxueuze bedden gelegen om [eiseres] op deze mogelijkheid te wijzen en haar voorts te wijzen op de mogelijkheden om dit te voorkomen. De kans op aanwezigheid van motjes in en rond het bed wordt weliswaar zeer klein geacht, maar gebleken is dat als dit gebeurt de gevolgen zeer ingrijpend kunnen zijn, omdat de larven zich in het matras kunnen innestelen en er in het matras een broedplek van motjes kan ontstaan. Dit maakt ook dat de door [B.V.] gestelde vergelijking met bijvoorbeeld gordijnen of wollen truien niet opgaat. Nu het bed na twee jaar niet geschikt meer was voor normaal gebruik omdat zich daarin larven en motten bevonden, die zich daar hebben genesteld vanwege de natuurlijke materialen van het bed, beantwoordt het bed niet aan de overeenkomst en moet het dus als non-conform worden beschouwd.
8. Vervolgens is tussen partijen in discussie of [eiseres] gerechtigd was de koopovereenkomst als gevolg van de non-conformiteit te ontbinden. [B.V.] voert aan dat dit niet het geval is, omdat zij heeft aangeboden om het bed volledig te laten reinigen en het bed vervolgens aan haar te retourneren. Als alternatief heeft [B.V.] aangeboden om het bed en het hoofdbord te retourneren en kosteloos twee nieuwe matrassen en een nieuw topmatras van niet-natuurlijke materialen te leveren.
9. Artikel 7:22 lid 1 sub a BW bepaalt, dat een koper bij een consumentenkoop de bevoegdheid heeft om de overeenkomst te ontbinden, indien het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt. Ingevolge artikel 7:22 lid 2 sub b BW is ontbinding van de koopovereenkomst enkel aan de orde als herstel of vervanging onmogelijk is of niet van de verkoper gevergd kunnen worden, dan wel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoeld in artikel 7:21 lid 3 BW. Niet in discussie is dat het mogelijk is om het bed te laten reinigen door middel van een warmtebehandeling. Gelet op de ingrijpende gebeurtenis die [eiseres] is overkomen, begrijpt de kantonrechter dat alleen reiniging van het bed voor haar geen optie is en dat zij daarom ook geen bed meer wil van natuurlijke materialen. [B.V.] is haar hierin echter tegemoet gekomen door kosteloos twee nieuwe matrassen en een topmatras van niet-natuurlijke materialen aan te bieden. Het standpunt van [eiseres] dat [B.V.] ook gehouden zou zijn om het gehele bed, dus ook de bedbodems en het hoofdbord, te vervangen, wordt niet gevolgd. [eiseres] stelt dat het gehele bed zou zijn besmet, maar dit is weersproken door [B.V.] en verder niet onderbouwd door [eiseres] , zodat dit niet voor vaststaand kan worden aangenomen. Door het terug nemen van het bed en dit te laten reinigen en door vervolgens de bovengenoemde aanbiedingen te doen, heeft [B.V.] voldaan aan haar verplichtingen zoals opgenomen in artikel 7:21 lid 3 BW. Dat [eiseres] kennelijk geen vertrouwen meer in [B.V.] heeft, zoals zij zelf stelt, maakt niet dat [B.V.] de mogelijkheid moet worden ontnomen om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen die op haar als verkoper rusten.
10. Het voorgaande brengt mee dat [eiseres] niet de bevoegdheid had de overeenkomst op grond van artikel 7:22 BW te ontbinden. De stelling van [eiseres] dat zij de overeenkomst dan op grond van artikel 6:265 BW heeft mogen ontbinden, gaat niet op, omdat daarvoor (onder meer) als vereiste geldt dat [B.V.] in verzuim verkeert. [B.V.] heeft terecht aangevoerd dat dit niet het geval is. Volgens [eiseres] verkeerde [B.V.] zonder ingebrekestelling in verzuim, omdat uit haar e-mails was af te leiden dat zij in de nakoming van de verbintenis tekort zou schieten, omdat zij niet tot kosteloze vervanging van het gehele bed wilde overgegaan. Zoals hiervoor overwogen was [B.V.] hiertoe echter niet gehouden. De primaire vordering van [eiseres] tot ontbinding van de overeenkomst (vordering sub a) zal dan ook worden afgewezen.
11. Subsidiair vordert [eiseres] [B.V.] te veroordelen tot vergoeding van schade op grond van artikel 7:24 lid 1 BW jo. artikel 6:74 BW. Nu sprake is van een toerekenbare tekortkoming, is [B.V.] gehouden de door [eiseres] geleden schade te vergoeden, aldus [eiseres] . Ook hiervoor geldt het vereiste dat sprake is moet zijn verzuim en deze vordering strandt eveneens op het hiervoor besproken verweer van [B.V.] dat zij niet in verzuim verkeerde. Deze vordering (sub b) zal dan ook worden afgewezen.
12. Meer subsidiair vordert [eiseres] de koopovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling ex artikel 6:228 BW. De overeenkomst is tot stand gekomen bij een onjuiste voorstelling van zaken, [B.V.] heeft haar mededelingsplicht geschonden en [eiseres] zou bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet hebben gesloten, aldus [eiseres] . [B.V.] betwist dat sprake is van dwaling.
13. Onder 7 is al overwogen dat kan worden vastgesteld dat het door [B.V.] geleverde bed vanwege de natuurlijke materialen een verhoogde kans op (de innesteling van) motjes geeft en dat [B.V.] als professionele verkoper [eiseres] hierover bij de aankoop had moeten informeren, met name gelet op de mogelijk ingrijpende gevolgen hiervan. Er is dan ook sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub b BW. Om een geslaagd beroep op dwaling te kunnen doen, moet vastgesteld worden of [eiseres] bij een juiste voorstelling van zaken de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten. Achteraf gezien stelt zij uiteraard dat zij de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten, maar zoals eerder overwogen wordt de kans dat er zich daadwerkelijk motjes innestelen in het bed zeer klein geacht. [B.V.] is één ander geval bekend en [eiseres] heeft één ander soortgelijk geval via internet gevonden. Wanneer [B.V.] [eiseres] bij de aankoop van het bed op dat kleine risico had gewezen en haar voorts op maatregelen had gewezen om een en ander te voorkomen, dan wordt niet aannemelijk geacht dat dit reden voor [eiseres] zou zijn geweest om af te zien van aankoop van een bed van natuurlijke materialen. Dit brengt mee dat het beroep van [eiseres] op vernietiging van koopovereenkomst wegens dwaling (vordering sub c) zal worden afgewezen.
14. De conclusie uit het voorgaande is dat [B.V.] [eiseres] weliswaar bij de aankoop van het bed beter had moeten informeren, maar dat zij na de gebeurtenis met de motten voldoende adequaat heeft opgetreden en passende oplossingen heeft aangeboden. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om in plaats van deze oplossingen een schadevergoeding aan [eiseres] toe te kennen. Naast terugbetaling van de koopsom heeft [eiseres] een vergoeding van de aanschafkosten voor het dekbed, de molton en de kussens gevorderd. Zoals eerder is overwogen, heeft de innesteling van de motjes alleen in (één van) de matrassen plaatsgevonden en is er geen aanleiding om het beddengoed (na reiniging) niet meer te gebruiken. Ook vordert [eiseres] € 510,- aan kosten schilderwerk vanwege demontage van het bed. Dat er schade is ontstaan aan een muur door demontage van het bed, is na de betwisting door [B.V.] verder niet door [eiseres] onderbouwd, zodat dit niet voor vaststaand kan worden aangenomen. Aangezien de door [eiseres] gevorderde schadeposten worden afgewezen, zullen ook de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten ter verkrijging van voldoening van deze posten worden afgewezen. Dit betekent dat de door [eiseres] onder d, e en f gevorderde bedragen zullen worden afgewezen.
15. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure van [B.V.] worden veroordeeld. De proceskosten worden begroot op € 600,- aan salaris gemachtigde.